ECLI:NL:RBALK:2010:BO8927

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
336383 CV EXPL 10-3094
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurkoopovereenkomst en schadevergoeding bij onduidelijkheid in overeenkomst

In deze zaak heeft Volkswagen Bank GmbH een vordering ingesteld tegen [gedaagde] en [partner van gedaagde] met betrekking tot een huurkoopovereenkomst die op 10 december 2008 zou zijn gesloten. Volkswagen vorderde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding van € 2.794,26, omdat de termijnbedragen niet tijdig waren betaald. [gedaagde] erkende de betalingsachterstand, maar betwistte de hoogte van de schadevergoeding, terwijl [partner van gedaagde] stelde dat zij geen overeenkomst met Volkswagen had gesloten en dat de schuld alleen voor rekening van [gedaagde] kwam.

De kantonrechter oordeelde dat uit de overeenkomst bleek dat alleen [gedaagde] als 'Cliënt' verplichtingen was aangegaan, en niet [partner van gedaagde] als 'Partner van cliënt'. De ondertekening door [partner van gedaagde] onder de kop 'Voor akkoord partner cliënt' leidde niet tot aansprakelijkheid, omdat de bewoordingen van de overeenkomst onduidelijk waren. De kantonrechter concludeerde dat Volkswagen haar verplichtingen op grond van de Wet op het consumentenkrediet had geschonden, waardoor de vordering tegen [partner van gedaagde] werd afgewezen.

De kantonrechter ontbond de huurkoopovereenkomst en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan Volkswagen, terwijl Volkswagen de proceskosten van [partner van gedaagde] moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen op 13 december 2010.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr.: 336383 CV EXPL 10-3094
Uitspraakdatum: 13 december 2010
Vonnis in de zaak van:
de vennootschap naar Duits recht Volkswagen Bank GmbH, te Braunschweig, Duitsland
h.o.d.n. Autocash
eisende partij in conventie, gedaagde partij in (voorwaardelijke) reconventie
hierna ook te noemen: Volkswagen
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders
tegen
[naam], te [plaats]
gedaagde partij in conventie,
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
en
[naam], te [plaats]
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [partner van gedaagde]
gemachtigde: mr. A.C. Mens, advocaat te Hoofddorp
Het procesverloop
1. Volkswagen heeft bij dagvaarding van 11 juni 2010 een vordering ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord, [partner van gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een (voorwaardelijke) tegenvordering (in reconventie) ingediend. Volkswagen heeft in conventie bij repliek op het antwoord van [gedaagde] en [partner van gedaagde] gereageerd, en tevens in reconventie geantwoord op de tegenvordering van [partner van gedaagde]. [gedaagde] heeft vervolgens niet van dupliek gediend. [partner van gedaagde] heeft in conventie van dupliek en in reconventie van repliek gediend. Ten slotte heeft Volkswagen in reconventie nog van dupliek gediend.
2. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
Het geschil
in conventie
3. Volkswagen vordert ontbinding van de huurkoopovereenkomst die volgens haar tussen partijen is aangegaan, en zij vordert dat [gedaagde] en [partner van gedaagde] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 2.794,26. Daarbij stelt Volkswagen – kort weergegeven – dat tussen partijen op 10 december 2008 een huurkoopovereenkomst is gesloten (in het kader van de huurkoop van een auto), dat de daarvoor verschuldigde termijnbedragen niet tijdig zijn betaald en dat Volkswagen daarom recht heeft op ontbinding en schadevergoeding. De gevorderde schadevergoeding van € 2.794,26 bestaat uit het restantbedrag van de huurkoopsom (€ 3.463,21), vermeerderd met rente (€ 34,60) en verminderd met het bedrag van de opbrengst van de verkoop van de auto (€ 703,55).
4. [gedaagde] erkent dat hij de termijnbedragen niet tijdig heeft betaald. [gedaagde] voert echter aan dat het bedrag van de opbrengst van de verkoop van de auto te laag is. Ter ondersteuning daarvan heeft [gedaagde] een brief overgelegd van Volkswagen.
