RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
de heffingsambtenaar van de gemeente Opmeer,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij beschikking van 31 maart 2008 heeft verweerder aan eiseres voor het belastingjaar 2007 een aanslag rioolheffing van € 3375,40 opgelegd betreffende het afvoeren van afvalwater op de gemeentelijke riolering vanaf de locatie [adres] te Opmeer.
Bij beschikking van 29 februari 2008 heeft verweerder aan eiseres voor het belastingjaar 2008 een aanslag rioolheffing van € 3702,75 opgelegd betreffende het afvoeren van afvalwater op de gemeentelijke riolering vanaf de locatie aan [adres] te Opmeer.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 30 december 2008 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres beroep ingesteld bij brief van 9 januari 2009.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2010, waar eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde [naam]. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door B.M. Soemodipoero.
Bij beslissing van 15 juli 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde nadere inlichtingen in te winnen bij verweerder. Bij brief van 30 augustus 2010 heeft verweerder de rechtbank nader geïnformeerd. Eiser heeft daarop bij brief van 4 oktober 2010 gereageerd.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven heeft de rechtbank bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 18 november 2010 gesloten.
1. In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden eiseres als de gebruiker van het eigendom [adres] te Opmeer voor de belastingjaren 2007 en 2008 een aanslag rioolheffing van respectievelijk € 3.375,40 en € 3.702,75 heeft opgelegd.
2. Voor de beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 228a van de Gemeentewet kan onder de naam rioolheffing een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Ingevolge artikel 229c van de Gemeentewet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur inzake belastingen, bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk nadere regels worden gegeven.
In deze zaak is voor het belastingjaar 2007 van belang de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 1997, zoals sindsdien gewijzigd en aangepast. Voor het belastingjaar 2008 is van belang de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2008.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van beide verordeningen wordt onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van beide verordeningen wordt onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van beide verordeningen wordt onder de naam rioolrechten geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van beide verordeningen wordt het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit en/of vanaf het eigendom wordt afgevoerd.
Ingevolge artikel 4, derde lid, van beide verordeningen wordt het aantal kubieke meters water gesteld op de geloosde hoeveelheid afvalwater, vermeerderd met de hoeveelheid afgevoerd hemelwater.
Ingevolge artikel 4, zevende lid, van beide verordeningen wordt het aantal kubieke meters hemelwater berekend door het aantal m² bebouwd en/of verhard grondoppervlak van het eigendom te vermenigvuldigen met de gemiddelde neerslag.
3. Verweerder heeft zich in de uitspraak op bezwaar op het standpunt gesteld dat de hoogte van de aanslag voor de rioolheffing voor een bedrijf afhankelijk is van de geloosde hoeveelheid water die wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Verder heeft verweerder het volgende aangevoerd. Het aantal m³ water wordt gesteld op de afgevoerde hoeveelheid afvalwater, vermeerderd met de hoeveelheid afgevoerd hemelwater. Het aantal m³ hemelwater wordt berekend door het aantal m² bebouwd en/of verhard grondoppervlak te vermenigvuldigen met de gemiddelde neerslag. De gemiddelde neerslag wordt gesteld op het gemiddelde van de in de tien aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaren. Voor het belastingjaar 2008 is uitgegaan van een hoeveelheid van 0.957 millimeter neerslag. Verweerder heeft berekend dat eiseres voor 7663,72 m³ (= 77 eenheden) aangeslagen kan worden. De afvoer van afvalwater wordt geloosd op de gemeentelijke riolering. De afvoer van het hemelwater van het bedrijfsgebouw en het bebouwde/verharde oppervlak wordt op de gemeentelijke riolering en via de sloot naar de gemeentelijke riolering geloosd. De sloot is eigendom van de gemeente Opmeer. Als eigenaar daarvan draagt verweerder de kosten van het schonen van het middengedeelte van de sloot en het onderhoud van de daarmee in verbinding staande duikers. Onder de gemeentelijke riolering is ook het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen. Dat eiseres investeringen heeft gedaan voor het afvoeren van hemelwater vanaf de eigen terreinverharding naar de gemeentelijke riolering, staat de heffing van het rioolrecht niet in de weg. De totale oppervlakte aan bebouwd en/of verhard grondoppervlakte van [adres] is in de aanslag betrokken omdat eiseres het hemelwater van de totale oppervlakte afvoert op de gesloten riolering of wel de sloot van de gemeente. Volgens verweerder staan de onderhoudswerkzaamheden aan de sloot door de aangrenzende bedrijven de heffing van het rioolafvoerrecht niet in de weg. De gehanteerde tarieven voor de belastingjaren 2007 en 2008 zijn niet kostendekkend en ook niet als buitenproportioneel aan te merken.