RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/700704-10
Datum uitspraak : 23 december 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor Kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 09 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot – kort gezegd – een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie, één maand jeugddetentie geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren;
- hetgeen door de verdachte en door mr. T.F. Posch, advocaat te Opmeer en raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
Hij op of omstreeks 04 februari 2010 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N240 (de Medemblikkerweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met die landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd met een totale breedte van 4,53 meter, in elk geval met een breedte van meer dan 3 meter en/of welke cultivator (daarmee) aan beide zijden van die landbouwtrekker (ongeveer) 1,02 meter uitstak en/of op of aan welke cultivator geen verlichting was aangebracht, te rijden op een tijdstip gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang over de rijbaan van genoemde weg, welke rijbaan (ter plaatse van het ongeval) een totale breedte had van (ongeveer) 6,20 meter en (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op die rijbaan tegemoetkomende personenauto, waardoor een de bestuurster van die personenauto ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid aangezichtsletsel (fracturen in het aangezicht) en/of letsel van de borstkas, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 februari 2010 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als bestuurder van een voertuig (een landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N240 (Medemblikkerweg), met die landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd met een totale breedte van 4,53 meter, in elk geval met een breedte van meer dan 3 meter en/of welke cultivator (daarmee) aan beide zijden van die landbouwtrekker (ongeveer) 1,02 meter uitstak en/of op of aan welke cultivator geen verlichting was aangebracht, op een tijdstip gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang over de rijbaan van genoemde weg, welke rijbaan (ter plaatse van het ongeval) een totale breedte had van (ongeveer) 6,20 meter en (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op die rijbaan tegemoetkomende personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 04 februari 2010 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd, daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N240 (de Medemblikkerweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig met die landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd met een totale breedte van 4,53 meter, welke cultivator daarmee aan beide zijden van die landbouwtrekker ongeveer 1,02 meter uitstak en op of aan welke cultivator geen verlichting was aangebracht, te rijden op een tijdstip gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang over de rijbaan van genoemde weg, welke rijbaan ter plaatse van het ongeval een totale breedte had van 6,20 meter, en vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op die rijbaan tegemoetkomende personenauto, waardoor aan de bestuurster van die personenauto ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid aangezichtsletsel (fracturen in het aangezicht) en letsel van de borstkas werd toegebracht.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
De verdachte heeft op 4 februari 2010 als bestuurder van een landbouwtrekker waaraan aan de achterzijde een cultivator was bevestigd, een ernstig verkeersongeval veroorzaakt door tegen een tegemoetkomende personenauto aan te rijden. Verdachte was op weg naar school en had de cultivator bij zich omdat hij deze in het kader van een schoolproject mocht opknappen. De cultivator werd vervoerd zonder specifieke markeringen, was onverlicht en aanzienlijk breder dan de wettelijk toegestane drie meter. Het was op dat moment nog donker. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het begon te schemeren. In dat beginnend schemerlicht was het uitstekende deel van de cultivator voor een tegenligger slecht zichtbaar. Verdachte was zich van deze omstandigheden bewust en heeft gedurende de hele weg zoveel mogelijk in de berm gereden, waardoor er voor tegemoet komend verkeer voldoende ruimte zou zijn om hem te passeren. Aangekomen bij een in de weg gelegen brug, bevond zich aan de – gezien de rijrichting van verdachte – rechterzijde van de weg geen berm meer, maar een stalen hekwerk. In de berm rijden was op dat weggedeelte voor verdachte niet mogelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij vlak voor de brug heeft gestopt en goed heeft gekeken of er verkeer naderde. Vervolgens is hij de brug op gereden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij maar hoopte dat het goed zou gaan. Dat was echter niet het geval. Vanuit tegenovergestelde richting naderde een personenauto, bestuurd door mevrouw
[slachtoffer]. Bijna aan het einde van de brug, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, kwam het tot een aanrijding. Door de brede cultivator konden de voertuigen elkaar ter plaatse niet passeren. Verdachte heeft wel getracht naar rechts uit te wijken, maar vanwege de aanwezigheid van het hekwerk mocht dat niet baten.
Verdachte heeft naar eigen zeggen ook bij zijn vertrek al wel aan de brug gedacht. Hij is vervolgens toch vertrokken in de hoop dat hij op dat punt geen tegenligger zou tegenkomen. De rechtbank is van oordeel dat de handelwijze van de verdachte als een grove verkeersfout kan worden aangemerkt.
Door het ongeval heeft de bestuurster van de personenauto zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat – naast intensieve en langdurige behandeling in een ziekenhuis – een maandenlang verblijf in een revalidatiecentrum nodig heeft gemaakt. Uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat het slachtoffer nog lange tijd en grotendeels blijvend nadeel zal ondervinden van de gevolgen van de aanrijding.
Uit het dossier en uit het onderzoek ter zitting is de rechtbank gebleken dat de verdachte ook zelf gebukt gaat onder het door hem veroorzaakte leed. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij nog minderjarig is en zijn vader hem, wetende dat zijn zoon met de trekker met daarachter de cultivator in het donker naar school zou rijden, niet verboden heeft met het voertuig op pad te gaan. Hoewel verdachtes vader liever niet had dat zijn zoon met het voertuig over de openbare weg zou gaan rijden, heeft hij hem desondanks geholpen met het rijklaar maken van het voertuig.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van hierna te noemen duur passend en geboden zijn. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in een voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank realiseert zich dat de gevolgen voor het slachtoffer heel ernstig zijn, maar de rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, met de naar het oordeel van de rechtbank lichtere schuldgraad, en met het gegeven dat hij zich bewust is van de ernst van de gevolgen en daaruit lessen heeft getrokken.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 6, 176 en 179 van de Wegenverkeerwet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende jeugddetentie wordt toegepast, welke vervangende jeugddetentie wordt vastgesteld op 50 (vijftig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Hirzalla, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. P.H.B. Littooy, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2010.
Zijnde mr. R. Hirzalla buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.