RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810337-10 (P) en 14.810227-09 (TUL)
Datum uitspraak : 16 november 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. M. van der Weide, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 250 euro, althans enig geldbedrag en/of een camera en/of een sieradendoos inhoudende een aantal gouden en/of zilveren kettingen en/of armbandjes en/of ringen, in elk geval een hoeveelheid sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2010 tot en met 22 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een laptop en/of een portemonnee (inhoudende 1000 rand aan Zuid-Afrikaans geld) en/of een hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een (gouden) horloge en/of een muntenverzameling en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 3] heeft weggenomen een of meer flatscreen(s) en/of een mobiele telefoon en/of een sprei en/of een laken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2010 tot en met 25 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 4] heeft weggenomen een hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een of meer spelcomputer(s) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 25 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 5]heeft weggenomen een hoeveelheid etens- en/of drinkwaren en/of een (gouden) ring en/of een kistje inhoudende een (gouden) ketting met twee hangertjes en/of een Nintendo Wii (spelcomputer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Op 24 juli 2010 meldt een vrouw telefonisch aan de politie dat zij bij haar overburen aan de [adres 6] te Hoorn een man ziet inbreken. De man probeert aan de achterzijde van de woning een bovenlichtje te forceren. De vrouw legt het vast op een aantal foto’s. De politie treft op aanwijzing van de vrouw de verdachte aan maar die weet te ontsnappen. In de directe omgeving, te weten aan de [straatnaam], wordt de schuilplaats van de verdachte ontdekt en daar wordt hij een dag later aangehouden. Op de schuilplaats van de verdachte wordt een laken aangetroffen dat herkend wordt als zijnde afkomstig van een op 20 juli 2010 gepleegde woninginbraak. Tevens worden plastic tassen aangetroffen met diverse goederen. Een aantal van de aangetroffen goederen zijn in beslag genomen en vervolgens is door de politie onderzocht of die van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 2 november 2010 bekend de inbraken te hebben gepleegd, maar hij kan zich met het betrekking tot de weggenomen goederen niet in alle gevallen meer herinneren of hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit weet de verdachte met zekerheid een aantal goederen niet te hebben weggenomen.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van alle ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen specifieke herinnering heeft aan deze inbraak en dat geen technisch bewijs aanwezig is waarmee verdachtes betrokkenheid bij dit feit kan worden aangetoond. De bij deze inbraak buit gemaakte camera, die door de vriendin van de verdachte bij hem is aangetroffen en die vervolgens door haar bij de politie is afgegeven, kan volgens de verklaring van de verdachte ook door hem gevonden zijn in de bosjes.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit kan volgens de raadsvrouw slechts het wegnemen van één televisie bewezen worden. De verdachte heeft van aanvang af verklaard één televisie te hebben weggenomen. Evenmin is bewijs voorhanden voor het wegnemen van de mobiele telefoon door de verdachte. Hij heeft verklaard daar geen herinnering meer aan te hebben en ander bewijs ontbreekt, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw niet bewezen worden dat verdachte een gouden ring en het kistje met een gouden ketting met twee hangertjes heeft weggenomen. De verdachte heeft van aanvang af verklaard deze goederen niet te hebben gestolen en dat zeker te weten aangezien de inbraak plaats vond op de dag van zijn aanhouding.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 november 2010;
- de verklaring van de verdachte bij de politie van 26 juli 2010 ;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 1 juli 2010 ;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen waaronder met name de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de hiervoor aangehaalde verklaring van verdachte bij de politie.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 november 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 2] d.d. 22 juli 2010 ;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 3
Op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 november 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 3] d.d. 21 juli 2010 ;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich niet meer te herinneren of hij één of twee televisietoestellen heeft weggenomen. Ook zegt hij zich niet te kunnen herinneren of hij de mobiele telefoon heeft weggenomen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Nu de verdachte ter terechtzitting heeft erkend de overige, in de tenlastelegging opgenomen goederen uit de woning aan [adres 3] te Hoorn te hebben weggenomen en de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte van [benadeelde partij 3], zal de rechtbank deze aangifte volgen. Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte alle in de tenlastelegging vermelde goederen heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 4
Op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 november 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 4] d.d. 25 juli 2010 ;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan in die zin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 5
Op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 november 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 5] van 26 juli 2010 ;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan in die zin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van inklimming.
