ECLI:NL:RBALK:2011:BP1025

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343938 \ CV EXPL 10-5563
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de huurovereenkomst tussen huurder en verhuurder Westomij B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [huurder] en Westomij B.V. over de uitleg van een huurovereenkomst. De huurder, die sinds 1972 een staanplaats huurt op een recreatiepark, vorderde dat de huurovereenkomst na 31 december 2010 zou voortduren. De verhuurder, Westomij B.V., stelde dat de overeenkomst op die datum eindigde en niet kon worden verlengd. De huurder had in 2009 schriftelijk aangegeven de overeenkomst voor vijf jaar te willen verlengen, maar Westomij weigerde dit te erkennen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst, zoals vastgelegd in artikel 10.1, eindigt op 31 december 2010, maar dat deze kan worden verlengd met een periode van vijf jaar, mits de huurder tijdig, uiterlijk in september 2009, schriftelijk om verlenging verzoekt. De rechter concludeerde dat de huurder gebruik had gemaakt van deze mogelijkheid en dat de huurovereenkomst dus doorloopt tot 31 december 2015. De kantonrechter oordeelde dat Westomij de huurder gedurende deze periode als rechtmatig huurder moet behandelen.

Daarnaast heeft de kantonrechter Westomij veroordeeld in de proceskosten, die voor de huurder zijn vastgesteld op € 598,93, inclusief een bedrag voor het salaris van de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en is van belang voor de uitleg van huurovereenkomsten en de rechten van huurders.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 343938 \ CV EXPL 10-5563 WG
Uitspraakdatum: 12 januari 2011
Vonnis in de zaak van:
[naam]
wonende te [plaats]
eisende partij,
verder ook te noemen: [huurder],
[toev. [nummer]]
gemachtigde: mr. F. Baars, advocaat te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Westomij B.V.,
gevestigd te Burgerbrug, gemeente Zijpe,
gedaagde partij,
verder ook te noemen: Westomij,
gemachtigde: N.A. van der Reest te Apeldoorn.
Het procesverloop
-[huurder] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 14 september 2010.
-Westomij heeft bij antwoord verweer gevoerd.
-De kantonrechter heeft op 3 november 2010 een tussenvonnis uitgesproken.
-Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft op 3 december 2010 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
-De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1.1[huurder] huurt sinds 1972 een staanplaats volgens de schriftelijk vastgelegde huurovereenkomst gelegen op nummer [...] van het recreatiepark [naam] te [plaats]. Begin jaren negentig hebben [huurder] en de toenmalige verhuurder de huurovereenkomst schriftelijk vastgelegd. Deze huurovereenkomst, die [huurder] op 5 november 1991 heeft ondertekend, bepaalt over de duur van de huurovereenkomst, voor zover hier van belang, het volgende.
“…
Artikel 10: DUUR EN ONTBINDING
10.1Deze overeenkomst geldt voor de duur van 20 jaren en derhalve eindigend op 31 december 2010 en kan worden verlengd met een periode van 5 jaren, derhalve eindigend op 31 december 2015. In geval de opzeggingstermijn, bedoeld in artikel 10.2, 10.3, 10.4 en 10.5 is verstreken geldt de overeenkomst voor een nieuwe periode van 5 jaar.
10.2Indien de huurder geen verlenging van de overeenkomst voor een nieuwe periode van 5 jaren wenst, is de overeenkomst beëindigd indien hij/zij uiterlijk drie maanden voor afloop van de lopende periode, dus uiterlijk in september 2009, niet schriftelijk per aangetekend schrijven zegt van zijn/haar verlenging gebruik te willen maken.
10.3Verhuurder mag uitsluitend opzegging van de lopende huurovereenkomst vragen aan de heer kantonrechter, indien:
a) …
b) …
c) …
…”
1.2Het recreatiepark wordt sinds 1994 uitgebaat door Westomij. Zij is thans verhuurder van de recreatiewoning.
1.3In mei 2009 heeft [huurder] schriftelijk aan Westomij kenbaar gemaakt de huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar te willen verlengen. Bij brief d.d. 1 juli 2009 heeft Westomij aan [huurder] meegedeeld dat zij zich op het standpunt stelt dat de huurovereenkomst op 31 december 2010 eindigt en niet kan worden verlengd.
Het geschil
2.1[huurder] vordert –zakelijk weergegeven- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat de thans geldende huurovereenkomst ook na 31 december 2010 zal voortduren en tenminste, behoudens tussentijdse rechtsgeldige beëindiging, een contractsduur zal hebben tot 5 november 2016 dan wel tot 31 december 2015 met veroordeling van Westomij om [huurder] aldus gedurende de contractsduur als rechtmatig huurder te behandelen, kosten rechtens.
