ECLI:NL:RBALK:2010:BP0225

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1601
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOB-verzoek om verstrekking kandidatenlijsten voor gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om kopieën van de kandidatenlijsten (model H1) voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 in de gemeente Opmeer. Het verzoek werd gedaan bij e-mail op 25 januari 2010 en schriftelijk op 30 januari 2010. De burgemeester van Opmeer heeft op 22 maart 2010 gereageerd door de kandidatenlijsten zonder adresgegevens toe te sturen, met verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob. Eiser was het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard door het college van burgemeester en wethouders op 15 juni 2010.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, dat door de rechtbank op 12 november 2010 ter zitting werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorzitter van het hoofdstembureau het bevoegde bestuursorgaan was dat op het verzoek van eiser had moeten beslissen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet door het bevoegde bestuursorgaan was genomen, wat grond gaf voor vernietiging van het besluit. De rechtbank concludeerde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven, omdat de gevraagde kandidatenlijsten op het moment van het verzoek al ter inzage lagen.

De rechtbank heeft de kosten van de procedure aan de zijde van eiser vastgesteld op € 874,00 voor rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.J. Berkers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Toorenburg-Bovenkerk, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 30 december 2010 te Alkmaar.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 10/1601 WOB
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H. van Drunen,
tegen
de voorzitter van het hoofdstembureau van de gemeente Opmeer,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij e-mailbericht van 25 januari 2010 heeft eiser bij de burgemeester van Opmeer ter attentie van het Gemeentelijk Bureau Verkiezingen - voor zover hier van belang - verzocht om kopieën van de kandidatenlijsten (model H l) zoals die zijn ingediend en goedgekeurd voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 in de gemeente Opmeer. Daarbij heeft eiser zich beroepen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Bij brief van 30 januari 2010 heeft hij zijn verzoek ook schriftelijk onder de aandacht gebracht.
Bij brief van 22 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer eiser kopieën toegestuurd van de kandidatenlijsten (model H 1), zonder de adresgegevens van de kandidaten. Daarbij is verwezen naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob.
Bij besluit van 15 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft bij brief van 25 juni 2010, door de rechtbank ontvangen op 28 juni 2010, beroep ingesteld tegen het besluit van 15 juni 2010.
De rechtbank heeft de zaak op 12 november 2010 ter zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, verschenen bij M. van Deursen.
De rechtbank heeft bij beslissing van 17 november 2010 het vooronderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld het bestreden besluit te bekrachtigen.
Verweerder heeft het bestreden besluit bekrachtigd bij brief van 23 november 2010.
Nadat partijen daarvoor toestemming hadden gegeven heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en bepaald dat op
30 december 2010 uitspraak zal worden gedaan.
Motivering
1. De artikelen H 1, I 1, I 3, I 4 en I 17 van de Kieswet, voor zover hier van belang, luiden als volgt:
H 1
1. Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau, op de secretarie van de gemeente waar dit bureau is gevestigd, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd. Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt de burgemeester van elke gemeente dit ter openbare kennis.
I 1
1. Op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het hoofdstembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.
2. Het hoofdstembureau draagt er zorg voor dat het centraal stembureau op de dag na de kandidaatstelling afschriften van de ingeleverde kandidatenlijsten ontvangt.
3. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel H 2, draagt het hoofdstembureau er zorg voor dat de overige hoofdstembureaus op de dag na de kandidaatstelling een afschrift van de kandidatenlijst ontvangen die voor de desbetreffende kieskring is ingeleverd.
I 3
1. Onmiddellijk nadat de lijsten door het hoofdstembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, door de voorzitter ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage gelegd.
2. Op de voet van artikel I 1, derde lid, toegezonden afschriften van ingeleverde kandidatenlijsten worden ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd ter inzage gelegd, zodra deze zijn ontvangen.
I 4
Op de derde dag na de kandidaatstelling beslist het hoofdstembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.
I 17
1. Nadat van alle hoofdstembureaus de in artikel I 9, eerste lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is ontvangen, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten zo spoedig mogelijk openbaar. Daarbij vermeldt hij tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.
2. De openbaarmaking geschiedt indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, door plaatsing van de lijsten naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant; indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad, door de van de nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten ter secretarie van de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd, onderscheidenlijk ter secretarie van de gemeente, voor een ieder ter inzage te leggen. Van de terinzagelegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving door de voorzitter van het centraal stembureau.
Ingevolge artikel E 7, tweede lid, van de Kieswet is de burgemeester voorzitter van het hoofdstembureau.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.1. Niet in geschil is dat eisers verzoek om kopieën betrekking had op de lijsten die ingevolge artikel H 1 van de Kieswet bij de voorzitter van het hoofdstembureau zijn ingediend. Uit de gedingstukken blijkt dat eisers verzoek aldus is opgevat en verweerder heeft dat ter zitting ook bevestigd.
2.2. Gelet hierop is de voorzitter van het hoofdstembureau het bestuursorgaan dat op eisers verzoek en op het bezwaar van eiser had moeten beslissen. De brief van 22 maart 2010 is verzonden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer en ook op het daartegen gerichte bezwaar is beslist door het college. Het bestreden besluit is dus niet door het bevoegde bestuursorgaan genomen. De rechtbank ziet daarin grond voor vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is gegrond.