De verdachte heeft met betrekking tot dit feit ter zitting herhaald - zoals hij eerder al bij de rechter-commissaris had verklaard - er zeker van te zijn geen gouden ring en geen kistje met daarin een ketting te hebben weggenomen. Hij heeft verklaard dat hij dit heel zeker wist omdat hij op de dag waarop hij dit feit heeft gepleegd ook is aangehouden. De rechtbank overweegt hierover dat zij geen reden heeft om op dit punt te twijfelen aan de verklaring van de verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte de gouden ring en het kistje met daarin een gouden ketting met twee hangertjes heeft weggenomen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 juni 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [adres 1]heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 250 euro en een camera en een sieradendoos inhoudende een aantal gouden en zilveren kettingen en armbandjes en ringen, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 15 juli 2010 tot en met 22 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [adres 2] heeft weggenomen een laptop en een portemonnee (inhoudende 1000 rand aan Zuid-Afrikaans geld) en sieraden en een gouden horloge en een muntenverzameling en een fotocamera, toebehorende aan [benadeelde partij 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 20 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [adres 3] heeft weggenomen flatscreens en een mobiele telefoon en een sprei en een laken, toebehorende aan [benadeelde partij 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4.
hij in de periode van 24 juli 2010 tot en met 25 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [adres 4] heeft weggenomen sieraden en spelcomputers en een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde partij 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 25 juli 2010 in de gemeente Hoorn NH met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan [adres 5]heeft weggenomen etens- en drinkwaren en een Nintendo Wii (spelcomputer), toebehorende aan [benadeelde partij 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, 2, 3 en 4 telkens :
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Feit 5
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank overweegt omtrent de strafbaarheid van verdachte het volgende.
De deskundige drs. R. Brandsma, psycholoog, heeft, blijkens zijn rapport van 19 oktober 2010 verdachte onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die gezien hun aard ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Er is sprake van cocaïneafhankelijkheid, ADHD en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, afhankelijke en borderline trekken. Gezien de sterke invloed van de geconstateerde pathologie waarbij sprake is van een zwakke en verstoorde zelfregulatie, gedragsturing en gedragscontrole, beperkte probleemoplossende capaciteiten en een ingeperkte vrije wil door zuchtigheid en verslaving, kan tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid geconcludeerd worden. Betrokkene heeft echter een redelijk adequaat besef van zijn beperkingen en van de waarschijnlijke consequenties van druggebruik (hij is bijvoorbeeld bang terug te vallen in druggebruik en daardoor in criminaliteit) waardoor hij, culpa in causa, wel deels verantwoordelijk is voor het gedrag ten gevolge van het druggebruik. Hiermee rekening houdende kan betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar gezien worden, aldus de deskundige.
De rechtbank verenigt zich met de hierboven omschreven conclusie van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid en maakt deze tot de hare.
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot oplegging aan de verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan te koppelen de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact en het verlenen van medewerking aan een intake bij een instelling voor klinische verslavingszorg. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht, met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde, de vordering van de [benadeelde partij 3] toe te wijzen voor een bedrag van € 557,41 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verzocht de schroevendraaiers verbeurd te verklaren en de twee gouden oorbellen terug te geven aan de rechthebbende, mevrouw [benadeelde partij 4].
Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 1 december 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Het is van groot belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk een aanvang kan maken met de klinische behandeling. Met het oog daarop wordt de rechtbank verzocht om aan de verdachte een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Voorts heeft de raadsvrouw met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde verzocht de vordering van de benadeelde partij slechts toe te wijzen voor een bedrag van € 259,41. Dit bedrag is de gevorderde schadevergoeding voor de onder 5 weggenomen televisie, welke schade is onderbouwd door middel van overlegging van een nota. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Met betrekking tot het beslag en de vordering tot tenuitvoerlegging van de, bij vonnis van 1 december 2009, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ruim een maand schuldig gemaakt aan een reeks woninginbraken. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten, naast het feit dat hen materiële schade wordt toegebracht, nog langdurig te lijden kunnen hebben onder gevoelens van angst en onveiligheid, teweeggebracht door de ernstige inbreuk op hun privacy.
De verdachte heeft zich ten tijde van het plegen van deze feiten niets gelegen laten liggen aan deze gevolgen, en zich slechts bekommerd om zichzelf, teneinde snel en kosteloos aan eten en drinken te komen en aan goederen om zijn cocaïneverslaving te kunnen bekostigen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- Het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld en bovendien ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde in een proeftijd liep. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- Het advies betreffende een eventuele strafoplegging ten aanzien van de verdachte zoals weergegeven in het reeds hierboven onder 7. genoemde deskundigenrapport.
De deskundige geeft in zijn rapport hieromtrent, zakelijk weergegeven weer dat
een langdurige klinische behandeling van de drugsverslaving en vooral van de onderliggende persoonlijkheidsstoornis noodzakelijk is ter preventie van recidive en ter stimulering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling. Ambulante hulpverlening en kortdurende klinische hulpverlening wordt ontoereikend geacht.
Na de klinische behandeling zal een zorgtraject met begeleiding nodig zijn voordat betrokkene geheel zelfstandig zal functioneren. In overleg met de verslavings-reclassering komt vooral het zorgtraject Triple-Ex van Palier forensische verslavingszorg hiervoor in aanmerking.
Als juridisch kader kunnen volgens de deskundige bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel dienen. Verplichte begeleiding door de reclassering met toezicht op het nakomen van de bijzondere voorwaarden is daarbij aangewezen.
