ECLI:NL:RBALK:2010:BO8418

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.010627.04
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang wegens betalingsonmacht

Op 25 augustus 2010 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot verlof voor de tenuitvoerlegging van lijfsdwang op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1967 en thans gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord, had een betalingsverplichting van € 14.337,33 aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Ondanks meerdere afbetalingsvoorstellen, die door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) waren afgewezen, had de veroordeelde tot op heden geen betalingen verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, en dat hij in de nabije toekomst ook niet in staat zal zijn om een verdergaand betalingsvoorstel te doen. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering van de officier van justitie geschorst en de raadsman van de veroordeelde opgedragen om relevante correspondentie met het CJIB te overleggen. De rechtbank oordeelde dat het te prematuur was om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, en heeft de vordering tot verlof voor lijfsdwang afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was om de beschikking mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.010627.04
zaaknummer: 200001894
Datum uitspraak : 25 augustus 2010
BESLISSING van bovengenoemde rechtbank, openbare meervoudige raadkamer, op de vordering van de officier van justitie verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering betreffende:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, thans gedetineerd te Heerhugowaard in P.I. Noord-Holland Noord Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard,
(hierna te noemen: [veroordeelde])
bijgestaan door mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar.
1. De inhoud van de vordering
Aan [veroordeelde] is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank
d.d. 28 december 2006 de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van
€ 14.337,33 aan de staat ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het Centraal Justitieel Incasso Bureau ( verder te noemen CJIB ) heeft de ontnemingsmaatrgel ter executie overgedragen gekregen en [veroordeelde] op 14 februari 2007 aangeschreven op zijn ( toenmalige) detentieadres De datum voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) van [veroordeelde] is (behoudens eventuele vervolgvonnissen) vooralsnog vastgesteld in 2014. [veroordeelde] is niet tot betaling overgegaan. Via zijn advocaat heeft [veroordeelde] naar de mogelijkheden van een afbetalingsregeling geïnformeerd.
Na telefonisch contact met het CJIB heeft [veroordeelde] op 20 november 2008 een afbetalingsvoorstel ingediend. Dit voorstel is door het CJIB niet geaccepteerd, omdat daarin geen concreet afbetalingsvoorstel stond en [veroordeelde] niet heeft aangegeven waaraan hij het voordeel had besteed. Ook het tweede afbetalingsvoorstel van 4 februari 2009 van [veroordeelde] heeft het CJIB afgewezen, omdat niet werd voldaan aan de vereisten. [veroordeelde] deed een afbetalingsvoorstel van € 25,-- per maand. Ondanks toezegging van [veroordeelde] heeft [veroordeelde] geen verklaring gegeven voor de besteding van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ingevolge artikel 577c lid 4 Sv ligt het op de weg van [veroordeelde] om aannemelijk te maken dat hij niet in staat is om aan de betalingsverplichting te voldoen.
Tot op heden is (volledige) betaling van het verschuldigde bedrag uitgebleven.
Bij vordering van 16 november 2009 vraagt de officier van justitie daarom verlof om lijfsdwang voor de duur van 120 dagen ten uitvoer te leggen.
2. De procedure
Ter gelegenheid van de behandeling op 3 mei 2010 in openbare raadkamer heeft de raadsman van [veroordeelde] aangevoerd dat [veroordeelde] het gehele ontnemingbedrag heeft gespendeerd aan levensonderhoud en dat [veroordeelde] dit niet kan aantonen middels bescheiden.
Vervolgens heeft de rechtbank de behandeling van de vordering van de officier van justitie voor onbepaalde tijd geschorst met de opdracht aan de raadsman van [veroordeelde] om aan de officier van justitie alle, in het bezit van betrokkene zijnde correspondentie tussen Van der Aker en het CJIB in afschrift te doen toekomen en aan de officier van justitie om alle in het bezit van het CJIB zijnde correspondentie tussen het CJIB en betrokkene in afschrift te overleggen, inclusief een schriftelijke reactie van het CJIB op de briefwisseling die volgens betrokkene met het CJIB is gevoerd.
Tijdens de voortgezette behandeling in openbare raadkamer van 11 augustus 2010 heeft de officier van justitie de vordering toegelicht. Bij faxbericht, ingekomen op 10 augustus 2010 heeft [veroordeelde] aan de rechtbank meegedeeld dat hij afziet van zijn aanwezigheidsrecht om heden ter zitting te verschijnen. De aanwezige raadsman deelde de rechtbank mede niet bepaaldelijk gemachtigd te zijn om namens [veroordeelde] heden de verdediging te voeren.
Ter gelegenheid van de behandeling op 11 augustus 2010 heeft de officier van justitie nadere stukken in het geding gebracht. Vervolgens heeft de rechtbank uitspraak bepaald op heden.
3. De beoordeling van de vordering
De vordering tot het verlenen van het verlof is ingesteld bij de raadkamer van deze rechtbank, het gerecht waarbij de ontnemingzaak in laatste feitelijke aanleg is behandeld. De rechtbank is derhalve bevoegd op de vordering te beslissen.
De rechtbank is van oordeel dat aan alle vormvereisten is voldaan. De vordering tot verlof tenuitvoerlegging van lijfsdwang is op de juiste wijze ingediend, ondertekend en gedagtekend.
Aan [veroordeelde] is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Alkmaar de verplichting opgelegd tot betaling van € 14.337,33 aan de staat ter ontneming van het door hem verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel.
Artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat, indien de veroordeelde niet voldoet aan het vonnis of arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, de rechter op vordering van de officier van justitie verlof kan verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar. Ingevolge het vierde lid van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering wordt de vordering niet toegewezen, indien de [veroordeelde] aannemelijk maakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.
Namens [veroordeelde] is een beroep gedaan op artikel 577c lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
Vast staat dat dat [veroordeelde] tot op heden in het geheel geen betalingen heeft gedaan. Van enige verhaalsmogelijkheden is de rechtbank niet gebleken. [veroordeelde] is gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord, unit Zuyder Bos en komt eerst in 2014 in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Zijn inkomsten uit arbeid bestaan op dit moment slechts uit € 12,80 per week minus € 3,50 per week aan vaste lasten. [veroordeelde] heeft een betalingsregeling ad € 25,00 per maand aangeboden, hetgeen door het CJIB is afgewezen. Dit aanbod blijft van kracht zoals ter zitting op 3 mei 2010 is gebleken.
De rechtbank is –alles overwegende- van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] thans buiten staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, alsmede dat de veroordeelde in de nabije toekomst onvoldoende middelen zal hebben om een verdergaand betalingsvoorstel te kunnen aanbieden dan hij thans heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het te prematuur om thans de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
Nu het beroep op artikel 577c, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering slaagt, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang afwijzen.
4. De beslissing
De rechtbank:
WIJST de vordering tot verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang AF.
Deze beslissing is op 25 augustus 2010 gegeven door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mrs. Y.M.I. Greuter-Vreeburg en G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier.
De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.