ECLI:NL:RBALK:2010:BO2620

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810043-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en beëindiging van de maatregel wegens gebrek aan behandelmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 31 mei 2010 uitspraak gedaan over de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel die aan de verdachte was opgelegd. De verdachte, geboren in 1975 en thans verblijvende in P.I. Amsterdam, had eerder de maatregel opgelegd gekregen door het Gerechtshof te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks de medewerking van de verdachte, er geen concrete mogelijkheden waren voor verslavingsbehandeling, wat noodzakelijk is ter voorkoming van recidive. De rechtbank heeft de maatregel beëindigd met ingang van 12 juli 2010, na een periode van zes weken, omdat het enkel opsluiten van de verdachte niet voldoende grond bood voor voortzetting van de maatregel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de rapportages van de inrichting en de verklaringen van getuigen meegenomen. De getuige, werkzaam bij P.I. Amsterdam, verklaarde dat er getracht was de verdachte te laten behandelen voor zijn verslaving, maar dat dit niet was gelukt. De officier van justitie had de voortzetting van de maatregel gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de enige resterende doelstelling was om de verdachte te begeleiden bij het verkrijgen van een uitkering en huisvesting. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende uitvoering was gegeven aan de ISD-maatregel en dat er geen uitzicht was op behandeling voor de verslaving van de verdachte.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de noodzaak van de voortzetting van de maatregel werd beoordeeld. De rechtbank heeft de belangen van de verdachte en de maatschappij afgewogen en kwam tot de conclusie dat de maatregel beëindigd diende te worden. De uitspraak is gedaan in openbare raadkamer, waarbij de betrokken partijen, waaronder de raadsman van de verdachte, zijn gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Straf
Parketnummer : 14.810043-08
Datum uitspraak : 31 mei 2010
BESCHIKKING ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Raadkamer voor Strafzaken,
naar aanleiding van het verzoek van betrokkene:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
thans verblijvende in P.I. Amsterdam, HvB Tafelbergweg,
over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 27 mei 2008 opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel).
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 november 2008 waarbij aan betrokkene de maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaren. In het arrest is onder meer bepaald dat uiterlijk zes maanden na het onherroepelijk worden van het arrest een tussentijdse beoordeling dient plaats te vinden over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
- de beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Alkmaar van 27 april 2009, waarin is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden voortgezet.
- het verzoek ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht van de raadsman van betrokkene, gedateerd 21 april 2010, waarin om een tussentijdse toetsing van de maatregel wordt verzocht;
- de ingevolge artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte rapportage van 19 mei 2010, opgemaakt onder verantwoordelijkheid van [naam], directeur van P.I. Amsterdam/locatie De Tafelbergweg.
Tijdens de openbare behandeling in raadkamer van 31 mei 2010 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsman mr. E. Boskma en de officier van justitie.
Daarnaast is [getuige], als programmamanager werkzaam bij P.I. Amsterdam, locatie De Tafelbergweg, als getuige ter zitting gehoord.
2. Het standpunt van de inrichting
In de evaluatie met betrekking tot de tussentijdse toetsing d.d. 19 mei 2010 van P.I. Amsterdam, locatie De Tafelbergweg, is geadviseerd tot voortzetting van de maatregel.
Op de terechtzitting heeft de [getuige] voornoemd onder meer verklaard dat betrokkene zich thans in de extramurale fase bevindt en dat men betrokkene vanuit de maatregel wil plaatsen in een sociaal pension te Den Helder, hetgeen binnen een paar maanden gerealiseerd kan worden.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de voortzetting van de maatregel gevorderd. De officier van justitie heeft verklaard het te betreuren dat de vele pogingen van de kliniek om betrokkene een behandeling te laten ondergaan geen resultaat hebben opgeleverd. De maatregel strekt echter tot beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van recidive. In principe is behandeling van de veroordeelde daartoe niet vereist. Betrokkene heeft zich onlangs enkele dagen aan de maatregel onttrokken en zich wederom schuldig gemaakt aan verbale en fysieke agressie. De officier van justitie acht voortzetting van de maatregel, ook indien dit neerkomt op het enkel opsluiten van betrokkene, gerechtvaardigd. Daarnaast zijn er wellicht nog aanknopingspunten voor gedragverandering van betrokkene, zoals bijvoorbeeld een eerder overwogen agressieregulatietraining.
4. Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman
De raadsman heeft de beëindiging van de maatregel binnen één à twee maanden bepleit, nu voortzetting neerkomt op een “kale detentie”. Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot behandeling, maar deze is niet van de grond gekomen en zal dat in de resterende periode ook niet komen. De enige optie die betrokkene wordt gegeven is huisvesting in een sociaal pension, tussen drugs- en alcoholverslaafden. Het heeft geen toegevoegde waarde om betrokkene te laten wachten tot de maatregel vanwege het tijdsverloop eindigt. Wellicht dat de kliniek betrokkene in de resterende periode kan begeleiden in het verkrijgen van een uitkering en huisvesting.
5. De beoordeling
Op 13 mei 2008 heeft betrokkene door de Meervoudige Kamer van de Rechtbank te Alkmaar de maatregel ISD opgelegd gekregen. Nadat betrokkene daartegen appel had ingesteld heeft het Gerechtshof te Amsterdam betrokkene op 21 november 2008 wederom de maatregel ISD opgelegd.