5. [partner van gedaagde] stelt – zakelijk weergegeven – dat zij geen huurkoopovereenkomst heeft gesloten met Volkswagen en dat de schuld alleen voor rekening van [gedaagde] komt. Verder betwist [partner van gedaagde] de hoogte van de vordering. Zo nodig stelt [partner van gedaagde] zich op het standpunt dat de huurkoopovereenkomst moet worden vernietigd, omdat zij heeft gedwaald; in dat verband heeft zij ook een (voorwaardelijke) vordering in reconventie tot vernietiging van de huurkoopovereenkomst ingediend.
6. Bij de beoordeling zal nog nader worden ingegaan op de standpunten van partijen.
De beoordeling
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
7. [gedaagde] erkent dat hij de termijnbedragen niet tijdig heeft betaald. Verder betwist [gedaagde] niet dat de hoogte van het restant aan huurkoopsom € 3.463,21 bedraagt. Het standpunt van [gedaagde] dat de opbrengst van de verkoop van de auto hoger is dan het door Volkswagen genoemde bedrag van € 703,55, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft een brief overgelegd van Volkswagen van 24 juni 2010, waaruit blijkt dat de auto is verkocht voor een bedrag van € 1.471,-. Naar aanleiding daarvan heeft Volkswagen aan de hand van door haar overgelegde stukken gemotiveerd toegelicht dat op die verkoopsom inname- en transport¬kosten, kosten van een sommatie-exploot, en kosten voor kentekeninformatie RDW in mindering komen, zodat een netto opbrengst overblijft van € 703,55. [gedaagde] heeft daarop niet meer gereageerd, zodat de kantonrechter die toelichting voor juist houdt. Dat betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 2.794,26, te vermeerderen met wettelijke rente.
8. [partner van gedaagde] verweert zich in de eerste plaats met de stelling dat zij geen overeenkomst is aangegaan met Volkswagen, althans niet verplicht kan worden tot betaling van de restschuld. Daarover overweegt de kantonrechter het volgende.
9. Blijkens de door Volkswagen overgelegde huurkoopovereenkomst van 10 december 2008 is die overeenkomst aangegaan tussen Autocash als “Kredietgever”, Piet Has Automobielen B.V. als “Leverancier”, [gedaagde] als “Cliënt”, en [partner van gedaagde] als “Partner van cliënt”. De overeenkomst is door [partner van gedaagde] ondertekend onder de kop “Voor akkoord partner cliënt”. Uit de overige bewoordingen van de overeenkomst, en met name waar het gaat om de verschuldigdheid van de kredietsom en de verplichting tot betaling van maandelijkse termijnen, blijkt dat er alleen door “Cliënt” verplichtingen worden aangegaan, te weten [gedaagde], en niet door [partner van gedaagde] als “Partner van cliënt”. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de ondertekening onder de kop “Voor akkoord partner cliënt” in samenhang met de genoemde bewoordingen van de overeenkomst mee dat [partner van gedaagde] niet kan worden aangemerkt als degene die de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen is aangegaan, maar dat alleen [gedaagde] als zodanig kan worden aangemerkt. Er is door Volkswagen niet gesteld dat er sprake is van verklaringen of gedragingen van [partner van gedaagde] waaruit kan worden afgeleid dat zij de overeenkomst, ondanks de bewoordingen daarvan, ook zelf is aangegaan of de daarin genoemde verplichtingen op zich heeft willen nemen. De stelling van Volkswagen dat de reden voor het “meetekenen” van de overeenkomst door [partner van gedaagde] alleen maar kan zijn gelegen in de bedoeling van Volkswagen om [partner van gedaagde] daarvoor mede aansprakelijk te maken, is geen grond voor een andere conclusie. Die bedoeling van Volkswagen is immers geen verklaring of gedraging van [partner van gedaagde], terwijl ook onvoldoende is onderbouwd dat [partner van gedaagde] die bedoeling van Volkswagen kende of had behoren te kennen. De kantonrechter acht het overigens meer voor de hand te liggen dat de in de overeenkomst opgenomen akkoordverklaring door [partner van gedaagde] als partner in de eerste plaats is ingegeven doordat op grond van artikel 88, eerste lid, aanhef en onder d, van Boek 1 van het BW voor een huurkoopovereenkomst toestemming van [partner van gedaagde] nodig is. Dat die toestemming in dit geval niet nodig is omdat [gedaagde] in de normale uitoefening van zijn bedrijf handelende, zoals Volkswagen stelt, neemt niet weg dat het in de rede ligt dat de akkoordverklaring in de standaardtekst van de overeenkomst is opgenomen met het oog op genoemde toestemming.