2.2[huurder] stelt hiertoe dat zij op 5 november 1991 een huurovereenkomst voor de duur van twintig jaar heeft gesloten met de eenzijdige bevoegdheid van [huurder] om deze met nog eens vijf jaar te verlengen. Van die bevoegdheid heeft [huurder] gebruik gemaakt, zodat de huurovereenkomst doorloopt tot 5 november 2016. Westomij heeft echter laten weten hier niet mee akkoord te gaan. Westomij gaat ervan uit dat de huurovereenkomst per 31 december 2010, welke datum is genoemd in artikel 10.1 van de huurovereenkomst, is geëindigd. Westomij gaat niet akkoord met verlenging van de huurovereenkomst. [huurder] heeft er daarom belang bij duidelijkheid te krijgen over haar rechtspositie.
2.3Westomij heeft verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, hierna zal worden teruggekomen.
De beoordeling
3.1De kern van het geschil is de vraag hoe de huurovereenkomst tussen partijen moet worden uitgelegd. Weliswaar heeft [huurder] de huurovereenkomst pas ondertekend op 5 november 1991, maar de kantonrechter constateert dat uit de letterlijke tekst van artikel 10.1 van de huurovereenkomst volgt dat de huurovereenkomst eindigt op 31 december 2010 en kan worden verlengd met een periode van 5 jaar. Daarvan gaat de kantonrechter dan ook uit. Indien de overeenkomst wordt verlengd, eindigt deze op 31 december 2015, zo blijkt verder uit artikel 10.1. Artikel 10.2 is door de vele ontkenningen lastig geformuleerd, maar laat er geen twijfel over bestaan dat, indien de huurder uiterlijk in september 2009 schriftelijk meedeelt dat zij verlenging van de huurovereenkomst wenst, de huurovereenkomst na verloop van de termijn genoemd in artikel 10.1, met vijf jaar wordt verlengd. Deze keuzebevoegdheid ligt exclusief bij de huurder. Artikel 10.3 is hier niet van belang omdat dit bepaalt in welke gevallen de verhuurder de huur kan opzeggen. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor.
3.2Westomij heeft zich tegen de letterlijke uitleg van de overeenkomst verzet, stellende dat uit de zinsnede “kan worden verlengd” volgt dat verhuurder niet verplicht kan worden om mee te werken aan een verlenging van de huurovereenkomst. Bovendien zou de verhuurder anders worden geconfronteerd met een huurovereenkomst die in beginsel eeuwigdurend is. De kantonrechter volgt Westomij daarin niet. Aan Westomij kan worden toegegeven dat het voor de uitleg van de huurovereenkomst niet louter aankomt op de letterlijke bewoordingen ervan, maar ook op hetgeen partijen uit elkaars verklaringen en gedragingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mochten afleiden en verwachten. Westomij moet echter wel voldoende steekhoudende argumenten geven voor een dergelijke van de letterlijke tekst afwijkende uitleg. Die heeft Westomij niet gegeven. De zinsnede “kan worden verlengd” in artikel 10.1 lijkt te slaan op de keuzemogelijkheid die de huurder is gegeven in artikel 10.2. Op geen enkele wijze blijkt (en Westomij heeft daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten gegeven) waarom de contractspartijen niet hebben bedoeld de huurder op dit punt een eenzijdige keuzemogelijkheid te geven. Dat de huurovereenkomst daardoor eeuwigdurend zou kunnen zijn is bovendien onjuist. Een verlengingsmogelijkheid na 31 december 2015 geeft de huurovereenkomst namelijk niet, hetgeen [huurder] bevestigt.
3.3De conclusie is dat de gevraagde verklaring voor recht kan worden toegewezen als na te melden. Daaruit volgt tevens dat Westomij [huurder] gedurende de contractsduur als rechtmatig huurder moet behandelen.
3.4Westomij dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat de thans geldende huurovereenkomst tussen partijen zal voortduren tot 31 december 2015, behoudens tussentijdse rechtsgeldige beëindiging.
Veroordeelt Westomij om [huurder] gedurende de looptijd van de huurovereenkomst tussen partijen te behandelen als rechtmatig huurder van het gehuurde.
Veroordeelt Westomij in de proceskosten, die tot heden voor [huurder] worden vastgesteld op een bedrag van € 598,93 [inclusief btw indien en voor zover verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van [huurder] [waarvoor Westomij geen btw verschuldigd is].
en veroordeelt Westomij om daarvan te voldoen:
€ 27,75 van deze verschotten aan [huurder] en € 571,18 aan de griffier op de voet van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor salaris en overige verschotten na toezending van de daarvoor bestemde acceptgiro.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 12 januari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter