vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
ljs/jr/sns
zaaknummer / rolnummer: 108846 / HA ZA 09-207
datum: 12 mei 2010
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
de stichting
Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
Handelende onder de naam "SRK Rechtsbijstand",
gevestigd te Den Haag, kantoor houdende te Zoetermeer,
eiseres bij dagvaarding van 23 februari 2009,
advocaat mr. C. Langereis te Zoetermeer,
de naamloze vennootschap
N.V. Noordhollandsche van 1816 Algemene Verzekeringsmaatschappij,
gevestigd te Oudkarspel,
gedaagde,
advocaat mr. J. van Rhijn te Alkmaar,
Partijen zullen hierna ook "SRK" en "Noordhollandsche" genoemd worden.
De procedure
1.1 SRK heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarbij producties zijn overgelegd.
1.2 Noordhollandsche heeft een conclusie van antwoord genomen, met producties.
1.3 Bij vonnis van 16 september 2009 heeft de rechtbank bij tussenvonnis een comparitie van partijen gelast. De door de rechtbank vastgestelde comparitie is gehouden op 9 maart 2010.
Van deze comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Daarna is vonnis bepaald.
De feiten
SRK heeft verzekerden van rechtsbijstandsverzekeraars bijgestaan bij het verhaal van schade aan hun auto. Het gaat in dit geschil om gevallen waarbij die schade is toegebracht door verzekerden van Noordhollandsche. Noordhollandsche is de verzekeraar ingevolge de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM).
Voor de verleende bijstand heeft SRK zijn kosten bij Noordhollandsche in rekening gebracht. Noordhollandsche heeft in de desbetreffende gevallen wel de zaakschade vergoed, maar niet de kosten van SRK. Noordhollandsche stelt zich op het standpunt dat zij die kosten niet aan SRK verschuldigd is en heeft daarom de declaraties van SRK niet voldaan. Het gaat in dit geschil om 345 zaken, nader in de dagvaarding en conclusie van antwoord gespecificeerd.
Partijen hebben eerder over soortgelijke problematiek geprocedeerd. In het vorige geschil waren 69 zaken aan de orde. Die procedure heeft geresulteerd in twee vonnissen van de rechtbank Alkmaar, respectievelijk van 12 november 2003 en 4 augustus 2004. In die zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2006 arrest gewezen.
Het Verbond van Verzekeraars in Nederland heeft een Regeling Buitengerechtelijke Kosten Materieel (RBKM). Deze regeling beoogt discussies op dossierniveau tussen assuradeuren over de hoogte van de te vergoeden buitengerechtelijke kosten overbodig te maken. Veruit de meeste WAM-verzekeraars hebben dit convenant ondertekend, Noordhollandsche niet.
SRK treedt in deze procedure op als lasthebber van alle betrokken rechtsbijstandsverzekeraars.
1.om Noordhollandsche bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan SRK te betalen
primair:
een bedrag van euro 42.190,84, vermeerderd met de wettelijke rente per verschuldigd bedrag vanaf de datum, vermeld in productie 7, in de kolom "datum betaling (3)" tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
de buitengerechtelijke kosten zoals werkelijk gemaakt volgens per dossier gemaakte tijdschrijfoverzichten en op basis van het uurtarief van euro 79,41, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente per verschuldigd bedrag vanaf de dag der uitkering tot aan de dag der algehele voldoening;
2.voor recht te verklaren dat Noordhollandsche in alle dossiers die zij in hoedanigheid van WA/motorrijtuigverzekeraar met SRK ten behoeve van SRK-verzekerden regelt de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is volgens het op de datum van uitkering geldende convenant tussen de afdelingscommissies Algemene Aansprakelijkheid, Motorrijtuigen en Rechtsbijstand van het Verbond van Verzekeraars inzake de Regeling (Buitengerechtelijke) Kosten - Materieel;
en Noordhollandsche te veroordelen in de proceskosten.
SRK voert hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
SRK verleent voor de verzekeraars rechtsbijstand aan hun verzekerden. In deze op geld waardeerbare waarde van de rechtsbijstand door SRK zijn de verzekeraars gesubrogeerd jegens de WAM-verzekeraar. De waarde van die rechtsbijstand is gelijk te stellen met de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6: 96 lid 2 aanhef en onder b en c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In de eerdere procedure tussen SRK en Noordhollandsche hebben rechtbank en gerechtshof aansluiting gezocht bij de Regeling BKM. Per schadegeval werd een vast bedrag vastgesteld, een lumpsumvergoeding. In het onderhavige geschil is de primaire vordering gebaseerd op betaling volgens de RBKM.
De subsidiaire vordering gaat uit van een berekening per zaak.
Ten slotte heeft SRK ook een verklaring voor recht gevorderd om te voorkomen dat SRK in de toekomst opnieuw over dezelfde problematiek moet procederen tegen Noordhollandsche.
Noordhollandsche voert verweer. Daarop zal bij de beoordeling van dit geschil worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Noordhollandsche heeft aangevoerd dat zij verweer voert, omdat de rechtsvraag die in dit geschil aan de orde is, een andere is dan waarover in de eerdere procedure werd beslist. De rechtbank volgt Noordhollandsche daarin.
In de vorige uitspraken werd door rechtbank en hof voor de vaststelling van de vergoeding aangesloten bij de RBKM-regeling van dat moment. Ten tijde van de vorige uitspraken gold voor de aangesloten partijen de RBKM-regeling, waarbij van één tarief voor alle zaken werd uitgegaan. In de regeling van 2003 werd echter al een grondige evaluatie van de regeling aangekondigd. Bij de regeling, zoals deze vanaf 15 juli 2007 geldt, wordt het volgende onderscheid gemaakt (productie 13 bij dagvaarding):
"Wordt door de aansprakelijkheidsverzekeraar de discussie gestart, dan betaalt deze een hogere vergoeding dan nu het geval is. Wordt er snel afgehandeld, dan betaalt de aansprakelijkheidsverzekeraar minder dan nu het geval is."
Uit de uitspraken in de vorige zaak blijkt dat het daar ging om gevallen, waarin er discussie werd gevoerd over de aansprakelijkheid. Voor al die gevallen hebben rechtbank en gerechtshof een vast, forfaitair tarief per zaak vastgesteld van euro 90,75. In het onderhavige geschil gaat het echter om zaken, waarin in 267 (van de 345) zaken geen discussie bestaat over de aansprakelijkheid. Noordhollandsche noemt deze zaken "niet-discussiezaken", een term die de rechtbank in dit vonnis verder ook zal aanhouden.
subrogatie
Noordhollandsche heeft over de niet-discussiezaken als verst strekkend verweer het standpunt ingenomen dat geen sprake kan zijn van subrogatie, omdat de verzekerde geen schade lijdt. Immers, indien de aansprakelijkheid direct wordt erkend, hoeft er ook geen juridisch inhoudelijke discussie plaats te vinden. Als een benadeelde de schade bij Noordhollandsche meldt, wordt al het werk door Noordhollandsche verricht. Verdere schade dan enige porto- en telefoonkosten lijdt een benadeelde dan niet, aldus Noordhollandsche.
Dat standpunt wordt door de rechtbank verworpen.
Dat een benadeelde verzekerde zich rechtstreeks tot Noordhollandsche als WAM-verzekeraar van de veroorzaker van de schade wendt en de schade vervolgens zonder discussie uitgekeerd krijgt, is wellicht in een aantal gevallen zo, maar mag niet tot norm worden verheven om te toetsen of het redelijk is dat een benadeelde verzekerde zijn rechtsbijstandsverzekeraar inschakelt om zijn schade af te handelen.
Als een verzekerde schade aan zijn auto lijdt als gevolg van een onrechtmatige gedraging, waarvoor een ander aansprakelijk is, dient die ander de schade te vergoeden. Tot die schade behoren ook de redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en (hoogte van) de schade en bovendien de redelijke kosten om voldoening buiten rechte te verkrijgen.
