RECHTBANK ALKMAAR
Sector strafrecht
Parketnummer : 14.810010-10 + 14.701028-09 (TUL) (P)
Datum uitspraak : 9 november 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
(primair)
hij op of omstreeks 03 januari 2010 te [plaatsnaam], gemeente Texel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (van zeer nabij) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting van de buik, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 03 januari 2010 te [plaatsnaam], gemeente Texel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (van zeer nabij) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of een of meermalen een vuistslag op de linkerwang, althans tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 03 januari 2010 te [plaatsnaam], gemeente Texel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hand achter die [slachtoffer 1] aangerend;
3.
(primair)
hij op of omstreeks 09 augustus 2009 te [plaatsnaam], gemeente Texel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het (met kracht) slaan/stompen op/tegen/naar (het hoofd van) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of duwen tegen en/of trekken aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
(subsidiair)
hij op of omstreeks 09 augustus 2009 te [plaatsnaam], gemeente Texel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt/geslagen
en/of een persoon (te weten [slachtoffer 2]) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) met
zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde.
B. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak betoogd van de verdachte onder 1 (primair en subsidiair), 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte betoogd dat er geen sprake is geweest van het in de tenlastelegging opgenomen medeplegen, zodat verdachte van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
C. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
In de vroege ochtend van 3 januari 2010 stond een groepje jongeren voor de woning van verdachte aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam]. , , Verdachte stoorde zich aan het lawaai dat deze jongeren maakten. Verdachte heeft een mes bij zich gestoken en is naar buiten gelopen. Verdachte heeft de jongens aangesproken , en heeft vervolgens zijn twee collega’s [naam 1] en [naam 2] gebeld. , , , Zijn collega’s zijn vervolgens naar de woning van verdachte toe gegaan. , Op dat moment is er buiten een handgemeen ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer 1], waarbij verdachte eerst [slachtoffer 1] heeft geslagen, waarna [slachtoffer 1] verdachte op de grond heeft gewerkt. , Op het moment dat verdachte weer opstond heeft hij het mes gepakt. ,
Omtrent het vervolg van het incident zijn verschillende getuigenverklaringen afgelegd. Een deel van deze getuigen verklaart dat verdachte met het mes naar het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken , , , terwijl een minstens even groot deel van de getuigen verklaart dat verdachte niet met het mes naar het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken, maar dat hij het mes wel vast heeft gehouden. , , Gezien deze verschillende verklaringen bestaat er twijfel omtrent hetgeen verdachte daadwerkelijk met het mes heeft gedaan. Verdachte is met het mes omhoog gekomen nadat hij was gevallen, waarop [slachtoffer 1] gelijk is gaan rennen. Gelet op de verschillende verklaringen van de getuigen, waaronder ook meerdere getuigen die verklaren dat zij hebben gezien dat verdachte géén stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes, kan de rechtbank niet zonder twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen. Om dezelfde reden kan ook de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
Na het feitencomplex zoals omschreven ten aanzien van feit 1, hetgeen zich afspeelde in de vroege ochtend van 3 januari 2010 te [plaatsnaam], heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] zich omgedraaid en is hij weggerend. , Verdachte is hierop achter [slachtoffer 1] aan gerend. , Bij dit rennen achter [slachtoffer 1] aan heeft verdachte het mes nog even in zijn hand gehouden, waarna het op de grond is gevallen. , , , , Tijdens het rennen heeft verdachte geroepen “I kill you” (de rechtbank begrijpt dat verdachte heeft bedoeld: ik zal je doden). , , ,
De rechtbank oordeelt als volgt.
Er was sprake van een conflict, waarbij verdachte een mes heeft getrokken. , Daarop is [slachtoffer 1] gaan rennen en is verdachte achter hem aan gegaan met het mes in zijn handen. De afstand die verdachte heeft afgelegd met het mes in zijn handen doet niet af aan de dreiging die hij hiermee voor die [slachtoffer 1] heeft gecreëerd. Gezien het ontstaan van die dreigende situatie heeft verdachte het slachtoffer opzettelijk bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met het mes in zijn handen achter hem aan te rennen en daarbij te roepen “I kill you”.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet met een mes achter het slachtoffer aan is gerend. Gezien de hierboven genoemde bewijsmiddelen verwerpt de rechtbank dit verweer.
In de vroege ochtend van 9 augustus 2009 heeft in [plaatsnaam] een vechtpartij plaatsgevonden. , , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden door twee jongens aangevallen toen zij op weg waren naar de taxistandplaats. , Eén jongen begon [slachtoffer 2] te duwen. Een tweede jongen gaf hem een klap op zijn neus. Een andere jongen gaf hem meerdere keren een vuistslag in zijn gezicht. Na de vuistslagen had hij veel last aan zijn neus en een wenkbrauw. Ook heeft [slachtoffer 2] hieraan een bloedende neus overgehouden.
Naar aanleiding van het door [slachtoffer 2] opgegeven signalement van degenen die hem hadden geslagen, heeft de politie verdachte aangehouden. Op het shirt van verdachte werden door de verbalisanten diverse bloedvlekken waargenomen. [slachtoffer 3] heeft verdachte herkend als de persoon die [slachtoffer 2] had geslagen. Hij was zelf door de metgezel van verdachte geslagen. Verdachte en [betrokkene], hebben bekend bij de vechtpartij betrokken te zijn geweest en te hebben geslagen. ,
De raadsman heeft betoogd dat medeverdachte [betrokkene] niet is vervolgd wegens dit feit. Hij heeft daaraan de conclusie verbonden, dat vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank is, daargelaten dat haar niets bekend is omtrent de grondslag van een tegen deze medeverdachte genomen beslissing omtrent (niet-) vervolging, van oordeel dat de vraag of een mededader wel of niet wordt vervolgd een bewezenverklaring niet in de weg staat.
De rechtbank acht gezien het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen personen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 januari 2010 te [plaatsnaam], gemeente Texel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in de hand achter die [slachtoffer 1] aangerend;
3.
(primair)
hij op 9 augustus 2009 te [plaatsnaam], gemeente Texel, met een ander, op de openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het slaan en stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en duwen tegen die [slachtoffer 2].
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 3 primair: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van deze straf de bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft verder de verbeurdverklaring gevorderd van het in beslag genomen mes. Voorts heeft de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf gevorderd voor de duur van 120 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte goed heeft meegewerkt met de reclassering en dat het op dit moment goed gaat met verdachte. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet opnieuw in detentie dient te worden genomen, maar dat het voorarrest voldoende is geweest. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de hoogte van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsman betoogd dat deze dient te worden gematigd tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging en dat het overige gedeelte van de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een mes achter het slachtoffer aan te rennen en voorts aan openlijk geweld tegen personen. Deze geweldsmisdrijven zijn ernstige misdrijven, waarvan slachtoffers de gevolgen vaak nog lang met zich mee dragen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 4 januari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 maart 2010 van M. Venne, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Alkmaar;
- het over de verdachte uitgebrachte voortgangsverslag gedateerd 25 oktober 2010 van G.A. Weder, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Alkmaar.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 558,94 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Tevens is de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit gevorderd.
Omtrent de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van culpa in causa nu [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] min of meer de situatie hebben veroorzaakt door hun dronken houding en gedrag. Daarom dient in ieder geval het immateriële gedeelte van de vordering te worden gematigd.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte -ook al is een andere dader daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2009. Op grond van de processtukken kan naar het oordeel van de rechtbank zeker niet worden vastgesteld dat de eigen rol van [slachtoffer 2] zou moeten leiden tot een matiging van het gevorderde bedrag.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
De rechtbank zal aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 558,94, met bepaling dat wanneer een zijner mededaders geheel of gedeeltelijk betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp, te weten een keukenmes, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek op de terechtzitting is het volgende gebleken. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
12. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 15 juni 2009 in de zaak met parketnummer 14.701028-09 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 juli 2009 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 30 juni 2009 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd onder 2 en 3 primair dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 119 (honderdnegentien) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde naleeft, te weten dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die hem zullen worden gegeven door of namens Palier forensische & intensieve zorg, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt dat verdachte dient deel te nemen aan gedragsinterventies.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 1.00 STK Mes Kl:zwart
Keukenmes
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 558,94 (vijfhonderdachtenvijftig euro en vierennegentig cent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 558,94 (vijfhonderdachtenvijftig euro en vierennegentig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, opgelegd bij voormeld vonnis van 15 juni 2009 in de zaak met parketnummer 14.701028-09 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. R. Hirzalla en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2010.