ECLI:NL:RBALK:2010:BP0219

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1861
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOB-verzoek om verstrekking kandidatenlijsten voor gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woondplaats], een verzoek ingediend bij de burgemeester van Texel om kopieën van de kandidatenlijsten (model H1) voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010. Dit verzoek is gedaan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser heeft zijn verzoek ook schriftelijk onder de aandacht gebracht. De burgemeester heeft op 12 maart 2010 gereageerd door kopieën van de kandidatenlijsten te sturen, maar zonder de adresgegevens van de kandidaten. Eiser was het hier niet mee eens en heeft bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 9 juli 2010 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 12 november 2010 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de gevraagde kandidatenlijsten ter inzage lagen op het moment dat eiser zijn verzoek deed. De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiser moet worden aangemerkt als een verzoek om een feitelijke handeling, omdat de informatie al openbaar beschikbaar was. De rechtbank stelt vast dat de beslissing van verweerder om het verzoek niet te honoreren geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank wijst erop dat de Wob niet van toepassing is op verzoeken om informatie die al openbaar is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden, waaronder eiser, hoger beroep instellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 10/1861 WOB
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woondplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H. van Drunen,
tegen
de voorzitter van het hoofdstembureau van de gemeente Texel,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij e-mailbericht van 25 januari 2010 heeft eiser bij de burgemeester van Texel ter attentie van het Gemeentelijk Bureau Verkiezingen verzocht om kopieën van de kandidatenlijsten (model H l) zoals die zijn ingediend en goedgekeurd voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 in de gemeente Texel. Daarbij heeft eiser zich beroepen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Bij brief van 30 januari 2010 heeft hij zijn verzoek ook schriftelijk onder de aandacht gebracht.
Bij brief van 12 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel eiser kopieën toegestuurd van de kandidatenlijsten (model H 1), zonder de adresgegevens van de kandidaten.
Het tegen de brief van 12 maart 2010 ingediende bezwaarschrift is op 9 juli 2010 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft bij brief van 23 juli 2010, door de rechtbank ontvangen op 26 juli 2010, beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juli 2010.
De rechtbank heeft de zaak op 12 november 2010 ter zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, verschenen bij M. Oosterdijk.
Motivering
1. De artikelen H 1, I 1, I 3, I 4 en I 17 van de Kieswet, voor zover hier van belang, luiden als volgt:
H 1
1. Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau, op de secretarie van de gemeente waar dit bureau is gevestigd, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd. Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt de burgemeester van elke gemeente dit ter openbare kennis.
I 1
1. Op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het hoofdstembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.
2. Het hoofdstembureau draagt er zorg voor dat het centraal stembureau op de dag na de kandidaatstelling afschriften van de ingeleverde kandidatenlijsten ontvangt.
3. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel H 2, draagt het hoofdstembureau er zorg voor dat de overige hoofdstembureaus op de dag na de kandidaatstelling een afschrift van de kandidatenlijst ontvangen die voor de desbetreffende kieskring is ingeleverd.
I 3
1. Onmiddellijk nadat de lijsten door het hoofdstembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, door de voorzitter ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage gelegd.
2. Op de voet van artikel I 1, derde lid, toegezonden afschriften van ingeleverde kandidatenlijsten worden ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd ter inzage gelegd, zodra deze zijn ontvangen.
I 4
Op de derde dag na de kandidaatstelling beslist het hoofdstembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.
I 17
1. Nadat van alle hoofdstembureaus de in artikel I 9, eerste lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is ontvangen, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten zo spoedig mogelijk openbaar. Daarbij vermeldt hij tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.
2. De openbaarmaking geschiedt indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, door plaatsing van de lijsten naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant; indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad, door de van de nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten ter secretarie van de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd, onderscheidenlijk ter secretarie van de gemeente, voor een ieder ter inzage te leggen. Van de terinzagelegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving door de voorzitter van het centraal stembureau.
Ingevolge artikel E 7, tweede lid, van de Kieswet is de burgemeester voorzitter van het hoofdstembureau.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers verzoek om kopieën betrekking had op de zogenaamde H 1-lijsten; de lijsten die ingevolge artikel H 1 van de Kieswet bij de voorzitter van het hoofdstembureau zijn ingediend en vervolgens, na de procedure als omschreven in artikel I 1 van de Kieswet, op grond van artikel I 3 door de voorzitter van het hoofdstembureau ter inzage zijn gelegd.
