ECLI:NL:RBALK:2010:BO6074

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122523 / HA ZA 10-308
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van een hond in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Alkmaar op 30 september 2010, heeft eiseres A een kort geding aangespannen tegen gedaagde B met als doel de afgifte van een hond, Russkaja Mechta Helina Harisma, die zij eerder aan B had verkocht. A vorderde dat B de hond binnen een week na betekening van het vonnis aan haar zou afgeven, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat hij hiermee in gebreke zou blijven. A stelde dat zij de hond op 14 mei 2010 voor € 750,- van B had teruggekocht en dat B, ondanks het ondertekenen van het registratiebewijs, weigerde de hond af te geven. A maakte zich zorgen over het welzijn van de hond, die volgens haar verwaarloosd werd door B.

Tijdens de zitting op 21 september 2010 heeft A haar vordering toegelicht en bewijsstukken overgelegd, waaronder het registratiebewijs van de Raad van Beheer, waaruit bleek dat zij als eigenaar van de hond geregistreerd stond. B voerde verweer en stelde dat hij niet had meegewerkt aan de wijziging van het registratiebewijs en dat A zijn handtekening had vervalst. De voorzieningenrechter oordeelde dat B niet had aangetoond dat de wijziging van het registratiebewijs niet met zijn medewerking tot stand was gekomen.

De voorzieningenrechter concludeerde echter dat A haar vordering onvoldoende had onderbouwd, vooral gezien het feit dat op de registratiebewijzen zowel A als B als mede-eigenaren werden vermeld. De rechter wees de vordering van A af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van B werden begroot op € 263,- voor verschotten en € 816,- aan salaris advocaat. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.H. Schotman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
NMB/EvdM
zaaknummer/rolnummer: 122523 / KG ZA 10-308
Vonnis in kort geding van 30 september 2010
in de zaak van
A,
wonend te [WOONPLAATS],
eiseres bij dagvaarding van 13 september 2010,
advocaat: mr. D.N. van Wensen te Rotterdam,
tegen
B,
wonend te [WOONPLAATS],
gedaagde,
advocaat: mr. N. van der Kruk te Hoorn.
Partijen worden hierna A en B genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 21 september 2010 heeft A gesteld en gevorderd overeenkomstig de aan dit vonnis gehechte kopie van de dagvaarding.
B heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van A de originele dagvaarding en vijf producties en van de zijde van B acht producties, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. De feiten
2.1. Op 9 augustus 2007 heeft A de pup Russkaja Mechta Helina Harisma (verder: de hond) aan B verkocht voor een bedrag van [EURO] 1.100,-.
2.2. In de koopovereenkomst is als verplichting van de koper opgenomen "de hond onverwijld en om niet aan de verkoper te retourneren, indien de koper onder wat voor omstandigheden dan ook deze hond niet meer zelf wil of kan houden c.q. verzorgen" en voorts "Niet nakomen van deze afspraak verplicht de koper tot een schadevergoeding van 5.000,- euro".
2.3 Op 14 mei 2010 heeft B [EURO] 750,- van A ontvangen.
3. Het geschil
3.1. A vordert - samengevat - B te veroordelen om binnen een week na betekening van dit vonnis de hond aan haar af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [EURO] 500,- per dag of dagdeel dat hij hiermee in gebreke is, met veroordeling van B in de proceskosten. A heeft daartoe gesteld dat zij op 14 mei 2010 de hond van B heeft teruggekocht voor een bedrag van
[EURO] 750,-. Na ontvangst van dit bedrag heeft B het registratiebewijs van de Raad van Beheer ondertekend. A heeft het registratiebewijs naar de Raad van Beheer opgestuurd en heeft vervolgens een nieuw registratiebewijs ontvangen waaruit blijkt dat zij de nieuwe eigenaar van de hond is. B weigert echter de hond aan A af te geven. A maakt zich zorgen over het welzijn van de hond omdat deze op 14 mei 2010 veel ligplekken had en mager was. De hond wordt door B verwaarloosd. Daarom heeft zij spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening, aldus A.
3.2. B heeft verweer gevoerd. Daarop wordt bij de gronden van de beslissing, voor zover belang, ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ten bewijze van haar eigendom van de hond heeft A zich beroepen op een registratiebewijs van de Raad van Beheer, gedateerd 2 juni 2010, waarop zij als enig eigenaar van de hond is vermeld.
4.2. B heeft aangevoerd dat hij niet heeft meegewerkt aan deze registratie en dat A zijn handtekening moet hebben vervalst. Reeds gelet op de uitleg die partijen ter zitting hebben gegeven over de wijze waarop de wijziging van het registratiebewijs tot stand komt, kan op voorhand niet van de juistheid van dit standpunt van B worden uitgegaan. B heeft niet weersproken dat de wijziging van het registratiebewijs niet zonder zijn medewerking tot stand kan zijn gekomen daar hij over het originele registratiebewijs beschikte dat hiervoor benodigd was. Dit is het door B als productie 7 overgelegde registratiebewijs, gedateerd 2 april 2009, ingekomen bij de Raad van Beheer op 7 mei 2010.
4.3. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van A echter ook niet, nu op voormeld registratiebewijs van 2 april 2009 en op het eveneens door B als productie 8 overgelegde registratiebewijs van 2 juni 2010, ingekomen bij de Raad van Beheer op 10 augustus 2010, A en B als mede-eigenaars worden vermeld. Dat sluit niet aan bij de door A geschetste achtergrond dat B door financiële problemen niet meer voor de hond kon zorgen en haar heeft verzocht de hond terug te nemen, hetgeen B ook heeft betwist. Volgens B is hij mede-eigendom met A overeengekomen omdat zij hadden afgesproken dat eenmalig met de hond zou worden gefokt.
4.4. Tenslotte geldt dat B een verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij
[EURO] 750,- van A heeft ontvangen, te weten dat de hond gebruikt zou worden voor filmopnamen en dat hij kosten moest maken om de hond daarvoor te laten trainen. A heeft erkend dat de hond voor filmopnamen is gebruikt en dat B de hond daarbij diende te begeleiden omdat de hond goed naar B luistert.
4.5. Dit alles overziende komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de vordering van A moet worden afgewezen, nu zij deze tegenover de gemotiveerde betwisting door B onvoldoende heeft onderbouwd.
4.6. A zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
weigert de gevorderde voorziening;
veroordeelt A in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van B begroot op [EURO] 263,- voor verschotten en [EURO] 816,- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2010.