ECLI:NL:RBALK:2010:BO8977

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346114 \ OA VERZ 10-237
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na eerdere afwijzing en veranderingen in omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Alkmaar op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Lips Linnenmanagement B.V. en de werknemer. De werknemer, die sinds 27 maart 2006 in dienst was, was sinds 30 oktober 2007 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Eerder was een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, maar Lips stelde dat er inmiddels veranderingen in de omstandigheden waren die een ontbinding rechtvaardigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen partijen, mede door de eerdere procedures en de onheuse bejegening van Lips door de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat de re-integratie bij Lips niet meer haalbaar was en dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011 ontbonden moest worden. Tevens werd aan de werknemer een vergoeding van € 9.000,- bruto toegekend, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak. De proceskosten werden gecompenseerd, met de voorwaarde dat als Lips haar verzoek introk, zij de kosten van de werknemer zou moeten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 346114 \ OA VERZ 10-237 \ CP
Uitspraakdatum: 7 december 2010
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap m.b.a. Lips Linnenmanagement B.V.
statutair gevestigd te Vlaardingen en kantoorhoudende te Tiel
verzoekende partij
verder ook te noemen: Lips
gemachtigde: mr. A.H.F. Kluwen, advocaat te Dordrecht
tegen
[naam] te [plaats]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.C.A. Stoop, advocaat te Heerhugowaard.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
-het verzoekschrift van Lips met bijlagen 1 t/m 14;
-het verweerschrift van [werknemer] met bijlagen A t/m K;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 23 november 2010;
-de pleitnotities van de gemachtigde van Lips;
-de pleitnota van de gemachtigde van [werknemer].
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1. [werknemer], geboren op 22 oktober 1961, is vanaf 27 maart 2006 bij Lips werkzaam, laatste-lijk in de functie van projectcoördinator tegen een actueel salaris van € 2.173,61 bruto per vier weken (exclusief 8,33% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering) op basis van een 36-urige werkweek. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Textielverzorging.
2. [werknemer] verrichtte haar werkzaamheden aanvankelijk in Castricum en daarna, vanaf maart 2007, in Zuidlaren.
3. [werknemer] is op 30 oktober 2007 arbeidsongeschikt als gevolg van psychische klachten door haar privé-situatie.
4. Bij vonnis in kort geding van 21 oktober 2009 heeft de kantonrechter te Alkmaar als
voorzieningenrechter de vordering van [werknemer] om in het kader van haar re-integratie toegelaten te worden tot het verrichten van werkzaamheden als projectcoördinator bij de vestiging van Lips in Castricum afgewezen. Het vonnis is in hoger beroep door het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van van 15 juni 2010 bekrachtigd.
5. Bij besluit van 30 oktober 2009 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een zogenoemde loonsanctie opgelegd aan Lips, op de grond dat de
re-integratie-inspanningen van Lips onvoldoende zijn geweest. Die loonsanctie komt er, blijkens de brief van het UWV van 30 oktober 2009, op neer dat de loondoorbetalingverplichting van Lips tijdens ziekte van [werknemer] is verlengd tot 13 november 2010.
6. [werknemer] is met ingang van 8 december 2009 op non-actief gesteld. Daarvoor was [werknemer] in het kader van haar re-integratie werkzaam in de vestiging van Lips te Alkmaar.
7. Bij vonnis in kort geding van 2 maart 2010 heeft de kantonrechter te Alkmaar als
voorzieningenrechter de vordering van [werknemer] om in het kader van haar re-integratie toegelaten te worden tot het verrichten van werkzaamheden als projectcoördinator bij de vestiging van Lips in Zuidlaren afgewezen.
8. Bij beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 12 april 2010 is het verzoek van Lips tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] afgewezen, kort samengevat omdat de arbeidsverhouding in Alkmaar niet zodanig verstoord wordt geacht dat
re-integratie in die vestiging is uitgesloten. Daarnaast heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het aan Lips is om in overleg met [werknemer] te bezien op welke wijze de re-integratie wordt voortgezet en vormgegeven, en op welke wijze eventueel de re-integratie in het tweede spoor wordt ingezet. De kantonrechter acht het aangewezen dat partijen, in ieder geval als de re-integratie bij Lips zelf plaatsvindt, de in de stukken al genoemde mogelijkheid van assessment en mediation in overweging nemen, en dat [werknemer] zo nodig haar medewerking daaraan verleent.