2.2. Gelet hierop is de voorzitter van het hoofdstembureau het bestuursorgaan dat op eisers verzoek en op het bezwaar van eiser had moeten beslissen. De brief van 12 maart 2010 is verzonden namens het college van burgemeester en wethouders. Nu op het bezwaar daartegen is beslist door de burgemeester in de hoedanigheid van voorzitter van het hoofdstembureau - zo blijkt uit het commissieadvies - en dus door het bevoegde bestuursorgaan, zal de rechtbank hieraan geen consequenties verbinden.
3. Eiser heeft onder verwijzing naar de Wob verzocht om toezending van de toegezonden en goedgekeurde kandidatenlijsten (H 1). Het college van burgemeester en wethouders heeft op dit verzoek gereageerd door toezending van kandidatenlijsten aan eiser met weglating van adresgegevens. Eiser kan zich daarmee niet verenigen. Hij wenst ook de adresgegevens te ontvangen en heeft aangevoerd dat verweerder openbaarmaking daarvan niet met een beroep op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wob had kunnen weigeren. De gevraagde gegevens hebben immers ter inzage gelegen. In beroep heeft eiser aangevoerd dat de door hem bedoelde lijsten op 25 januari 2010 niet ter inzage lagen. Hij heeft de kandidatenlijsten als bedoeld in artikel H 1 van de Kieswet opgevraagd, en niet de kandidatenlijsten die met toepassing van artikel I 17 van de Kieswet ter inzage zijn gelegd. Ter zitting heeft eiser voorbeelden overgelegd van model-kandidatenlijsten met de aanduiding H 1 en I 17 en betoogd dat er een verschil is tussen de lijsten als bedoeld in artikel H 1 en de lijsten als bedoeld in artikel I 17.
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de brief van 12 maart 2010 niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar als een beslissing op een verzoek om een feitelijke handeling te verrichten. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de Wob geen betrekking heeft op openbare informatie. De gevraagde kandidatenlijsten lagen op 25 januari 2010, op het moment dat eiser zijn aanvraag om toezending deed, ter inzage. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat op 19 januari 2010 de zogenaamde H 1-lijsten ter inzage zijn gelegd. Op 21 januari 2010 heeft de openbare zitting als bedoeld in artikel I 4 van de Kieswet plaatsgevonden en is beslist over de geldigheid van de lijsten en de handhaving van de daarop voorkomende kandidaten. Vervolgens zijn op 22 januari 2010 de H 1-lijsten ter inzage blijven liggen en zijn tevens ter inzage gelegd het proces-verbaal van de zitting van
21 januari 2010 en de definitieve kandidatenlijsten als bedoeld in artikel I 17 van de Kieswet; de zogenaamde I 17-lijsten.
5.1. Uit het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de door eiser op 25 januari 2010 opgevraagde kandidatenlijsten (H 1) ter inzage lagen op het moment dat hij verzocht om toezending ervan. De rechtbank ziet geen grond om aan verweerders mededelingen op dit punt te twijfelen en betrekt daarbij dat in de mededeling van het centraal stembureau, gepubliceerd op 22 januari 2010 (gedingstuk B1), uitdrukkelijk is aangegeven dat de op
19 januari 2010 ingeleverde en onderzochte kandidatenlijsten – met de ondersteuningsverklaringen – voor een ieder ter inzage zijn gelegd. Zij is voorts van oordeel dat de vraag of stukken op een bepaald moment ter inzage liggen, een vraag van feitelijke aard is. Of de Kieswet voorschrijft dat de H 1-lijsten na de procedure als bedoeld in artikel
I 4 van de Kieswet opnieuw ter inzage moeten worden gelegd of ter inzage moeten blijven liggen, acht de rechtbank dan ook niet van belang.
5.2. Nu de H 1-lijsten op 25 januari 2010 ter inzage lagen, had eiser op die dag bij verweerder de gevraagde stukken kunnen inzien en desgewenst een afschrift kunnen verkrijgen. Onder die omstandigheden was eisers verzoek om toezending van de kandidatenlijsten aan te merken als het verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling. De beslissing op een dergelijk verzoek is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, zodat het daartegen gerichte bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BD7377.
5.3. Eisers beroep op artikel 7 van de Wob treft geen doel. Uit het voorgaande blijkt immers dat de Wob niet van toepassing is op eisers verzoek.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Bij deze uitspraak ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeing.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. Berkers, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.L. Toorenburg-Bovenkerk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2010 te Alkmaar.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.