RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810051-10 (P)
Datum uitspraak : 21 oktober 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
(primair)
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (andere) persoo)n(en) van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (een Peugeot 104) (telkens) met hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid op die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (andere) persoo)n(en) is afgereden en/of (waarbij) hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 1] -die niet op tijd kon wegspringen – is aangereden en/of is opgebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (andere) persoo)n(en), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (een Peugeot 104) (telkens) met hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid op die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (andere) persoo)n(en) is afgereden en/of (waarbij) hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 1] -die niet op tijd kon wegspringen- is aangereden en/of is opgebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (meer subsidiair)
A.
hij op of omstreeks 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen opzettelijk A.[slachtoffer 1] heeft mishandeld met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (een Peugeot 104) (telkens) met hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid op/tegen die [slachtoffer 1] is aangereden en/of is opgebotst, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
B.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen (telkens) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of een of meer (andere) persoo)n(en) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is hij, verdachte, (telkens) opzettelijk dreigend met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (een Peugeot 104) (telkens) met hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) afgereden;
(meest subsidiair)
Hij op of omstreeks 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kaasmarkt, met een hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid het trottoir is opgereden en/of op – de zich op dat trottoir bevindenden – [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) is afgereden en/of (waarbij) hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 1] – die niet op tijd kon wegspringen – is aangereden en/of is opgebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. (parketnummer 14/700037-10)
(primair)
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], in de gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) naar de woning van de moeder van die [slachtoffer 7] (gelegen op/aan de [adres] aldaar) is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7], die zich op dat moment buiten die woning bevond, vastgepakt en/of (daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] op/tegen de grond geduwd en/of op/tegen de grond (aan) gedrukt gehouden en/of (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] een of meerma(a)l(en) met een (ijzeren) staaf, althans een hard voorwerp op/tegen het gehelmde hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] een of meerma(a)l(en) op/tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
(daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 7] de woorden toegevoegd: "Ik neem jouw scooter mee, je krijgt hem terug als je mij mijn geld terugbetaald", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
A.
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter/bromfiets (een Yamaha Neos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
B.
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 7] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 7] een of meerma(a)l(en) met een (ijzeren) staaf, althans een hard voorwerp op/tegen het gehelmde hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam te slaan en/of door genoemde [slachtoffer 7] een of meerma(a)l(en) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, waardoor voornoemde [slachtoffer 7] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. (parketnummer 14/700037-10)
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 in de gemeente Andijk, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) (te weten: [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] en/of [opsporingsambtenaar 3] en/of [opsporingsambtenaar 4]) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of te trekken op/tegen/naar de/het licha(a)m(en) van die/deze [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] en/of [opsporingsambtenaar 3] en/of [opsporingsambtenaar 4] en/of door te beletten en/of trachten te voorkomen dat hij, verdachte, zou worden geboeid;
4. (parketnummer 14/700037-10)
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], in de gemeente Stede Broec, opzettelijk [slachtoffer 9] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 9] een of meerma(a)l(en) met een (ijzeren) knuppel, althans met een hard voorwerp op/tegen het lichaam te slaan, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5. (parketnummer 14/700037-10)
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 in de gemeente Andijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een politieauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Noord-Holland Noord, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met zijn elleboog, althans zijn arm op/tegen die ruit te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten poging tot doodslag, gevorderd. Verdachte is twee keer vooruit gereden richting een groep jongens die op de stoep stond, maar nu van de eerste keer niet vast staat hoe hard verdachte heeft gereden, kan alleen de tweede keer, waarbij hij vol gas naar voren reed, een poging tot doodslag opleveren. De officier van justitie heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat verdachte, door aldus te handelen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een persoon dood zou rijden.
Voorts heeft de officier van justitie de bewezenverklaring gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten diefstal met geweld. De aangifte wordt bevestigd door de verklaring van de moeder van de aangever en een onafhankelijke getuige die verklaart dat één van de jongens een stok of staaf in zijn hand had. De bedoeling van verdachte is geweest om zijn geld te halen bij het slachtoffer, maar het gebruikte geweld was bedoeld om de diefstal van de scooter mogelijk te maken.
Ook de mishandeling van de moeder van [slachtoffer 9] (het onder 4 ten laste gelegde feit) kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 9] en de foto’s van het letsel.
Met betrekking tot de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie de bewezenverklaring gevorderd op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte.
B. Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman goeddeels vrijspraak bepleit. Zijn cliënt heeft in paniek de koppeling losgelaten en gas gegeven en hij is daardoor de macht over het stuur kwijtgeraakt. Hij is hierdoor de stoep opgereden. De gladheid van de straat door de sneeuw heeft hierbij een rol gespeeld. Ten aanzien van de meest subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten verzoekt de raadsman de rechtbank om zijn cliënt vrij te spreken, nu het overtuigende bewijs ontbreekt.
Met betrekking tot de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
C. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
In de nacht van zaterdag 30 januari op zondag 31 januari 2010 is verdachte samen met zijn broer [naam 1] en met [naam 2], [naam 3] en [naam 4] in Enkhuizen uit geweest. Na een ruzie tussen [naam 3] en een andere jongen heeft verdachte besloten [naam 3] naar huis te brengen. Toen [naam 3] thuis was afgeleverd zijn verdachte, [naam 1], [naam 2] en [naam 4] met de auto in Enkhuizen op zoek gegaan naar de jongen waar [naam 3] ruzie mee had. Ze reden naar de shoarmazaak [naam zaak], waar een groep jongens stond. Toen verdachte bij de groep aan kwam rijden was de sfeer in de auto opgefokt, zoals dat tevoren ook al was geconstateerd door de getuige [getuige 1]. , , ,
Verdachte parkeerde de auto met een of twee banden op de stoep, waarna een woordenwisseling is ontstaan met de groep jongens die op de stoep stond. Verdachte heeft hierbij een klap gekregen van een van de jongens. , Verdachte reed vervolgens achteruit en direct hierna met hoge snelheid het trottoir op. , , De jongens op de stoep moesten wegspringen om niet te worden geraakt door de auto. , , , Hierbij heeft verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], aangereden tegen zijn been. , , Het slachtoffer heeft hieraan een flinke zwelling en bloeduitstortingen aan het rechter onderbeen overgehouden. De andere jongens, die op de stoep stonden en moesten wegspringen, waren [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. , , Toen verdachte wegreed, werd de auto belaagd door de groep jongeren waar verdachte even daarvoor op in was gereden. ,
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk is ingereden op de groep jongens die op de stoep stond. Blijkens de verklaringen van verbalisant [opsporingsambtenaar 5] en de getuige [slachtoffer 4] is verdachte eerst achteruit, en vervolgens weer vooruit de stoep op gereden. Dit maakt het verweer van verdachte dat hij in een paniekreactie op het gaspedaal in plaats van op de rem heeft getrapt volstrekt onaannemelijk. Door met zijn auto in te rijden op een groep jongens die zich onbeschermd op de stoep bevond, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat met deze gedraging zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan bij de jongens in de groep. Gebleken is dat een van de jongens, [slachtoffer 1], daadwerkelijk is geraakt en dat hij hierdoor pijn heeft ondervonden en letsel heeft opgelopen aan zijn been.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers zouden kunnen overlijden door zijn gedraging, te weten het inrijden op de groep. Weliswaar is de kans dat iemand door het handelen van verdachte zou overlijden mogelijk reëel te noemen, maar uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat deze kans aanmerkelijk was, nog daargelaten de vraag of verdachte zich daarvan bewust is geweest. De rechtbank betrekt bij haar oordeel over de grootte van de kans op overlijden het feitelijk ingetreden gevolg, te weten het gegeven dat het letsel van het niet opzij gesprongen slachtoffer niet ernstig was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Gezien het hierboven overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, te weten een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6].
Verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat het aldus inzetten van de massa van een auto tegenover voetgangers een aanmerkelijke kans op zwaar letsel oplevert en het is niet aan verdachte te danken dat dit gevolg zich niet heeft gerealiseerd.
Ten aanzien van feit 2:
Op zaterdag 10 oktober 2009 werd verdachte gebeld met de tip dat [slachtoffer 7] bij zijn moeder thuis zou zijn op de Boerhaavestraat te [plaatsnaam]. , [slachtoffer 7] is verdachte nog geld schuldig , , en daarom is verdachte na het bericht met zijn broer [naam 1] en met [naam 5] en [naam 6] naar de woning van de moeder van [slachtoffer 7] gereden. Verdachte heeft iets verderop in de straat geparkeerd en daar met zijn broer [naam 1] gewacht tot [slachtoffer 7] naar buiten zou komen. Toen [slachtoffer 7] naar buiten kwam had hij zijn helm op. , Verdachte is met zijn broer naar [slachtoffer 7] toe gerend. , [slachtoffer 7] is op de grond geduwd en vervolgens kreeg hij verschillende slagen en trappen. , Verdachte had een metalen knuppel in zijn handen en heeft hiermee op de helm van het slachtoffer geslagen. , Het slachtoffer heeft door deze slagen en trappen pijn ondervonden. Toen de broers ophielden met slaan heeft verdachte met zijn broer de bromfiets van [slachtoffer 7] opgepakt. , , De bromfiets is vervolgens meegenomen naar de bestelauto en daar ingeladen en meegenomen. , ,
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevraagd van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten diefstal met geweld. De rechtbank is van oordeel dat, nu het geweld zich niet heeft gericht op de diefstal van de scooter, maar op het halen van verhaal bij het slachtoffer, diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
De rechtbank acht gezien het hierboven omschrevene wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, te weten (A) het medeplegen van diefstal van de scooter en (B) het medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 7].
