RECHTBANK TE ALKMAAR ondertoezichtstelling en
verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Rekestnummer: 119950 / OT RK 10-608
Datum uitspraak: 3 juni 2010
Beschikking van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum]
Op 21 mei 2010 heeft de rechtbank van de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar (hierna: de Raad) een verzoekschrift ontvangen tot het uitspreken van de ondertoezichtstelling van de minderjarige, voor de duur van twaalf maanden, daarbij is verzocht de minderjarige - vooruitlopend op de behandeling van dat verzoek - voorlopig onder toezicht te stellen. Tevens is een verzoek tot afgifte van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden ingediend.
De kinderrechter te Alkmaar heeft bij beschikking van 21 mei 2010 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, de machtiging tot spoeduithuisplaatsing afgegeven voor de duur van vier weken en de behandeling ter zitting ten aanzien van het meer verzochte aangehouden.
Op 1 juni 2010 heeft de Raad meegedeeld dat het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing wordt gehandhaafd.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
-het rapport van de Raad van 21 mei 2010;
-het verweerschrift ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van mr. N.J.M. Plat van 31 mei 2010;
-het rapport van de Raad van 1 juni 2010;
-de brief van Zorgkompas ingekomen op 2 juni 2010.
Op 3 juni 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn: mw. A. Hogendorp namens de Raad, mw. A. Holshuizen, gezinsvoogd van de William Schrikker Jeugdbescherming (hierna:WSJ) tot heden, mw. M.M.J. Groen, gezinsvoogd met ingang van heden, moeder en vader, bijgestaan door mr. N.J.M. Plat.
Verder aanwezig als informanten: grootvader vaderszijde, grootmoeder vaderszijde, en vriendin/buurvrouw van de ouders.
Ter zitting en in de rapportages heeft de Raad aangegeven dat de uithuisplaatsing is verzocht omdat er ernstige zorgen waren om Minderjarige. Omdat het om een zeer kwetsbaar pasgeboren kind gaat en het risico bestond dat ouders keuzes zouden maken die niet in het belang van de minderjarige zijn, werd de situatie als acuut bedreigend gezien en is ervoor gekozen om Minderjarige met spoed uit huis te plaatsen. De dagelijkse zorg voor Minderjarige is in handen van moeder, vader werkt. Gelet op haar verstandelijke en fysieke beperkingen is moeder niet in staat om zonder intensieve hulp deze zorg op zich te nemen. De Raad acht het dan ook noodzakelijk dat er 24 uur per dag iemand naast moeder aanwezig is om te helpen voor Minderjarige te zorgen. Dit was niet het geval ten tijde van de spoeduithuisplaatsing en is tot op heden ook nog niet gerealiseerd. Het is volgens de Raad niet verantwoord Minderjarige weer thuis te plaatsen indien er nog niet 24 uur per dag, naast moeder, ondersteuning is ter verzorging van Minderjarige.
Mr. Plat heeft namens de ouders het volgende aangegeven.
Ouders zijn in shock door de uithuisplaatsing en de onmenselijke manier waarop dit is gebeurd. Zij hebben zich jarenlang voorbereid op de komst van Minderjarige. Zij hebben een intensief IVF-traject doorlopen. Hulpverleners die in het gezin aanwezig waren voor de komst van Minderjarige stonden allen positief tegenover een zwangerschap van moeder. Dit mede door de goede voorbereidingen die ouders hebben getroffen. Het is voor hen onbegrijpelijk dat de hulpverlening nu een volledig andere mening heeft. Er is te weinig tekst en uitleg gegeven aan ouders.
Ouders hebben niet direct bezwaar tegen een ondertoezichtstelling en realiseren zich dat er beperkingen zijn. Ouders zijn het niet eens met een uithuisplaatsing en verzoeken dan ook deze te schorsen. In het rapport van de Raad staat ondermeer als juridisch kader van de uithuisplaatsing dat moeder een verstandelijke beperking heeft. Uit de literatuur en de zaak van baby Hendrikus is gebleken dat een verstandelijke beperking geen criterium is om een baby uit huis te plaatsen, het is geen isoleerbare factor. De Raad geeft tot verdriet van ouders aan dat Minderjarige gevaar loopt. Het huis van ouders is ergodynamisch aangepast en ouders zijn hun draai daarin aan het vinden. Ouders staan lijnrecht tegenover de beweringen van verschillende hulpverleners over de opvoedvaardigheden van moeder. Moeder heeft een aantal dagen in het ziekenhuis gelegen waar vanuit geen zorgen zijn geuit. De beweringen van de Raad zijn alleen gebaseerd op verklaringen van de verloskundige [] en De Waerden, waarbij de verklaring van [verloskundige] vooringenomen en feitelijk onjuist is.
De honden van ouders komen vaak als zorgpunt in het rapport naar voren. Ze zouden verwaarloosd zijn en veel aandacht opeisen waardoor moeder niet genoeg aandacht aan Minderjarige kan geven. De dierenarts heeft verklaard dat de honden niet verwaarloosd zijn. Ouders begrijpen dat het beter is voor Minderjarige als de honden niet in de woning aanwezig zijn. Zij hebben ook al een nieuwe woonplaats voor één van de twee honden gevonden en zijn op zoek naar een woonplaats voor de andere.
Het is erg jammer dat vader niet is betrokken in het onderzoek. Hij werk vier dagen per week en is dus drie dagen volledig beschikbaar om samen met moeder de zorg voor Minderjarige op zich te nemen. Daarbij is er veel hulpverlening in het gezin aanwezig. Op de momenten dat vader aan het werk is en er geen hulpverleners zijn, zijn de ouders van vader en een goede vriendin tevens buurvrouw van ouders bereid om samen met moeder de zorg voor Minderjarige op zich te nemen.
Ouders hebben hier ter zitting aan toegevoegd het erg te betreuren dat er weinig met hen gecommuniceerd wordt. Vader geeft aan dat hij niet direct met iemand van De Waerden heeft gesproken. En ook moeder heeft aangegeven dat er weinig met haar gesproken wordt.
Ter zitting heeft de gezinsvoogd mevrouw Holshuizen aangegeven een verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk te achten. Het is belangrijk dat er een gedegen onderzoek komt van de Raad. Ouders hebben een goed netwerk, maar dit is onvoldoende ingezet. Om de veiligheid van Minderjarige thuis te waarborgen is het van belang dat er een schema wordt opgezet om ervoor te zorgen dat er 24 uur iemand naast moeder aanwezig is voor Minderjarige te zorgen. Gezien het feit dat er meerdere hulpverleningsinstanties in het gezin werken, is het belangrijk dat goed in kaart gebracht wordt hoe dit schema eruit gaat zien en hoe de instanties met elkaar af stemmen. De gezinsvoogd en de indicatiesteller hebben hier tijd voor nodig. WSJ verzoekt dan ook de uithuisplaatsing te verlengen met drie maanden.
De ouders van vader hebben ter zitting aangegeven bereid te zijn moeder te oudersteunen in de zorg voor Minderjarige. Zij wonen een half uur van ouders vandaan en zijn bereid meerdere dagdelen per week in de woning met moeder en Minderjarige aanwezig te zijn.
De vriendin en buurvrouw van ouders, heeft ook ter zitting aangegeven moeder te willen ondersteunen. Zij heeft eerder aan De Waerden al voorgesteld dat zij hiertoe bereid is en dat daarvoor een PGB zou kunnen worden aangevraagd. De vriendin en buurvrouw geeft aan dat zij tijd genoeg heeft en een achtergrond in het sociaal-pedagogisch werk heeft. De Waerden heeft tot nu toe niets gedaan met haar aanbod. Ook zonder PGB is zij bereid om moeder te helpen in de zorg voor Minderjarige en kan zij gaten in het zorgschema opvullen.
Bij haar beoordeling gaat de kinderrechter uit van de volgende als vaststaand aan te merken feiten en omstandigheden.
Moeder heeft, als gevolg van zuurstofgebrek bij haar geboorte, hersenletsel waardoor zij verstandelijk beperkt is. Haar TIQ is laatstelijk vastgesteld op 51. Daarbij heeft zij lichamelijke beperkingen als gevolg van spasticiteit. Moeder loopt moeizaam en kan haar linker lichaamshelft moeilijk gebruiken. Van vader zijn geen beperkingen bekend. Hij stelt dat hij zijn MAVO-diploma heeft gehaald. Hij werkt vier dagen per week van 7.00 uur tot 15.30 uur als glazenwasser. Ondanks de beperkingen van moeder zijn ouders in aanmerking gekomen voor een IVF- behandeling. Deze behandeling is gestart in het OLVG ziekenhuis te Amsterdam en overgenomen door het Wetfries Gasthuis te Hoorn. De behandeling heeft na acht jaar geleid tot de geboorte van Minderjarige.
Op grond van de tot nu toe bekende gegevens stelt de kinderrechter vast dat de behandelaars van ouders en de vaste hulpverleners van de ouders (van De Waerden, een dienstverlenende instelling voor mensen met een beperking) met elkaar overleg hebben gehad over de noodzaak om moeder na de bevalling in de babyverzorging te ondersteunen. De hulpverleners van De Waerden hebben met moeder tijdens haar zwangerschap het verzorgen van een baby geoefend, onder meer met behulp van een zandpop. Verder is, naar moeder heeft gesteld, met De Waerden in kaart gebracht hoe de "netwerkcirkels" van ouders eruit zien. Tijdens de zwangerschap is vanuit de behandelaars noch vanuit De Waerden een signaal afgegeven dat, uitgaande van de aanwezige hulp van De Waerden van circa 2 uur per dag en het in kaart gebrachte netwerk, er een risico bestond dat de ouders de zorg voor Minderjarige niet aan zouden kunnen. Moeder is op 8 mei 2010 van Minderjarige bevallen met een keizersnede en is als gevolg daarvan een aantal dagen in het Westfries Gasthuis te Hoorn opgenomen. Moeder is ontslagen uit het ziekenhuis waarbij de gynaecoloog heeft aangegeven geen bijzonderheden te kunnen vermelden met betrekking tot de verzorging van Minderjarige door ouders, hoewel er enige hulp nodig was.
Na thuiskomst is moeder nog een paar dagen begeleid door een kraamhulp van Zorgkompas. De kraamhulp is in haar afsluitende rapport positief over de verzorging van Minderjarige.
Eerdergenoemde verloskundige en twee gezinsondersteuners van de Waerden zien na thuiskomst van moeder uit het ziekenhuis een aantal zorgelijke ontwikkelingen waarvan met name te noemen zijn: moeder kan niet tegelijk Minderjarige verzorgen en de twee in huis aanwezige honden onder controle houden, moeder weet niet hoe zij kan vaststellen of Minderjarige voldoende voeding binnen krijgt als hij met de fles wordt bijgevoed en het vasthouden en verzorgen van en lopen met Minderjarige lijkt riskant doordat moeder haar linkerarm niet goed kan gebruiken.
De ouders hebben hier tegenover gesteld dat zij één hond inmiddels elders hebben ondergebracht en voor de andere hond willen ze, indien nodig, een ander adres zoeken. Het is altijd bekend geweest dat moeder niet kan rekenen, daarom bewaart zij alle resten flesvoeding in de koelkast, zodat vader 's avonds kan vaststellen hoeveel Minderjarige heeft gedronken. Minderjarige was bij de laatste controle al zwaarder dan bij zijn geboorte, zodat er geen reden is voor vrees dat hij ondervoed is. Het huis is aangepast op moeders handicap: zij kan zich met een trippelstoel verplaatsen en de wieg van Minderjarige staat op wieltjes.
De kinderrechter is op grond van het voorgaande en de overige inlichtingen van oordeel dat het voor een pasgeboren baby zeer gevaarlijk was om met moeder alleen te zijn. Niet vanwege het enkele feit dat moeder een verstandelijke beperking heeft. Wel door de combinatie van factoren: een moeder met verstandelijke én lichamelijke beperkingen (welke beperkingen door de fysieke gevolgen van de bevalling nog zijn toegenomen), in combinatie met twee onrustige honden in huis. De kinderrechter acht het daarom alleszins begrijpelijk dat er door De Waerden een melding bij het AMK is gedaan, dat de Raad Minderjarige onder de gegeven omstandigheden met spoed uit huis heeft geplaatst en dat de verloskundige de zorgmelding van De Waerden heeft ondersteund. De verleende machtiging tot spoeduithuisplaatsing dient daarom in stand te blijven.
De kinderrechter is echter vervolgens van oordeel dat de machtiging nog slechts voor korte duur in stand dient te blijven. Daartoe is overwogen dat de crisis die rond Minderjarige is ontstaan, in belangrijke mate te wijten is aan niet goed op elkaar afgestemde hulp aan de ouders. Zo is, gelet op de toch wel ernstige beperkingen van moeder, alleen dan te begrijpen dat er meegewerkt is aan IVF door twee verschillende ziekenhuizen, dat er geen alarmerende zorgsignalen zijn gedaan tijdens de zwangerschap en dat er evenmin door het ziekenhuis en de kraamhulp zorgmeldingen zijn gedaan, wanneer verondersteld wordt dat de behandelaars en hulpverleners ervan uitgingen dat moeder na afloop van de kraamhulp intensief ondersteund zou worden. Deze intensieve ondersteuning blijkt echter niet te zijn georganiseerd op het moment dat de kraamhulp stopte. Ter zitting is vervolgens gebleken dat er wel degelijk serieuze mogelijkheden zijn voor intensieve ondersteuning door hulpverleners én door het netwerk van ouders zelf. Bovendien zijn ouders bereid om beide honden elders onder te brengen. In deze omstandigheden ziet de kinderrechter aanleiding om Minderjarige op korte termijn naar huis te laten gaan. Het alternatief zou immers zijn dat er vanuit een crisispleeggezin nader onderzoek naar de duurzame mogelijkheden van verblijf van Minderjarige bij ouders gedaan moet worden hetgeen het risico met zich brengt dat Minderjarige vaker van verzorgers moet gaan wisselen. Bovendien acht de kinderrechter van belang dat de moeder thans nog steeds moedermelk afkolft, zodat de borstvoeding van Minderjarige bij spoedige thuisplaatsing door kan gaan. De kinderrechter gaat er vanuit dat er door de gezinsvoogd met de grootst mogelijke spoed alsnog een sluitende 24-uurs ondersteuning van moeder en baby georganiseerd wordt waarbij vader, grootouders, buurvrouw/vriendin, De Waerden en (eventueel) Zorgkompas worden betrokken. Daarbij wijst de kinderrechter ouders op het belang om in hun toch al kwetsbare situatie geen honden in het gezin te laten wonen.
Gelet op het voorgaande trekt de kinderrechter de verleende machtiging tot uithuisplaatsing in met ingang van 14 juni 2010.
Op grond van de tot nu toe verkregen inlichtingen is de kinderrechter van oordeel dat de verleende voorlopige ondertoezichtstelling in stand dient te blijven nu -uitgaande van de verkegen inlichtingen- thans de voorwaarden, in artikel 254, eerste lid, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voor ondertoezichtstelling gesteld, zijn vervuld.
De kinderrechter ziet daarbij aanleiding om de behandeling van de verlenging van de ondertoezichtstelling voor het overige aan te houden, nu zij met de gezinsvoogd van oordeel is dat de Raad nader onderzoek dient te verrichten naar de mogelijkheden van ouders om voor Minderjarige te zorgen en welke hulp en steun (en in welke omvang) daarvoor nodig is. De kinderrechter verzoekt de Raad om daarbij inlichtingen in te winnen bij de behandelaars van ouders in het Westfries Gasthuis te Hoorn en bij De Waerden. Zo dient tevens helder te worden welke ondersteuningsstructuur behandelaars en hulpverleners voor ogen hadden toen moeder in de IVF-procedure zat en hoe behandelaars en hulpverleners de mogelijkheden van ouders en de noodzaak van hulpverlening inschatten tijdens de zwangerschap en tijdens de kraamperiode in het ziekenhuis en wat er destijds aan gedaan is om de noodzakelijk stut- en steunstructuren te organiseren.
Gebleken is dat de maatregel zal worden uitgevoerd door William Schrikker Jeugdbescherming, namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland.
-trekt de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de bovenvermelde minderjarige om een accommodatie 24-uurs crisispleeggezin in met ingang van 14 juni 2010;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot 5 augustus 2010 op een nader te bepalen tijdstip met bevel tot oproeping van belanghebbenden en de Raad;
- draagt de Raad op nader onderzoek te verrichten zoals hiervoor onder het kopje Overwegingen is bepaald
- draagt de Raad op de rapportage van zijn nader onderzoek één week voorafgaand aan de rechtbank en de belanghebbenden te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven te Alkmaar door mr. M.F.G.H. Beckers, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2010, in tegenwoordigheid van J.H. Broek als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep is de tussenkomst van een advocaat verplicht.
Rekestnummer: 119950 / OT RK 10-608 pagina 6