Voor een verzekerde, die met schade aan zijn motorvoertuig wordt geconfronteerd, is uiteraard in het algemeen nog niet onmiddellijk duidelijk hoe de opstelling van de verzekeraar van zijn wederpartij zal zijn. Ook niet, als die wederpartij zelf de aansprakelijkheid erkent. Het onderscheid tussen een niet-discussiezaak en een discussiezaak is voor deze verzekerde in dat stadium van geen enkel belang. De verzekerde kan daarom in alle gevallen jegens de wederpartij in redelijkheid een beroep doen op zijn rechtsbijstandsverzekering; hij heeft die verzekering juist gesloten om niet zelf de nodige stappen te hoeven ondernemen, maar dat aan de rechtsbijstandverzekeraar over te laten.
Dat die verzekeraar vervolgens SRK inschakelt is eveneens alleszins redelijk te noemen.
De verzekeraar van de benadeelde vergoedt op deze wijze schade aan de benadeelde. Immers, indien de verzekerde zelf rechtsbijstand zou hebben ingeschakeld, zou dat ook als redelijk moeten worden beschouwd. Door dit van de verzekerde over te nemen, is de verzekeraar in zoverre gesubrogeerd in de vordering, die de verzekerde anders zelf zou hebben op de veroorzaker van de schade. De vraag op welk bedrag die subrogatie moet worden gewaardeerd, komt hierna aan de orde.
Bij het voorgaande is niet van belang of de benadeelde ook zijn eigen verzekering kan aanspreken tot vergoeding van zijn schade, bijvoorbeeld in het geval van een casco-verzekering. Waar het om gaat is in hoeverre de veroorzaker van de schade tot vergoeding kan worden aangesproken. Het zou niet redelijk zijn om de pleger van een onrechtmatige daad te laten profiteren van een vrijwillig door de benadeelde afgesloten verzekering en de daarvoor betaalde premies, terwijl die aansprakelijke partij de schade volledig zou moeten vergoeden, indien de benadeelde geen verzekering zou hebben afgesloten.
verrichte werkzaamheden
Hiervoor is geoordeeld dat het redelijk is dat een verzekerde via zijn rechtsbijstandsverzekeraar een beroep doet op SRK om de schade verder af te handelen. Het is vervolgens de vraag welke werkzaamheden van SRK voor vergoeding in aanmerking komen.
SRK heeft beschreven en ter zitting nader onderbouwd, waaruit zijn werkzaamheden in voorkomende gevallen bestaan. Als een bericht binnenkomt, wordt een dossier aangelegd en wordt beoordeeld of de stukken compleet zijn. In veel gevallen moeten getuigen(verklaringen) achterhaald worden en worden nagegaan of er politiemutaties zijn gemaakt. Daarnaast wordt het standpunt van de wederpartij nagegaan. In een aantal gevallen wordt bovendien bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer navraag gedaan naar de WAM-verzekeraar van de wederpartij, omdat die niet altijd op het schadeformulier is vermeld.
Ook is er telefonisch en schriftelijk contact met de WAM-verzekeraar en wordt een expert ingeschakeld om de hoogte van de schade vast te stellen.
Ten slotte zorgt SRK ook voor het verzoek aan de WAM-verzekeraar om tot uitbetaling over te gaan en eventuele aanmaning daartoe. Uiteindelijk draagt SRK het ontvangen bedrag af aan de verzekerde.
Noordhollandsche heeft ter zitting bevestigd dat dit eigenlijk de standaard werkzaamheden zijn, die zij zelf ook zo verricht, indien de schade bij haar wordt gemeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit allemaal werkzaamheden verricht ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Dat SRK deze werkzaamheden verricht is zowel in de discussiezaken als in de niet-discussiezaken redelijk tegenover de (WAM-verzekeraar van de) aansprakelijke partij.
redelijke kosten
Voor de vergoeding van deze kosten is echter niet alleen van belang dat het redelijk is om ze te maken, ook van belang is of de hoogte van de kosten redelijk is; de dubbele redelijkheidstoets. In dat verband dient wel een onderscheid te worden gemaakt tussen discussiezaken en niet-discussiezaken. Bij niet-discussiezaken is immers het uitgangspunt dat geen verdere werkzaamheden behoeven te worden verricht dan hiervoor onder 4.6 is beschreven.