In de rapportage “Stand van uitvoering van het verblijfsplan” gedateerd 19 mei 2010 heeft de inrichting voortzetting van de maatregel geadviseerd.
Uit “Feiten ISD traject” blijkt het volgende:
Betrokkene is op 30 januari 2009 overgeplaatst naar De Tafelbergweg te Amsterdam en heeft op 22 april 2009 zijn verblijfsplan getekend. In de “Trajectbepaling” gedateerd 8 juni 2009 heeft de inrichting besloten om betrokkene aan te melden voor klinische opname ter behandeling van zijn verslaving/persoonlijkheidsproblematiek. Op 5 augustus 2009 heeft betrokkene een intake gesprek gehad bij FVK Groot Batelaar. Op 31 augustus 2009 is hij afgewezen voor opname, onder meer op grond van onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Nadat in overleg met deze kliniek een pyschologische test was afgenomen om te achterhalen of een herintake zinvol zou zijn, is geen uitsluitsel hierover ontvangen. Vervolgens is besloten betrokkene aan te melden bij Intercultureel Motivatie Centrum en de Sociaal Medische Unit, beide behorende tot Brijder verslavingszorg. Tevens is betrokkene aangemeld bij Exodus en bij de verslavingskliniek Triple Ex. Betrokkene is bij alle instanties afgewezen. De Brijder Verslavingszorg heeft grote twijfels ten aanzien van de intrinsieke motivatie van betrokkene. Exodus twijfelt aan diens begeleidbaarheid. Triple X heeft de beperkte verstandelijke vermogens van betrokkene genoemd als afwijzingsgrond.
Als resultaat van het voorgaande is betrokkene gedemotiveerd en gefrustreerd geraakt.
Op 3 maart 2010 is betrokkene gestart met “Tijdelijk Verlaten Inrichting” met een maximale opbouw van 52 uur. Op 28 april 2010 is betrokkene aangemeld bij de laagdrempelige woonvoorziening “Wapen van Den Helder”, een sociaal pension te Den Helder.
Ter terechtzitting heeft de getuige [getuige] voornoemd verklaard dat vanuit de kliniek is getracht betrokkene te laten behandelen voor zijn verslaving, maar dat men er niet in geslaagd is betrokkene daartoe in een instelling geplaatst te krijgen. Het enige dat de kliniek in de extramurale fase thans aan betrokkene kan bieden is plaatsing in het sociaal pension “Het Wapen van Den Helder” te Den Helder. Desgevraagd heeft [getuige] verklaard dat een langer verblijf van betrokkene in de ISD inrichting voor het verder inperken van het recidivegevaar geen meerwaarde heeft.
Bij de tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voorzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft de rechtbank te Alkmaar bij beslissing van 27 april 2009 geoordeeld dat voorzetting van de maatregel nog immer is vereist. Betrokkene verbleef toen pas ongeveer drie maanden in de inrichting en er lag een concreet plan voor waarin alle probleemgebieden waar betrokkene mee kampte en de te bereiken persoonlijke einddoelen werden benoemd. Naar het oordeel van de rechtbank bood dat plan voldoende houvast voor een te volgen begeleidings- en behandelingstraject.
De rechtbank neemt in aanmerking, dat het hof bij de oplegging van de maatregel heeft overwogen, dat voldoende tijd diende te worden genomen om de doelstellingen van voorkomen van recidive en beveiliging van de maatschappij een kans te geven. Daarbij heeft het hof zich blijkens bovengenoemd arrest mede laten leiden door het advies van Brijder Verslavingszorg, onder meer inhoudende dat ter voorkoming van recidive behandeling van de verslavingsproblematiek van betrokkene in een verplichtend kader noodzakelijk was en dat de ISD-maatregel het meest geëigend was om te onderzoeken welke verslavingsbehandeling geïndiceerd was.. Door middel van het door de kliniek voor betrokkene opgestelde verblijfsplan is vergeefs getracht hieraan uitvoering te geven.
Gelet op het voorgaande staat vast, dat gedurende de periode van verblijf van betrokkene in de ISD inrichting onvoldoende uitvoering is gegeven aan de ISD-maatregel, in die zin dat het niet gelukt is betrokkene op enigerlei wijze te doen behandelen voor zijn verslaving, terwijl daarop, mede gelet op de voor de maatregel resterende tijd, ook geen uitzicht bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, louter opsluiten van betrokkene onvoldoende grond voor voortzetting van de maatregel.
De enige op dit moment resterende doelstelling is de noodzaak, dat de inrichting betrokkene zal begeleiden bij het verkrijgen van een uitkering en huisvesting.
De rechtbank acht een periode van zes weken daartoe toereikend en is derhalve van oordeel dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden beëindigd met ingang van 12 juli 2010.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De te geven beslissing is gegrond op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
7. De beslissing
De rechtbank:
Beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [verdachte], geboren op [geboortedatum], met ingang van 12 juli 2010.
Deze beschikking is in openbare raadkamer gegeven door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L. Jansen en mr. M.E. Francke, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 31 mei 2010.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.