RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 324639 CV EXPL 10-1366
Uitspraakdatum: 20 oktober 2010
de besloten vennootschap Brugman Keukens & Badkamers B.V., gevestigd te Waalwijk
eisende partij
verder ook te noemen: Brugman
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders te Groningen
[naam], wonende te [plaats]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: SRK Rechtsbijstand (eerst mr. A.J. Fenger en met ingang van 24 augustus 2010 mr. P. de Ruiter) te Zoetermeer
1. De kantonrechter verwijst wat betreft het procesverloop in de eerste plaats naar het vonnis van 28 juli 2010.
2. Bij het vonnis van 28 juli 2010 heeft de kantonrechter [gedaagde] een bewijsopdracht gegeven. Bij brief van 21 september 2010 heeft [gedaagde] meegedeeld daarvan geen gebruik te zullen maken.
3. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
4. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen in het vonnis van 28 juli 2010.
5. Bij het vonnis van 28 juli 2010 heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat door de heer [naam] namens Brugman is toegezegd dat de overeenkomst tot koop van de keuken vóór 12 januari 2008 kosteloos kon worden geannuleerd. Nu [gedaagde] geen gebruik maakt van de gelegenheid tot bewijslevering, moet ervan worden uitgegaan dat de door [gedaagde] gestelde toezegging niet is gedaan en dat niet is overeengekomen dat [gedaagde] kosteloos kon annuleren.
6. Vervolgens komt de vraag aan de orde of artikel 12 van de algemene voorwaarden, op grond waarvan Brugman aanspraak maakt op 30% annuleringskosten, onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval, waartoe het volgende wordt overwogen.
7. Op grond van artikel 237, aanhef en onder i, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
8. Bij akte van 12 mei 2010 heeft Brugman een stuk overgelegd, waarin een uiteenzetting wordt gegeven over de winstmarge bij de verkoop van keukens en de winstderving bij het niet doorgaan van een koopovereenkomst. Niet in geschil is dat het hier gaat om gegevens afkomstig van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW). Die gegevens zijn door Brugman nader toegelicht ter zitting. Uit de gegevens en de toelichting blijkt dat de minimale schade van een ondernemer bij een annulering bestaat uit in ieder geval dat deel van de brutowinstmarge dat de vaste kosten dekt. Het betreffende deel maakt volgens die gegevens 37.5% uit van de opbouw van de verkoopprijs. Daarvan uitgaande is volgens Brugman bij annulering een vordering ter hoogte van 30% van de verkoopprijs een reële schadevergoeding. [gedaagde] heeft de juistheid van die gegevens niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat Brugman niet heeft aangetoond dat er sprake is van gederfde winst of geleden verlies, is daarvoor niet genoeg. Ook de opmerking van [gedaagde] ter zitting dat de gegevens van het CBW zien op algemene branchegegevens van de productgroepen badkamers en keukens is onvoldoende om aan te nemen dat die gegevens geen deugdelijk beeld geven van de gederfde winst van Brugman. Niet gesteld of gebleken is dat de kosten en de brutowinstmarge van Brugman wezenlijk zouden afwijken van wat in de branche gebruikelijk is. Bovendien blijft het percentage aan annuleringskosten van 30% ruim onder het percentage van de brutowinstmarge dat de vaste kosten dekt, te weten eerdergenoemde 37.5%.
9. Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de verplichting voor [gedaagde] om op grond van artikel 12 van de algemene voorwaarden 30% annuleringskosten te betalen niet kan worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn, omdat het gaat om een redelijke vergoeding voor door Brugman geleden verlies of gederfde winst.
10. De vordering van Brugman om [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de annuleringskosten van € 4.233,- zal gezien het voorgaande worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente tot en met 14 januari 2010, nu de vordering op dit punt niet is betwist. Die wettelijke rente zal worden toegewezen tot een bedrag van € 167,07, nu Brugman deze vordering heeft beperkt tot dit bedrag.
11. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, op grond van het volgende. Niet betwist is de stelling van [gedaagde] dat hij na 1 augustus 2008 is verhuisd en dat alle aan hem nadien verzonden brieven hem niet hebben bereikt. Gelet op de verhuizing van [gedaagde] zijn de door de gemachtigde van Brugman verzonden aanmaningsbrieven ook allemaal aan een onjuist adres verzonden. Brugman heeft niet gemotiveerd gesteld dat die brieven [gedaagde] hebben bereikt of dat het niet bereiken het gevolg was van een voor rekening van [gedaagde] komende omstandigheid als bedoeld in artikel 37, derde lid, van Boek 3 van het BW. De enkele stelling van Brugman dat de aanmaningsbrieven zijn verzonden aan het door [gedaagde] bij de koopovereenkomst doorgegeven adres is in dit verband niet genoeg, terwijl ook geen voldoende concreet bewijsaanbod is gedaan. Brugman mocht er alleen al gelet op het tijdsverloop niet zonder meer vanuit gaan dat [gedaagde] ten tijde van de verzending van de eerste aanmaningsbrief van 11 maart 2009 nog op hetzelfde adres woonde als in begin 2008. Brugman heeft zich er kennelijk ook niet van vergewist of [gedaagde] in 2009 nog woonachtig was op hetzelfde adres. Onder die omstandigheden kunnen de buitengerechtelijke incasso¬kosten niet als redelijke kosten worden aangemerkt en dus ook niet op [gedaagde] worden verhaald.
12. Nu [gedaagde] grotendeels ongelijk heeft gekregen, moet hij proceskosten betalen.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Brugman tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.400,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.233,- vanaf 15 januari 2010 tot de dag van voldoening, één en ander een bedrag van € 5.000,- niet te boven gaand.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Brugman worden vastgesteld op een bedrag van € 687,39 (€ 79,39 explootkosten, € 208,- aan vast recht en een bedrag van
€ 400,- voor salaris van de gemachtigde van Brugman).
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 20 oktober in het openbaar uitgesproken.