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat een deel van haar bedrijfsterrein, 1890 m², is aangesloten op de riolering van de gemeente en dat zij tot 2006 hiervoor heeft betaald. Vanaf 2007 heeft eiseres een aanslag ontvangen voor het gehele verharde gedeelte van haar terrein, in totaal 7804 m². Eiseres is van mening dat dit onjuist is omdat het regenwater van de overige 5914 m² door haar eigen leidingen naar het oppervlaktewater, zijnde een sloot van ongeveer 10 meter breed, wordt geloosd en dus niet op de gemeentelijke riolering. Eiseres wijst erop dat de oevers van de sloot tweemaal per jaar door de aangrenzende bedrijven, waaronder eiseres, moeten worden gemaaid en het materiaal afkomstig uit de sloot moet worden afgevoerd. Ook zijn de aangrenzende bedrijven verplicht om de beschoeiing te onderhouden. Eiseres stelt, dat verweerder geen kosten heeft voor het middendeel van de sloot. Volgens eiseres moet er een redelijk verband zijn tussen de kostprijs van de dienst of prestatie en het tarief van de retributie. Eiseres vindt een heffing van € 0,50 per m³ regenwaterafvoer buiten proportie. Voorts doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel, want volgens eiseres moet zij ten onrechte betalen voor wat zij niet gebruikt en tevens de extra kosten dragen voor het onderhoud van de beschoeiing, het maaien van de slootkanten en het afvoeren van materiaal terwijl andere bedrijven op hetzelfde bedrijventerrein die kosten niet hebben. Ook wijst eiseres erop, dat verweerder met twee maten meet omdat de agrarische sector ook niet voor het hemelwater betaalt wat op het land valt.
5. Hoewel verweerder in de bestreden uitspraak op bezwaar slechts het bezwaar voor het jaar 2007 ongegrond verklaart gaat de rechtbank er - gelet op de inhoud van het dossier - van uit, dat dit tevens en op dezelfde gronden en overwegingen geldt voor het bezwaar tegen de aanslag rioolrecht voor het belastingjaar 2008.
6. De rechtbank is het volgende van oordeel.
6.1. In onder meer het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 september 2005, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AU4878, is bepaald dat gemeenten bevoegd zijn om de kosten van de gemeentelijke riolering te verhalen via een door haar te kiezen maatstaf van heffing onder de voorwaarde dat deze maatstaf niet leidt tot een willekeurige en onredelijke heffing die de wetgever bij het toekennen van die bevoegdheid niet voor ogen kan hebben gestaan, dat de maatstaf van heffing niet in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel en dat de maatstaf niet afhankelijk is van het inkomen, de winst of het vermogen van de belastingplichtige.
6.2. Het hemelwater dat op de bebouwde en op verharde grondoppervlak van het eigendom van eiseres valt en als gevolg van die bebouwing en verharding niet door de grond wordt geabsorbeerd, wordt door een eigen riolering van eiseres afgevoerd naar een sloot, die eigendom is van verweerder. Volgens vaste jurisprudentie behoort een voor de openbare dienst bestemde sloot tot het gemeentelijke rioleringsstelsel. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 29 juni 1996, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AS3456. Aldus maakt eiseres voor de afvoer van het hemelwater gebruik van de riolering die in beheer en in onderhoud is bij verweerder. Derhalve doet zich te dien aanzien een belastbaar feit voor, waarvoor ingevolge artikel 228, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet een rioolafvoerrecht mag worden geheven.
6.3. Dat eiseres - samen met andere bedrijven - voor een belangrijk deel de kosten van het onderhoud van de sloot en slootkanten draagt maakt nog niet, dat niet een deel van de sloot in beheer en onderhoud is bij verweerder en verweerder daarvoor kosten maakt.
6.4. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat verweerder in strijd met de criteria handelt, weergegeven onder 6.1. Hoewel de aanslagen rioolheffing voor 2007 en 2008 erg hoog zijn, is dit terug te voeren op de grote omvang van het bebouwde en verharde grondoppervlak van de eigendommen van eiser, waardoor veel hemelwater niet door de grond wordt geabsorbeerd, maar aanvankelijk via eigen riool en vervolgens via gemeentelijk riool wordt afgevoerd. Anders dan eiser stelt houden de voorschriften van de Gemeentewet met betrekking tot de rioolheffing niet in dat er een directe relatie moet bestaan tussen de hoogte van de heffing en de omvang van de kosten van de individuele van gemeentewege verleende dienst. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel faalt, want niet staande kan worden gehouden, dat eiseres geen gebruik maakt van de gemeentelijke riolering in de vorm van de sloot en voorts kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar stelling, dat met tweematen wordt gemeten, omdat hemelwater dat op agrarische grond valt wegzakt in het grondwater en - niet door eiseres weersproken - wordt afgevoerd door sloten, die niet in eigendom zijn bij verweerder. Gelet op het voorgaande zal het beroep van eiseres ongegrond worden verklaard.
7. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Luigjes, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Dittmer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2010 te Alkmaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.