Ten aanzien van feit 3:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 1] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 83 tot en met 85);
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 88 en 89);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [opsporingsambtenaar 1] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 100 en 101);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [opsporingsambtenaar 2] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 105);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 10 oktober 2009 te Andijk schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Ten aanzien van feit 4:
Toen verdachte, zoals hiervoor ten aanzien van feit 2 beschreven, bij de woning van de moeder van [slachtoffer 7] kwam met zijn broer [naam 1], hebben verdachte en zijn broer geweld gebruikt jegens [slachtoffer 7]. De moeder van [slachtoffer 7] wilde hem beschermen en daarbij heeft ze een harde klap met een ijzeren knuppel op haar rechterbil gekregen. , Hierdoor heeft ze letsel bekomen, te weten een bloedende plek op haar rechterbil, en pijn ondervonden.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 9].
Ten aanzien van feit 5:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [opsporingsambtenaar 1] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 97);
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 1] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 83);
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] d.d. 11 oktober 2009 (dossierpagina 88);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 10 oktober 2009 te Andijk schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een ruit van een politievoertuig.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
(subsidiair)
hij op 31 januari 2010 in de gemeente Enkhuizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4],
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto, een Peugeot 104, op deze [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] is afgereden en waarbij hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 1] – die niet op tijd kon wegspringen – is opgebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. (parketnummer 14/700037-10)
A.
hij op 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter/bromfiets, een Yamaha Neos, toebehorende aan [slachtoffer 8];
B.
hij op 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 7] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 7] meermalen met een ijzeren staaf op het gehelmde hoofd en elders tegen het lichaam te slaan en door genoemde [slachtoffer 7] meermalen tegen het lichaam te slaan, waardoor voornoemde [slachtoffer 7] pijn heeft ondervonden;
3. (parketnummer 14/700037-10)
hij op 10 oktober 2009 in de gemeente Andijk, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten: [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2], [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4], verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door te slaan en te stompen en te duwen tegen de lichamen van deze [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] en door te trappen naar het lichaam van die [opsporingsambtenaar 4] en door te trachten te voorkomen dat hij, verdachte, zou worden geboeid;
4. (parketnummer 14/700037-10)
hij op 10 oktober 2009 te [plaatsnaam], in de gemeente Stede Broec, opzettelijk [slachtoffer 9] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 9] met een ijzeren knuppel tegen het lichaam te slaan, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5. (parketnummer 14/700037-10)
hij op 10 oktober 2009 in de gemeente Andijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een politieauto toebehorende aan de politie Noord-Holland Noord heeft vernield door met zijn elleboog tegen die ruit te slaan.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- ten aanzien van feit 1 (subsidiair): poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van feit 2 (subsidiair): diefstal door twee of meer verenigde personen en medeplegen van mishandeling;
- ten aanzien van feit 3: wederspannigheid;
- ten aanzien van feit 4: medeplegen van mishandeling;
- ten aanzien van feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 (twee) jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gevorderd voor de duur van 1 (één) jaar met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft de officier van justitie afwijzing gevorderd nu deze benadeelde partij geen rechtstreekse schade door een van de bewezen verklaarde feiten heeft geleden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank € 200,- toewijst en de benadeelde partij in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaart.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie in haar strafeis geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt. In de periode dat zijn vader ziek was, heeft zijn cliënt de positie van zijn vader in het bedrijf in zijn schoot geworpen gekregen en gelet op zijn leeftijd is dat een enorme verantwoordelijkheid. Nu de ter terechtzitting gehoorde getuige, mevrouw [getuige 2], reclasseringswerker, heeft gemotiveerd dat zij geen recidive verwacht, dient de strafeis te worden aangepast aan de omstandigheden van het geval. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de op te leggen straffen rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van verschillende personen door op een groep jongeren in te rijden met zijn auto. Het is louter aan de snelle reactie van deze jongeren te danken dat het letsel beperkt is gebleven tot een zwelling en bloeduitstortingen aan het been van één van hen. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij zijn auto als een wapen heeft ingezet tegen onbeschermde voetgangers, zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een scooter, mishandeling van twee personen, wederspannigheid en het vernielen van een ruit van een politieauto. Geweldsmisdrijven als hierboven genoemd maken een zeer ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, en meer in het bijzonder bij de direct betrokkenen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 26 augustus 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 mei 2010 van
M. Ruiter als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit Alkmaar.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet op zijn plaats is. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een ander bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. Daarnaast kent de rechtbank aanzienlijk gewicht toe aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals blijkend uit de voorlichtingsrapportage in samenhang met de verklaring van de ter terechtzitting gehoorde getuige.
De rechtbank zal volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen van maximale duur om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde feit is begaan met een auto, tevens een -deels voorwaardelijke- ontzegging van de rijbevoegdheid behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. Vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 260,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 150,- van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden welke op grond van de thans bekende gegevens kan worden begroot op minst genomen een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro), kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 8]
Nu niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij [slachtoffer 8] gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is geweest van enig hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaard strafbaar feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 150,- ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 180, 300, 302, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 (twee) uren voor elke dag.
Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, te weten 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 150,-, (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 (drie) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2010.