9. In zijn spreekuurverslag van 29 september 2010 concludeert de bedrijfsarts,
dhr. R. Tesselaar, onder meer dat hij verwacht dat [werknemer] binnen 26 weken weer geschikt wordt geacht voor werkzaamheden gelet op haar beperkingen. Belastbare uren zijn op dat moment ongewijzigd (15 uur per week).
10. In de voortgangsrapportage re-integratie tweede spoor van Enter@ Work (in opdracht van Lips) van 9 november 2010 staat als conclusie ten aanzien van de voortgang van [werknemer] dat [werknemer] voorspoedig ontwikkelt en herstelt en dat zij naar verwachting de komende periode zal aansterken en mogelijk zal uitstromen naar nieuw werk.
Het geschil
11. Lips verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding. Aan dit verzoek legt Lips -zakelijk samengevat- ten grondslag dat Lips als werkgever niet meer met [werknemer] wenst verder te gaan, ongeacht de locatie, nu er als gevolg van de gevoerde procedures en de onheuse bejegening van Lips door [werknemer] een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan. Voorts heeft Lips aangevoerd dat ook via het tweede spoortraject geen oplossing/plaatsing is gevonden en de periode van loonsanctie is verstreken, zodat Lips niets anders rest dan ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. [werknemer] heeft deze uitkomst volgens Lips aan zichzelf te wijten, reden waarom haar geen enkele vergoeding toekomt.
12. Het verweer van [werknemer] strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een ontbindingsvergoeding van afgrond € 53.400,- bruto. Ter toelichting voert [werknemer] -zakelijk samengevat- aan dat het onderhavige verzoek berust op dezelfde grond als het eerdere verzoek van Lips tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, reden waarom het “ne bis in idem” beginsel zich verzet tegen behandeling van dit verzoek. Voorts werpt [werknemer] met verwijzing naar het overgelegde spreekuurverslag van de bedrijfsarts op dat, nu binnen 26 weken herstel is te verwachten, zij zich inzetbaar acht bij Lips. Bovendien wijst [werknemer] op het positieve rapport van het re-integratiebedrijf Enter@Work met betrekking tot tweede spoortraject. In het geval de ontbinding wordt toegewezen is [werknemer] van mening dat de arbeidsongeschiktheid door toedoen van Lips langer heeft geduurd dan noodzakelijk, het feit dat zij thans nog niet aan het werk is, is eveneens te wijten aan Lips, aldus [werknemer]. Toepassing van correctiefactor 3 is volgens Lips op zijn plaats.
13. Op de standpunten van partijen zal -voor zover van belang- bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling
14. Het beroep van [werknemer] op het “ne bis in idem” beginsel wordt verworpen. Immers, uit het eerste lid van artikel 7:685 BW volgt dat iedere partij te allen tijde bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden teneinde ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
15. Voorts is niet gebleken dat het verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a van het Burgerlijk Wetboek (BW) of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
16. Vervolgens is de vraag aan de orde of thans – na de afwijzing van 12 april 2010 - sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Bij de beantwoording van deze vraag acht de kanonrechter van belang wat er daarna – met het oog op de hiervoor onder 8 aangehaalde overweging - is gebeurd.
17. Lips heeft ter zake ter zitting naar voren gebracht dat zij [werknemer] in een e-mailbericht van 23 april 2010 heeft gevraagd naar haar standpunt over de mogelijkheid van assessment en mediation, alsmede die van re-integratie in het tweede spoor. Volgens Lips heeft [werknemer] in antwoord hierop laten weten te kiezen voor re-integratie in het tweede spoor, welk traject vervolgens is ingezet. Ter zitting heeft [werknemer] deze gang van zaken erkend.
18. Tegelijkertijd heeft [werknemer] ter zitting volhard dat zij een terugkeer bij Lips te Alkmaar niet voor onmogelijk houdt. Op een vraag van de kantonrechter waarom zij in haar antwoord op het e-mailbericht van 23 april 2010 niet heeft gekozen voor assessment en/of mediation (met het oog op re-integratie in Alkmaar) heeft [werknemer] verklaard dat zij zich daartoe (nog) niet in staat achtte. Nu echter [werknemer] kennelijk – zo blijkt uit het verslag van het tweede spoor – wel in staat is om in het kader van het tweede spoor coachingsgesprekken te voeren en trainingen te volgen heeft de kantonrechter – inmiddels – vraagtekens bij de daadwerkelijke bereidheid van [werknemer] tot medewerking aan assessment en/of mediation.