2.3. Nu de voorzitter van het hoofdstembureau het bestreden besluit bij brief van
23 november 2010 voor zijn rekening heeft genomen, zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand kunnen blijven.
3. Eiser heeft onder verwijzing naar de Wob verzocht om toezending van de toegezonden en goedgekeurde kandidatenlijsten (H 1). Het college van burgemeester en wethouders heeft op dit verzoek gereageerd door toezending van kandidatenlijsten aan eiser met weglating van adresgegevens. Eiser kan zich daarmee niet verenigen. Hij wenst ook de adresgegevens te ontvangen en heeft aangevoerd dat verweerder openbaarmaking daarvan niet met een beroep op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wob had kunnen weigeren. De gevraagde gegevens hebben immers ter inzage gelegen. In beroep heeft eiser aangevoerd dat de door hem bedoelde lijsten op 25 januari 2010 niet ter inzage lagen. Hij heeft de kandidatenlijsten als bedoeld in artikel H 1 opgevraagd, en niet de kandidatenlijsten die met toepassing van artikel I 17 van de Kieswet ter inzage zijn gelegd. Ter zitting heeft eiser voorbeelden overgelegd van model-kandidatenlijsten met de aanduiding H1 en I 17 en betoogd dat er een verschil is tussen de lijsten als bedoeld in artikel H1 en de lijsten als bedoeld in artikel I 17.
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de brief van 22 maart 2010 niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, maar als een beslissing op een verzoek om een feitelijke handeling te verrichten. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de Wob geen betrekking heeft op openbare informatie. De gevraagde kandidatenlijsten lagen op 25 januari 2010, op het moment dat eiser zijn aanvraag om toezending deed, ter inzage. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat op 21 januari 2010 de zogenaamde H 1-lijsten ter inzage zijn gelegd, nadat de procedure zoals omschreven in artikel I 4 van de Kieswet had plaatsgevonden. Verweerders gemachtigde heeft nagevraagd of er andere lijsten zijn dan de door eiser bedoelde H 1-lijsten, maar dat is in verweerders gemeente niet het geval. Eventuele wijzigingen na de procedure als omschreven in artikel I 4 van de Kieswet worden verwerkt op de originele H 1-lijsten, maar van wijzigingen is in dit geval geen sprake geweest. Er zijn vijf kandidatenlijsten ingediend. Op twee daarvan waren oorspronkelijk ook adresgegevens vermeld. De lijsten hebben van
21 januari 2010 tot 5 maart 2010 - inclusief adresgegevens - ter inzage gelegen.
5. Uit de gedingstukken - waaronder het advies van de commissie bezwaarschriften, waarin onder “inleiding” een feitenrelaas wordt gegeven - en het verhandelde ter zitting, leidt de rechtbank af dat de kandidatenlijsten die eiser blijkens zijn verzoek toegezonden wenste te hebben, feitelijk ter inzage lagen op het moment dat eiser zijn aanvraag deed. Alle gegevens waarover eiser wenste te beschikken, te weten de kandidatenlijsten met inbegrip van de adresgegevens van de kandidaten, lagen op dat moment ter inzage. De rechtbank ziet geen grond om te twijfelen aan verweerders mededelingen ter zitting dat er binnen de gemeente Opmeer geen andere lijsten zijn of zijn geweest dan de zogenaamde H 1-lijsten en dat die lijsten pas op 21 januari 2010 ter inzage zijn gelegd. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of stukken op een bepaald moment ter inzage liggen, een vraag van feitelijke aard is. Gelet daarop acht de rechtbank niet van belang dat de lijsten die ingevolge artikel H 1 zijn ingeleverd, formeel gezien andere lijsten zijn dan de lijsten die na de procedure van artikel
I 4 van de Kieswet ter inzage worden gelegd, omdat die procedure kan leiden tot wijzigingen op de kandidatenlijsten. Ook de vraag of verweerder heeft gehandeld in strijd met de Kieswet door de zogenaamde H 1-lijsten niet al op 19 januari 2010 ter inzage te leggen, is voor de beoordeling van dit geschil niet van belang.
6. Nu de gevraagde gegevens op 25 januari 2010 ter inzage lagen, had eiser op die dag bij verweerder de gevraagde stukken kunnen inzien en desgewenst een afschrift kunnen verkrijgen. Onder die omstandigheden was eisers verzoek om toezending van de kandidatenlijsten aan te merken als het verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling. De beslissing op een dergelijk verzoek is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, zodat het daartegen gerichte bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BD7377.
7. Eisers beroep op artikel 7 van de Wob treft geen doel. Uit het voorgaande blijkt immers dat de Wob niet van toepassing is op eisers verzoek.
8. Gelet op het voorgaande kunnen de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Verweerder hoeft dus niet opnieuw op het bezwaar te beslissen.
9. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten heeft de rechtbank, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld op
€ 874,00 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het griffierecht ten bedrage van € 150,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 874,00, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. Berkers, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.L. Toorenburg-Bovenkerk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2010 te Alkmaar.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.