Betrokken partijen kunnen onderling uiteraard allerlei afspraken maken over de berekening van de vergoeding voor deze werkzaamheden. Dat is in de RBKM ook gebeurd. Feit is echter dat Noordhollandsche geen partij bij dat convenant is en dus ook niet kan worden gehouden aan die afspraken. Het is daarom nu aan de rechtbank om te bepalen welke kosten in redelijkheid door Noordhollandsche moeten worden vergoed. Ter zitting hebben partijen de rechtbank gevraagd om deze rechtsvraag niet per zaak, maar in algemene zin te beantwoorden.
SRK heeft onweersproken gesteld dat zij gemiddeld in totaal ongeveer één uur werk heeft aan zaken, waarin uit de eerste reactie van Noordhollandsche blijkt dat de aansprakelijkheid wordt erkend, de niet-discussiezaken. De rechtbank stelt de vergoeding in deze gevallen vast op euro 50,- per zaak. Het gaat dan om een vergoeding voor de administratieve werkzaamheden, zoals onder 4.6 omschreven. Dat bedrag is hoger dan de minimale vergoeding uit de RBKM (per 1-1-2010 euro 35,-). Uit de toelichting op de RBKM blijkt echter, dat dit bedrag bewust laag wordt gehouden als prikkel voor een snelle schadeafwikkeling om de behandelingskosten voor alle partijen zo laag mogelijk te houden. Het bedrag is dus lager dan een reële vergoeding.
Partijen zijn het erover eens dat voor zaken, waarin wel over de aansprakelijkheid wordt gediscussieerd, een gemiddelde van twee uur per zaak redelijk is. Partijen verschillen echter over de vraag wat daarvoor een redelijk uurtarief is. De rechtbank gaat ervan uit dat voor de behandeling van deze zaken in ieder geval enige relevante juridische kennis aanwezig moet zijn bij de behandelaar. In die zin is een hoger tarief op zijn plaats dan bij de zaken, waarover geen inhoudelijke discussie bestaat. De rechtbank gaat uit van een brutomaandloon van euro 3.500,-, exclusief vakantietoeslag en 1764 werkzame uren. Het te berekenen tarief bestaat niet uitsluitend uit het uurloon van de medewerker. De rechtbank begroot dit uurloon op 50% van de totale arbeidskosten voor de werkgever. Daarnaast wordt in het uurtarief een bedrag verdisconteerd voor ondersteuning, automatisering, literatuurvoorziening (euro 20.000,- per jaar). De rechtbank stelt het redelijk in rekening te brengen tarief voor deze zaken vast op euro 63,- per uur.
Van de primaire vordering, gebaseerd op 345 zaken, is zodoende het volgende toewijsbaar:
267 x euro 50,- = euro 13.350,-
78 X euro 126,- = euro 9.828,-
In totaal dus: euro 23.178,-.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, aangezien Noordhollandsche niet eerder in verzuim was ten aanzien van dit bedrag.
verklaring voor recht
Gelet op wat hiervoor onder 4.9 is overwogen, is de door SRK gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar. Noordhollandsche is immers geen partij bij de RBKM en de rechtbank heeft in deze zaak tussen partijen in algemene zin een andere beslissing genomen over de in rekening te brengen kosten.
proceskosten
Beide partijen zijn gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt Noordhollandsche tot betaling van een bedrag van euro 23.178,- ( drie en twintig duizend een honderd acht en zeventig euro ) aan SRK, verhoogd met de wettelijke rente over het niet betaalde gedeelte van dat bedrag vanaf 23 februari 2009, tot de dag van algehele betaling;
compenseert de proceskosten; ieder van partijen dient de eigen kosten te dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzitter en mrs. J.S. Reid en S.N. Schipper als leden van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.