19. In de gegeven omstandigheden, waarin Lips uitdrukkelijk stelt dat zij, ongeacht de locatie, niet meer met [werknemer] wenst verder te gaan, en [werknemer] – feitelijk – de voorkeur geeft aan re-integratie via het tweede spoor is de kanonrechter van oordeel dat een reële en vruchtbare basis voor re-integratie van [werknemer] bij Lips is komen te vervallen. Dit levert een zodanige verandering in de omstandigheden op dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal daarom per 1 januari 2011 worden ontbonden.
19. Resteert de vraag of het gelet op de omstandigheden van dit geval billijk is dat aan [werknemer] ten laste van Lips een vergoeding wordt toegekend. Daarbij is van belang of de grond van de ontbinding al dan niet in de risicosfeer van Lips valt. Voor de beoordeling van deze vraag wordt aangeknoopt bij de vraag of Lips haar re-integratieverplichtingen behoorlijk is nagekomen. Partijen hebben deze vraag diametraal beantwoord.
20. De kantonrechter stelt voorop dat het belang voor [werknemer] bij een goede invulling van de re-integratieverlichting door Lips hierin is gelegen dat [werknemer] de mogelijkheid krijgt om bij Lips zelf dan wel een derde passend werk te verrichten. Indien daarvan niet blijkt, wordt haar de kans ontnomen om aan het arbeidsproces te (kunnen) blijven deelnemen; een dergelijke situatie rechtvaardigt de toekenning van een vergoeding. Voor de hoogte van deze vergoeding is van belang de mate waarin [werknemer] zich heeft ingespannen om de beoogde re-integratie te laten slagen.
21. Gelet op het primaire standpunt van [werknemer], dat zij bij Lips werkzaam wil blijven had het voor [werknemer] in de rede gelegen om na de afwijzing van de ontbinding te kiezen voor de opties van assessment en/of mediation, toen Lips haar dit aanbod nog diezelfde maand heeft gedaan. Dit heeft ze niet gedaan. In de betreffende e-mailwisseling, zo is ter zitting gebleken, heeft [werknemer] evenmin op ander wijze positieve bereidheid getoond om medewerking te verlenen aan deze trajecten. Noch is gesteld of gebleken dat [werknemer] daarna op dit punt een dergelijke bereidheid heeft getoond. Deze opstelling van [werknemer] in (het niet van de grond komen van) de re-integratie in het eerste spoor is [werknemer] te verwijten.
22. Anderzijds kan ten aanzien van de re-integratie in het tweede spoor uit het betreffende verslag van 9 november 2010 worden opgemaakt dat een terugkeer in het arbeidsproces bij een externe werkgever voor [werknemer] in gunstige zin verloopt, zodat op grond daarvan aannemelijk is te achten dat werkhervatting voor [werknemer] binnen redelijke termijn haalbaar is. Bij deze stand van zaken had het in de rede gelegen om die fase af te wachten, in plaats van prematuur (reeds bij brief van 8 oktober jl.) wederom een verzoekschrift in te dienen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Die handelwijze is Lips te verwijten, aangezien daardoor aan het re-integratietraject tweede spoor een vroegtijdig einde is gekomen.
23. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grond van ontbinding zowel in de risicosfeer van Lips als [werknemer] valt. Billijkheidshalve komt daarom aan [werknemer] een vergoeding toe met toepassing van een correctiefactor 0,5, die afgerond uitkomt op € 9.000,-- bruto.
24. Op de voet van artikel 7:685 lid 9 BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is Lips bevoegd het verzoek binnen hierna te noemen termijn in te trekken.
25. De uitslag van deze zaak brengt mee dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Ingeval Lips evenwel haar verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [werknemer] dienen te dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
Bepaalt dat de termijn, waarbinnen Lips haar verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met vrijdag 31 december 2010.
Voor het geval Lips haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2011.
Kent aan [werknemer] ten laste van Lips een vergoeding toe van € 9.000,- bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval Lips haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt Lips in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op
€ 400,- voor salaris gemachtigde, waarover Lips geen btw verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, bijgestaan door de
griffier, en op 7 december 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter