RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummers : 14.810054.10 (P) en 15.664071.07 (TUL)
Datum uitspraak : 4 mei 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[straatnaam en huisnummer], [postcode en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 april 2010, 28 april 2010 en 4 mei 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.Y. Kuit, advocaat te Hoorn, door de verdachte en door de getuige [getuige] op de zittingen van 14 april 2010 en 4 mei 2010 naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 01 februari 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een school ([school], gelegen aan [adres], aldaar) heeft weggenomen een (LCD-)televisie en/of een (LCD-)computermonitor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [school], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander op 1 februari 2010 heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een LCD televisie en een LCD computermonitor uit een school aan de [adres] te Alkmaar, waarbij de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die school hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en op de terechtzitting bekend dat hij samen met een ander zich heeft schuldig gemaakt aan de inbraak in de school aan de [adres] te Alkmaar op 1 februari 2010 en dat hij toen en daar samen met zijn mededader een LCD-televisie heeft meegenomen. De verdachte heeft tegenover voornoemde rechter-commissaris en op de terechtzitting verklaard dat hij niets weet van de LCD computermonitor.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
C. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte tegenover voornoemde rechter-commissaris op
4 februari 2010 en op de terechtzitting van 14 april 2010;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 8], [verbalisant 9] en [verbalisant 10] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van forensisch opsporingsambtenaar
[naam] ;
- de aangifte, gedaan op 1 februari 2010 door [aangever] ;
- de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] op 1 februari 2010 ;
- de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] op 2 februari 2010 .
Anders dan de verdachte acht de rechtbank, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, met name gelet op voormeld proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met zijn mededader heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van de LCD computermonitor. Voornoemde verbalisanten zijn zes minuten nadat zij een melding hadden gekregen van een inbraakalarm bij de [school] aan de [adres] te Alkmaar op 1 februari 2010 ter plaatse gearriveerd en hebben buiten bij het braakraam het LCD computerscherm onder een dun laagje sneeuw aangetroffen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de melding en het aantreffen van de LCD computermonitor door de verbalisanten acht de rechtbank het niet aannemelijk dat anderen dan verdachte en zijn mededader zich hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van de LCD computermonitor.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een [school] gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een LCD-televisie en een LCD-computermonitor, toebehorende aan [school], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank:
- de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Palier GGZ reclassering, ook als deze aanwijzingen zullen inhouden dat verdachte zich zal laten opnemen en zal laten behandelen bij Centrum Forensische Behandeling “De Ponder” te Eindhoven dan wel een soortgelijke instelling en dat de verdachte zich binnen 14 dagen na de datum van de uitspraak zal melden bij de verslavingsreclassering in de regio waar hij behandeling zal ondergaan.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van de vordering naar voren gebracht dat de meest ideale situatie zal zijn als de verdachte direct vanuit detentie kan worden opgenomen in een instelling voor behandeling.
De officier van justitie is op de terechtzitting van 4 mei 2010 bij haar standpunt gebleven.
- Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op de terechtzitting van 14 april 2010 aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsman heeft zich op de terechtzitting van 4 mei 2010 op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in opname van verdachte in Altrecht Roosenburg te Den Dolder op 12 mei 2010, direct aansluitend op het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf. De raadsman heeft zich op de terechtzitting van 4 mei 2010 voorts op het standpunt gesteld dat hij akkoord gaat met een eventuele aansluitende behandeling van de verdachte in de Ponderkliniek van GGZ de Woenselse Poort te Eindhoven.
- Feitgerelateerde factoren
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een inbraak in een school. Zij hebben daarbij een LCD televisie en een LCD computerscherm meegenomen. Dergelijke feiten zijn brutale feiten die naast hinder, veel schade veroorzaken bij de gedupeerden.
- Verdachte gerelateerde factoren
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
2 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van onder meer vermogensdelicten is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies, gedateerd 8 april 2010, opgemaakt door [getuige], reclasseringswerker bij Palier GGZ reclassering.
[getuige] voornoemd heeft haar rapport als getuige op de terechtzitting van 14 april 2010 als volgt toegelicht:
Ik heb een indicatiestelling gevraagd en ontvangen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Betrokkene kan terecht in de Ponderkliniek van GGZ De Woenselse Poort in Eindhoven. De wachtlijst loopt echter tot het vierde kwartaal van dit jaar. Via het NIFP heb ik getracht een overbruggingsplaats te regelen. Als eerste kwam de FPA te Heiloo in beeld maar deze instelling ligt te dicht in de buurt van de woonplaats van verdachte. Ik heb verdachte uiteindelijk aangemeld bij Altrecht De Roosenburg te Den Dolder. De stukken liggen daar al. Bij De Roosenburg bestaat geen wachtlijst. Ik hoop dat verdachte daar over twee weken voor een intake terecht kan. Na de intake kan hij daar mogelijk per half mei worden opgenomen. Ik heb verdachte al uitgelegd dat er een hek om de instelling is geplaatst en dat hij daar niet weg kan. Ik heb in oktober j.l. ook over de verdachte een rapport uitgebracht. Hij wilde toen helemaal niets. Ik zag hem nu weer op het politiebureau en hij zei meteen dat er verandering moest komen in zijn leefpatroon. Natuurlijk heb je de nodige scepsis, maar verdachte maakt op mij nu een gemotiveerde indruk. Ik weet dat we een garantiedatum moeten hebben voor opname. Volgens het NIFP kan het binnen vier weken. Het verdient wat mij betreft de voorkeur dat de verdachte tot het moment van opname niet vrij komt. Ik overhandig u de indicatiestelling. Op een vraag van de oudste rechter kan ik zeggen dat een vonnis waarin een toezicht is opgelegd vaak pas na een maand bij ons op kantoor terecht komt. De verdachte is dan een maand buiten beeld. Een schorsing van de voorlopige hechtenis kan wel vrij snel bij ons op kantoor terecht komen.
De getuige [getuige] heeft haar advies op de terechtzitting van 4 mei 2010 aanvullend toegelicht:
Het contract met Altrecht De Roosenburg te Den Dolder is door [verdachte] akkoord bevonden en ondertekend. [verdachte] kan per 12 mei 2010 aldaar worden opgenomen. Dit is een harde datum, waar in principe niet meer van kan worden afgeweken. We zijn op basis van de eis van de officier van justitie , inclusief de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf gaan doorrekenen welke datum als opnamedatum voor [verdachte] zou kunnen worden vastgesteld, en we kwamen uit op 12 mei 2010. Degene die betrokken was bij het intakegesprek wenst in de beginfase de behandeling in een gesloten setting te doen plaats vinden. In de gesloten setting is maar een beperkt aantal bedden beschikbaar.
Ik heb telefonisch en per mail de bevestiging gekregen dat [verdachte] per 26 april 2010 op de wachtlijst is gezet van de Ponderkliniek van GGZ De Woenselse Poort in Eindhoven. Het NIFP ziet in het vonnis graag vermeld de opname in De Roosenburg, alsmede de vervolgopname in de Woenselse Poort.
Als u een toezicht zult opleggen, kan ik zeggen dat we al een toezichthouder hebben gevonden. Op 17 mei a.s. wordt het contract met de toezichthouder getekend.
Ik ben het met u eens dat het in dit geval niet noodzakelijk is om het meldingsgebod als onderdeel van de bijzondere voorwaarden op te leggen.
De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij is gemotiveerd voor behandeling. De verdachte heeft op de terechtzitting van 4 mei 2010 bevestigd dat hij het contract met Altrecht De Roosenburg heeft ondertekend.
De rechtbank zal, alles afwegend, aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel hoger is dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank is van opvatting dat de verdachte aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van zijn vrijheidsstraf dient te worden opgenomen in Altrecht De Roosenburg te Den Dolder.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen vrijheidsstraf de bijzondere voorwaarde koppelen dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Palier GGZ reclassering, dat hij zich op 12 mei 2010, aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, zal laten opnemen in Altrecht De Roosenburg te Den Dolder en zich daar zal laten behandelen, en dat hij, als dit in het kader van de behandeling wenselijk is, zich zal laten opnemen en zal laten behandelen in de Ponderkliniek van GGZ Woenselse Poort te Eindhoven, zolang de behandelaars en Palier GGZ Reclassering, zulks in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk achten, doch maximaal gedurende de proeftijd.
8. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 376,73 wegens schade aan een ruit die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De verdachte en zijn raadsman hebben de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek 4D BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte -ook al is een andere dader daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2010, de datum van het ontstaan van de schade.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek
4D BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Haarlem van 13 maart 2009 in de zaak met parketnummer 15.664071.07 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 30 maart 2009 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 28 maart 2009 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort in beginsel de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
De rechtbank vindt echter in de persoon van de verdachte, met name de behandeling die hij met ingang van 12 mei 2010 dient te ondergaan, aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, aanleiding om de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen, zulks onder instandhouding van de voorwaarden, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek 4D BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 130 (éénhonderd en dertig) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Palier GGZ reclassering, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt;
- dat hij zich op 12 mei 2010, aansluitend aan het ondergaan van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, zal laten opnemen in Altrecht De Roosenburg te Den Dolder, en zich daar zal laten behandelen en zich, als dit in het kader van de behandeling wenselijk is, aansluitend zal laten opnemen en zal laten behandelen in de Ponderkliniek van GGZ Woenselse Poort te Eindhoven, dit alles zolang de behandelaars en Palier GGZ Reclassering, zulks in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk achten, doch maximaal gedurende de proeftijd.
Verstrekt aan de eerstgenoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 376,73 (driehonderd-zesenzeventig euro en drieënzeventig eurocent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2010, de datum van ontstaan van de schade.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] te betalen een som geld ten bedrage van € 376,73 (driehonderd zesenzeventig euro en drieënzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2010, de datum van ontstaan van de schade, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van 13 maart 2009 in de zaak met parketnummer 15.664071.07.
Verlengt - onder instandhouding van de voorwaarden - de in dat vonnis op twee jaar vastgestelde proeftijd met ÉÉN JAAR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2010.