ECLI:NL:RBALK:2010:BP3318

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
124881
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verlof tot uitvoerlegging van alimentatiebeschikking bij lijfsdwang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 30 december 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die voormalig echtelieden zijn. De vrouw vorderde verlof om de alimentatiebeschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2008 ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang, omdat de man zijn verplichtingen uit de echtscheidingsbeschikking niet nakwam. De man had een achterstand in de alimentatiebetalingen van meer dan 20.000 euro en voerde aan dat hij door gezondheidsklachten niet in staat was om te werken en zijn verplichtingen na te komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat was om te betalen. De vrouw had zelf nagenoeg geen inkomsten en was afhankelijk van bijstand, wat haar belang bij de toepassing van lijfsdwang rechtvaardigde. De voorzieningenrechter verleende de vrouw het gevraagde verlof en bepaalde dat de man in gijzeling kon worden gesteld totdat hij het achterstallige bedrag van 20.454,40 euro had voldaan. Tevens werd de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de man kan binnen vier weken in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
CVZ/LJS
KG nummer: 124881/KG ZA 10-442
datum: 30 december 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
toev.nr. []
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES IN KORT GEDING,
advocaat mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar,
tegen:
[de man],
wonende te [woonplaats],
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
In persoon verschenen.
Partijen zullen verder worden genoemd "de vrouw" respectievelijk "de man".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 21 december 2010 heeft de vrouw gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
De man heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de vrouw de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Partijen zijn gehuwd geweest. Het huwelijk is op 24 januari 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2 In een echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de man vanaf de datum van de echtscheiding aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud zal betalen van euro 1.600,-- bruto per maand. Deze verplichting is ook vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking. Als gevolg van de wettelijke indexering bedraagt de alimentatie op dit moment euro 1.700,64.
2.3 De man heeft tot en met de maand december 2010 een achterstand doen ontstaan in de betalingen van euro 20.454,40. De laatste betaling dateert van juni 2010.
2.4 Uit verhaalsonderzoek is gebleken dat er geen vermogensbestanddelen te vinden zijn op naam van de man waarop de vrouw haar vordering kan verhalen.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De vrouw vordert - verkort weergegeven - dat haar verlof verleend wordt de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2008 ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang, met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2 De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man, ondanks sommaties, zijn verplichtingen uit de echtscheidingsbeschikking niet nakomt.
3.3 De man heeft verweer gevoerd. Hij heeft onder meer aangevoerd dat hij ernstige gezondheidsklachten heeft, waardoor hij bijna niet meer in staat is om te werken. Hij verklaart dat hem ook geadviseerd is om zijn bedrijf te staken, maar dat hij geen verzekering heeft tegen arbeidsongeschiktheid. Hij heeft verklaard dat hij op dit moment nog wel werkzaam is, omdat hij van verschillende klanten voorschotten gevraagd heeft waarvoor hij nog werkzaamheden moet verrichten. Die voorschotten heeft hij onder meer gebruikt om schuldeisers tevreden te stellen, aldus de man. Hij heeft benadrukt dat hij, indien de vordering wordt toegewezen en hij gegijzeld zal worden, nog minder in staat zal zijn werkzaamheden te verrichten en inkomsten te verwerven.
3.4 Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna nader inhoudelijk op de standpunten van partijen worden ingegaan.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De vordering strekt tot uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2008, waarin voor de man een verplichting is vastgelegd tot het betalen van levensonderhoud aan de vrouw.
4.2 Toepassing van lijfsdwang is een zeer verstrekkend dwangmiddel, waardoor degene die het betreft van zijn vrijheid wordt beroofd. Een dergelijk verstrekkend dwangmiddel kan slechts worden toegewezen indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden èn het belang van de schuldeiser toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt. Lijfsdwang wordt bovendien niet uitgesproken indien de schuldenaar buiten staat is aan de hoofdverplichting te voldoen.
4.3 Op grond van de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht is voldoende komen vast te staan dat de man ten aanzien van de vrouw een achterstand in de alimentatiebetalingen heeft laten ontstaan van ruim euro 20.000,--.
4.4 De vrouw heeft de mogelijkheden doen onderzoeken om door middel van beslag haar vordering te verhalen, maar dit is niet gelukt omdat van de man geen verhaalsmogelijkheden te achterhalen zijn.
4.5 Door de man is ter zitting een beroep gedaan op zijn medische situatie waardoor hij niet in staat is inkomsten te generen, zodat hij ook niet in staat is om de vrouw te betalen. De man heeft echter nagelaten een en ander op enigerlei wijze met stukken te onderbouwen, terwijl hij tevens heeft verklaard dat hij soms via zijn klanten nog wat geld ontvangt dat hij dan gebruikt om andere schuldeisers te voldoen. Daar komt bij dat de man tot heden geen wijzigingsverzoek heeft ingediend teneinde tot vermindering c.q. nihilstelling van zijn alimentatieverplichting te komen. Onder die omstandigheden moet vooralsnog geoordeeld worden dat in deze procedure onvoldoende aannemelijk geworden is dat de man niet in staat is aan zijn verplichting jegens de vrouw te voldoen.
4.6 De vrouw heeft zelf nagenoeg geen inkomsten en heeft verklaard dat zij haar auto en haar sieraden al heeft verkocht en dat zij inmiddels bijstand ontvangt van de gemeente. Om die reden kan geoordeeld worden dat het belang van de vrouw de toepassing van lijfsdwang teneinde de man tot betaling te bewegen rechtvaardigt.
4.7 Gelet op het voorgaande is de vordering van de vrouw toewijsbaar. Het bedrag dat de man dient te betalen om de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang te voorkomen wordt vastgesteld op euro 20.454,40. De gevorderde rente en kosten over dit bedrag worden in het kader van deze procedure afgewezen, omdat in deze procedure onvoldoende is komen vast te staan welke bedragen daarmee gemoeid zijn, waardoor de betalingsverplichting voor de man in het kader van de lijfsdwang te onbepaald zou worden.
4.8 De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een periode te bepalen gedurende welke de lijfsdwang nog niet tenuitvoer gelegd zal mogen worden. Voorts zal een maximale termijn worden bepaald gedurende welke de lijfsdwang mag worden toegepast.
4.9 Partijen zijn voormalig echtelieden. In de omstandigheid dat de man onderhavig kort geding noodzakelijk heeft gemaakt door ondanks verzoeken van de vrouw niet met enige onderbouwing van de door hem gestelde onmogelijkheid om te betalen te komen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de man in de proceskosten te veroordelen. Hij is immers de in het ongelijk gestelde partij.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verleent de vrouw verlof de beschikking van de rechtbank Rotterdam 14 januari 2008 ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en in verband daarmee de man in gijzeling te doen stellen totdat een bedrag van euro 20.454,40 is voldaan, met dien verstande dat die gijzeling pas zal mogen plaatsvinden vanaf een maand na betekening van dit vonnis en ten hoogste dertig dagen zal duren;
- veroordeelt de man in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op euro 342,92 aan verschotten en op euro 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2010 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U dient dit hoger beroep in te stellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.
KG nummer: 124881/KG ZA 10-442 blz. 5