ECLI:NL:RBALK:2010:BO8174

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2163
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering dwangsom vast te stellen en besluitkarakter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 11 november 2010, is eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, in beroep gegaan tegen de weigering van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) om een dwangsom vast te stellen. Eiseres had op 23 november 2009 bezwaar gemaakt tegen een indicatiebesluit van het CIZ, dat op 10 november 2009 was genomen. Na een ingebrekestelling op 26 maart 2010, waarin eiseres het CIZ verzocht om tijdig een beslissing te nemen, heeft het CIZ op 11 mei 2010 alsnog op het bezwaar beslist en dit gegrond verklaard. Eiseres was van mening dat de beslistermijn was overschreden en dat er recht op een dwangsom bestond, terwijl het CIZ stelde dat de beslistermijn niet was overschreden.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt indien een beschikking op bezwaar niet tijdig wordt gegeven. De hoogte van de dwangsom is in de wet geregeld en bedraagt in de eerste veertien dagen € 20 per dag, daarna € 30 per dag en na veertien dagen € 40 per dag. De rechtbank concludeert dat de brief van het CIZ van 7 juni 2010, waarin werd gesteld dat er geen dwangsom verschuldigd was, een besluit is in de zin van de Awb. Eiseres had tegen dit besluit bezwaar moeten maken voordat zij beroep kon instellen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat zij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van beroep. De rechtbank benadrukt dat het CIZ alsnog moet beslissen op het bezwaarschrift van eiseres tegen het besluit van 7 juni 2010. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, gezien de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 10/2163 AWBZ
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
In haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [naam1]
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde C.C. Dol,
tegen
Centrum indicatiestelling zorg, (CIZ),
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Eiseres heeft op 23 november 2009 bezwaar gemaakt tegen het indicatiebesluit van verweerster van 10 november 2009.
Bij brief van 26 maart 2010, door verweerder ontvangen op 29 maart 2010, heeft eiseres verweerster ingebreke gesteld ter zake van het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
Bij besluit van 11 mei 2010 is op het bezwaar beslist. Het bezwaar is gegrond verklaard, en aan de bezwaren is met een indicatiebesluit tegemoet gekomen.
Bij brief van 7 juni 2010 heeft verweerster eiseres in reactie op de ingebrekestelling bericht dat de beslistermijn niet is overschreden. De uiterste beslisdatum betrof 8 juni 2010, en op 11 mei 2010 is op het bezwaar beslist.
Bij brieven van 24 juni 2010 en 9 juli 2010 heeft eiseres daarop gereageerd.
Bij brief van 14 juli 2010 heeft verweerster daarop gereageerd. Verweerster handhaaft haar standpunt dat tijdig op het bezwaar is beslist.
Bij te onderscheiden brieven van 24 augustus 2010 heeft eiseres daartegen bij verweerster bezwaar gemaakt en beroep ingesteld bij de rechtbank.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De rechtbank maakt van die bevoegdheid gebruik en overweegt daartoe als volgt.
Uit artikel 7:14 van de Awb volgt dat paragraaf 4.1.3.2 van de Awb ook van toepassing is op de bezwaarfase.
Uit artikel 4:17, eerste lid, van paragraaf 4.1.3.2 van de Awb volgt mitsdien dat indien een beschikking op bezwaar niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
In het tweede lid is bepaald dat de dwangsom de eerste veertien dagen € 20 per dag bedraagt, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.
Uit het derde lid volgt dat de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag is waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking op bezwaar is verstreken en het bestuursorgaan van de bezwaarmaker een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
In artikel 4:18 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vaststelt binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
2. De brief van verweerster van 7 juni 2010 is een besluit van verweerster als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb, inhoudende dat van verschuldigdheid van een dwangsom geen sprake is. De brief van verweerster 14 juli 2010 is enkel een herhaling daarvan, en dus geen besluit.
3. Tegen het besluit van 7 juni 2010 dient, alvorens beroep kan worden ingesteld, bezwaar gemaakt te worden. De brieven van eiseres van 24 juni 2010 en 9 juli 2010 dienen als zodanig aangemerkt te worden, nu daaruit kan worden afgeleid dat eiseres zich met het besluit van 7 juni 2010 niet kan verenigen.
4. Uit het vorenstaande volgt dat eiseres niet in haar beroep kan worden ontvangen. Verweerster dient te beslissen op het bezwaarschrift gericht tegen besluit van 7 juni 2010, zoals door eiseres nader onderbouwd in de in deze procedure ingezonden stukken.
5. Bij deze uitkomst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in tegenwoordigheid van
C.H. Kuiper, griffier, op 11 november 2010 te Alkmaar.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerster verzet doen bij de rechtbank. Verzet wordt gedaan door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (verzetschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank Alkmaar, sector Bestuursrecht, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar.
Als u het verzet mondeling op een zitting wilt toelichten, moet u daarom vragen in uw verzetschrift. Op deze zitting gaat het uitsluitend over het door u ingediende verzet en niet over het door u ingediende beroep.