10. Naar de kantonrechter begrijpt, stelt Volkswagen dat [partner van gedaagde] in ieder geval ook op grond van de algemene voorwaarden hoofdelijk aansprakelijk is voor alle verplichtingen uit de overeenkomst van [gedaagde] als “Cliënt”. Daarbij verwijst Volkswagen naar artikel 1 van de algemene voorwaarden, waarin de “partner” verklaart hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor “alle verplichtingen van Cliënt”. Echter, nu hiervoor is geoordeeld dat [partner van gedaagde] de overeenkomst niet is aangegaan, is zij ook niet gebonden aan de daarbij van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Voor zover in de overeenkomst onder punt “I’ wordt vermeld dat “Partijen” verklaren dat de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, leidt dat niet tot een ander oordeel. Immers, nergens in de overeenkomst wordt aangegeven wie als “Partijen” moeten worden aangemerkt, terwijl [partner van gedaagde] ook niet gebonden kan worden aan algemene voorwaarden bij een overeenkomst die zij niet is aangegaan. Voor zover onder punt “J” wordt verklaard dat “Cliënt” de algemene voorwaarden heeft ontvangen en daarmee akkoord gaat, kan dit niet worden beschouwd als een verklaring van [partner van gedaagde]. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 9 is overwogen, is namelijk niet [partner van gedaagde], maar alleen [gedaagde] de genoemde “Cliënt”.
11. De kantonrechter neemt bij zijn oordeel onder punt 9 en 10 ook in aanmerking dat onduidelijkheid ten aanzien van de bewoordingen van de overeenkomst en de strekking daarvan, ten nadele van Volkswagen moet worden uitgelegd. Het gaat hier om een overeenkomst die, waar het betreft de kredietverstrekking, mede moet wordt aangemerkt als een kredietovereenkomst in de zin van de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Op grond van artikel 30, derde lid, van de Wck moeten in een schriftelijke kredietovereenkomst een aantal in die bepaling voorge¬schreven vermeldingen – kort gezegd: de aanduiding van de partijen en de kernbepalingen van die overeenkomst – worden opgenomen. Volgens artikel 30, vierde lid, van de Wck moeten die vermeldingen duidelijk leesbaar en bevattelijk zijn. Daar waar die vermeldingen niet duidelijk leesbaar en bevattelijk zijn, heeft Volkswagen haar verplichtingen op grond van artikel 30 Wck geschonden en komt dat voor haar rekening en risico.
12. De vordering van Volkswagen om [partner van gedaagde] te veroordelen tot betaling, wordt dus afgewezen. De overige verweren van [partner van gedaagde] behoeven daarom geen bespreking meer. Nu de vordering in conventie wordt afgewezen en de vordering in reconventie kennelijk uitsluitend voorwaardelijk is ingesteld – naar de kantonrechter begrijpt voorwaardelijk, voor zover de vordering in conventie zou kunnen worden toegewezen – behoeft ook de vordering in reconventie geen beoordeling meer.
13. Gelet op de uitslag van de zaak zal de kantonrechter bepalen dat [gedaagde] de proceskosten van Volkswagen moet betalen, en dat Volkswagen de proceskosten van [partner van gedaagde] moet betalen.
De beslissing
De kantonrechter:
Ten aanzien van partij [gedaagde]
Ontbindt de huurkoopovereenkomst, zoals overgelegd bij de dagvaarding.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Volkswagen als schadevergoeding te betalen een bedrag van
€ 2.794,26, vermeerderd met de overeengekomen rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2010 tot de dag van voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Volkswagen worden vastgesteld op een bedrag van € 652,48 (€ 94,48 explootkosten, € 208,- aan vast recht en een bedrag van € 350,-voor salaris van de gemachtigde van Volkswagen.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Ten aanzien van partij [partner van gedaagde]
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Volkswagen in de proceskosten, die tot heden voor [partner van gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 350,-voor salaris van de gemachtigde van [partner van gedaagde].
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 13 december 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter