ECLI:NL:RBALK:2010:BP0681

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321714 \ PA EXPL 10-1
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van medepachter in pachtverhouding met betrekking tot agrarische percelen na overlijden van verpachter

In deze pachtzaak vorderde eiser, die samen met gedaagde medepachter is, om gedaagde te ontslaan als medepachter in de pachtverhouding van een aantal percelen. De zaak betreft de exploitatie van een agrarisch bedrijf door eiser, terwijl gedaagde sinds 2008 niet meer betrokken is bij de exploitatie van de schapenboerderij. De rechtbank heeft overwogen dat de onderlinge verhouding tussen partijen een gemeenschappelijke bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt, wat leidt tot de conclusie dat gedaagde als medepachter kan worden ontslagen. De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

De zaak is behandeld door de pachtkamer van de sector kanton van de Rechtbank Alkmaar. Eiser heeft zijn vordering ingesteld op 20 januari 2010, waarna gedaagde verweer heeft gevoerd. Na een tussenvonnis op 24 maart 2010 en een comparitie van partijen op 5 oktober 2010, heeft de rechtbank op 29 december 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van de schapenboerderij en dat dit de samenwerking tussen partijen bemoeilijkt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de agrarische bestemming van het gepachte en de activiteiten van eiser.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat gedaagde wordt ontslagen als medepachter en dat hij de kosten van het geding moet vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Pachtkamer van de Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 321714 \ PA EXPL 10-1 WG
Uitspraakdatum: 29 december 2010
Vonnis in de zaak van:
[naam] te [plaats]
eiser
gemachtigde: mr. H.P. Abma, advocaat te Purmerend
tegen
[gedaagde] te [plaats]
gedaagde
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
1. Het procesverloop
Eiser heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 20 januari 2010.
Gedaagde heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Naar aanleiding van het op 24 maart 2010 gewezen tussenvonnis heeft eiser een akte genomen en gedaagde een antwoordakte.
Vervolgens heeft de pachtkamer bij vonnis d.d. 7 juli 2010 een comparitie van partijen gelast, die is gehouden op 5 oktober 2010 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden.
Eiser heeft voorafgaand aan de comparitie nog producties in het geding gebracht.
Ter comparitie hebben partijen hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnotities.
Vervolgens heeft gedaagde nog een akte uitlating producties genomen.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet (gemotiveerd) betwiste inhoud van de overgelegde producties kan in dit geding van het volgende worden uitgegaan.
2.2 Op 26 februari 1993 vond schriftelijke vastlegging plaats van de sedert 1988 bestaande mondelinge pachtverhouding tussen eiser en gedaagde als pachters en [grootvader] (hun grootvader) als verpachter van percelen los land te [plaats], totaal 21.91.50 ha, nabij [straat], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie [...]. De pachtprijs bedroeg hfl. 7.700,00 per jaar en is nimmer gewijzigd.
Na het overlijden van [grootvader] heeft zijn enig erfgenaam mevrouw [moeder] de pachtverhouding als verpachtster met haar zoons, eiser en gedaagde, voortgezet. Per 1 januari 1989 hebben mevrouw [moeder], eiser en gedaagde een vof opgericht waarmee zij een schapenboerderij op het perceel [adres] te [plaats] zijn gaan exploiteren.
Op 10 april 2008 is mevrouw [moeder] overleden.
2.3 Bij testament heeft zij over haar nalatenschap beschikt. Eiser kreeg gelegateerd de boerderij [adres] te [plaats] alsmede de omliggende landen, groot 51.05 are.
2.4 Eiser heeft de agrarische activiteiten, het houden van schapen, op de boerderij [adres] voornoemd sedert 10 april 2008 alleen voortgezet en heeft de verschuldigde pachtprijs aan de (onverdeelde) nalatenschap voldaan.
2.5 Gedaagde woont in [plaats], eiser woont op het gepachte perceel en levert de arbeid voor de schapenboerderij en huurt daartoe bij gelegenheid ook een loonbedrijf in.
2.6 Thans maakt het gepachte/verpachte nog onderdeel uit van de onverdeelde nalatenschap van mevrouw [moeder]
Op grond van het testament van mevrouw [moeder] heeft eiser daarop 25% aanspraak en gedaagde 75%. Partijen kunnen het niet eens worden over de verdeling van de onverdeelde boedel (incl. genoemde percelen).
Ter zake loopt (lopen) procedure(s) tussen partijen (en de executeur, mr. L.M. Broekkamp).
2.7 Bij vonnis d.d. 25 augustus 2010 heeft de rechtbank Alkmaar, sector civiel recht, in een procedure tussen [eiser] en de executeur mr. L.M. Broekkamp onder meer het volgende beslist:
• Verklaart voor recht dat het legaat, stolpboerderij met loods, alsmede het omliggende perceel grasland aan de [adres] [adres] te [plaats] tegen een waarde van € 265.000,-, zijnde de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat, bij voorgezet agrarisch gebruik, in de nalatenschap van erflaatster wordt ingebracht.
• Veroordeelt mr. Broekkamp om zijn medewerking te verlenen aan de afgifte van het legaat tegen inbreng van een waarde van € 265.000,-, met benoeming van mr. R.H.C. Winter, notaris te [plaats] als notaris ten overstaan van wie de afgifte zal plaatsvinden.
3. Het geschil
3.1 Eiser vordert op grond van de hiervoor genoemde feiten om gedaagde als medepachter in de pachtverhouding met betrekking tot de 21.91.50 ha los land te [plaats] te ontslaan, kosten rechtens.
3.2 Gedaagde voert verweer. Voor zover van belang wordt daarop onderstaand ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Als niet bestreden staat vast dat partijen medepachters zijn, alsmede deelgenoten in de nalatenschap van hun moeder en daarmee medeverpachters.
4.2 Vaststaat evenzeer dat gedaagde in ieder geval sedert 2008 niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van de schapenboerderij op het verpachte, alsmede dat de onderlinge verhouding een gemeenschappelijke bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt (art. 7:365 lid 3 BW c.q. art. 7:365 lid 2 BW).
4.3 Anders dan gedaagde aanvoert, dient ervan te worden uitgegaan dat sprake is van de exploitatie van een agrarisch bedrijf door eiser op de betreffende percelen te [plaats]. Zo is de bestemming van het gepachte agrarisch gebied met maatschappelijke natuurwaarden en handelt het om een kleinschalig agrarisch bedrijf dat door eiser overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt, inclusief vergunningen, mestboekhouding, toeslagrechten en meitellinggegevens.
4.4 Dat eiser in loondienst ook ander werk verricht en paarden laat stallen en weiden op de gepachte percelen doet hieraan niet af, nu daarmee niet blijkt dat er op die punten strijdigheid bestaat met de pachtovereenkomst.
4.5 Het vorenoverwogene brengt met zich mee dat de vordering als na te melden zal worden toegewezen en dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de gedingkosten zal worden veroordeeld.
De beslissing
De pachtkamer:
Ontslaat gedaagde als medepachter in de pachtverhouding met betrekking tot 21.91.50 ha los land, nabij [straat], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie [...].
Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiser gevallen en tot en met deze uitspraak vastgesteld op € 184,89 aan verschotten en op € 1.400,00 wegens salaris van de gemachtigde van eiser (waarover gedaagde geen btw verschuldigd is).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de sector kanton, locatie Alkmaar in de samenstelling van mr. P.G. Vroom, kantonrechter-voorzitter, C.J.M. Kramer-Pepping en
G. Roos, pachtleden en door de kantonrechter-voorzitter in het openbaar uitgesproken op
29 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter-voorzitter