- De brief van mevrouw Y. Driessen verbonden als teammanager aan Palier forensische & intensieve zorg van 26 oktober 2010, inhoudende dat zij niet beschikken over de pro justitia rapportage en om die reden nog geen strafadvies kunnen formuleren.
Op de terechtzitting is mevrouw M.M. de Geus, als reclasseringsmedewerker werkzaam bij Palier forensische & intensieve zorg, gehoord als getuige. Kort samengevat heeft zij verklaard dat een langdurige klinische opname geïndiceerd is voor verdachte. Zij heeft weliswaar de pro justitia rapportage niet tijdig ontvangen, maar wel overleg gehad met de deskundige Brandsma en de verdachte over het door laatstgenoemde uitgebrachte strafadvies en het vervolgtraject. Om de bijzondere voorwaarden te kunnen realiseren is een indicatiestelling en een garantiedatum voor opname van de verdachte noodzakelijk. Gelet op de complexe problematiek van de verdachte wordt thans gedacht aan een opname in de Piet Roordakliniek .De indicatiestelling zal worden verzocht aan het NIFP waarna een intake met de verdachte in deze kliniek kan plaatsvinden, aldus de reclasseringsmedewerker.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard te kunnen instemmen met de door de deskundige voorgestelde klinische opname en daartoe ook gemotiveerd te zijn.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank voorts rekening met de drie ad informandum gevoegde feiten, nu de verdachte deze ter zitting heeft erkend.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf gepast is, waarbij naast de oplegging van een onvoorwaardelijk deel een voorwaardelijk deel met een bijzondere voorwaarde, zoals na te noemen, dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen de aard en ernst van de gepleegde feiten en de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
9. Vordering van de benadeelde partij
De [benadeelde partij 3] wonende [adres 3], [postcode] Hoorn, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 3 bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 607,41 wegens materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Dit bedrag bestaat uit € 300,- voor de televisie van het merk Medion, € 259,41 voor de televisie van het merk Q Media en
€ 48,- voor de mobiele telefoon. Beide televisies waren nog geen jaar oud zodat daarop geen afschrijving in mindering is gebracht. De verzochte schadevergoeding voor de mobiele telefoon is verminderd met een afschrijving van 20% per jaar.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden kan de vordering deels worden toegewezen.
De rechtbank zal een bedrag van € 48,00 toewijzen voor de mobiele telefoon nu deze vordering is onderbouwd en rekening is gehouden met de afschrijving van 20% per jaar. De verzochte schadevergoeding voor de televisie van het merk Medion van € 259,41 zal de rechtbank eveneens toewijzen nu deze is onderbouwd door overlegging van een nota. De schadevergoeding van de televisie van het merk Q Media zal de rechtbank begroten op een bedrag van € 250, - nu hiervan geen nota is overgelegd. Aan de [benadeelde partij 3] wordt in totaal een bedrag van € 557,41 toegekend wegens geleden materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 juli 2010, tot de dag van algehele voldoening.
Verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De benadeelde partij heeft verzocht om aan verdachte ter zake van haar vordering ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ook de officier van justitie heeft gevorderd dat deze maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
De in deze rubriek en in de rubriek BESLISSING gebruikte nummers verwijzen naar de door de officier van justitie overlegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel, dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
1. 4.00 STK schroevendraaier
verbeurd verklaard dienen te worden.
2. 2.00 STK Oorbel Kl: Goud
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende [benadeelde partij 4].
12. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Alkmaar van 1 december 2009 in de zaak met parketnummer 14.810227-09 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van het vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoort in beginsel de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
De rechtbank vindt echter in de persoon van de verdachte aanleiding om de vordering van de officier in dit geval af te wijzen. Uit de rapportages met betrekking tot de verdachte en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het van belang is dat de verdachte zo spoedig mogelijk aanvangt met zijn behandeling. De rechtbank acht het voorts van belang om de verdachte de kans te geven een nieuwe start te maken. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf van vijf maanden zou daaraan in de weg kunnen staan, mede in aanmerking genomen het feit dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur wordt opgelegd. De rechtbank ziet wel aanleiding om de proeftijd met één jaar te verlengen.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte anders of meer ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Palier forensische & intensieve zorg, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt, ook indien deze inhoudt het meewerken aan een intake bij de Piet Roordakliniek dan wel enige andere behandelinstelling.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij 4] van:
Wijst toe de vordering van de [benadeelde partij 3], wonende [adres 3], [postcode] Hoorn.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 557,41 (vijfhonderdzevenenvijftig euro en eenenveertig cent) als schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2010 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde partij 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 557,41 (vijfhonderdzevenenvijftig euro en eenenveertig cent) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 (elf) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van 1 december 2009 in de zaak met parketnummer 14.810227-09 en verlengt de proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. N.O.P. Roché, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2010.