RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810106-09
Datum uitspraak : 3 juni 2010
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, inhoudende dat de rechtbank het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren en verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 96 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tijdens de proeftijd van twee jaren dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf te worden opgelegd voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. K. Karakaya, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Sig-Sauer, model Mosquito, kaliber .22 LR) en\of munitie van categorie III, te weten een (scherp) patroon (kaliber .22 LR), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 672,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan de [adres] (nummer ) heeft weggenomen een televisie (flatscreen, merk Philips), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 januari 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een televisie (merk Philips) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die televisie wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 21 december 2008 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan de [adres] (nummer ) heeft weggenomen een pistool (merk Sig-Sauer, model Mosquito, kaliber .22 LR) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 december 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een pistool (merk Sig-Sauer, model Mosquito, kaliber .22 LR) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van dat pistool wist, althans redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
14.810059.09
hij op of omstreeks 30 september 2008 in de gemeente Graft-De Rijp, op de openbare weg, de provinciale weg N-244 te West-Graftdijk, althans op een openbare weg in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Caddy) en/of een telefoon en/of (een) autosleutel(s) (behorende bij de voornoemde auto), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Volkswagen, type Caddy), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (in een auto) achter die [slachtoffer 3] (gezeten in een auto) is aangereden, althans die [slachtoffer 3] is gevolgd, en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, zijn auto voor de auto van die [slachtoffer 3] gezet – zodat die [slachtoffer 3] zijn weg niet meer kon vervolgen – en/of (vervolgens) is hij, verdachte, uit zijn auto gestapt en/of is hij, verdachte, naar de auto van die [slachtoffer 3] gelopen en/of heeft hij, verdachte, het (bestuurders)portier opengetrokken en/of gerukt en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) de sleutels van de auto (waarin die [slachtoffer 3] zat) uit het contact getrokken en/of meegenomen en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, de telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 3] getrokken en/of gerukt en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] beet- en/of vastgepakt en/of (daarna) (hard) op/tegen de auto van hem, verdachte, geduwd en/of gegooid en/of die [slachtoffer 3] één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten onder 1 tot en met 4 aangevoerd, dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en hij heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
Op 10 maart 2009 vond een doorzoeking plaats van de woning van verdachte op het adres [adres] te Heerhugowaard. Aan de doorzoeking, die plaats vond op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie (WWM), lag een anonieme melding ten grondslag, gedateerd 16 februari 2009. De melder heeft de redenen van wetenschap niet genoemd. In de melding werd aangegeven dat de voorrangsprocedure niet van toepassing was.
Vervolgens heeft de politie vier weken lang niets met deze melding gedaan. Eerst op 10 maart 2009 is op basis van de informatie uit deze melding binnengetreden. Gelet op een ter zitting overgelegd arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 oktober 2009 en het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer BB7662, stelt de raadsman zich op het standpunt dat in dit geval de anonieme informatie, waarvan de betrouwbaarheid niet kon worden beoordeeld, niet zodanig concreet en specifiek was om op grond daarvan redelijkerwijs te kunnen vermoeden dat in de doorzochte woning de in de melding genoemde wapens aanwezig zouden zijn, laat staan dat daaruit een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte zou voortvloeien. In deze zaak zijn, zo blijkt uit het dossier geen nadere onderzoekshandelingen verricht en is hetgeen in de anonieme melding naar voren komt, niet nader onderzocht alvorens beslist is tot doorzoeking van de woning van verdachte over te gaan. Het binnentreden ter doorzoeking is, hoewel artikel 49 WWM daartoe een ruime bevoegdheid kent, dan ook onrechtmatig Dit moet als gevolg hebben dat zowel het aangetroffen pistool, de aangetroffen hennep, de aangetroffen flatscreen televisie, als ook de bij de politie door verdachte en zijn moeder afgelegde verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken, Zij het dat de verdediging ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 4 wordt verweten
bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde (schuld)heling van het wapen wel mogelijk acht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de Hoge Raad in diverse arresten, en met name in genoemd arrest van 11 maart 2008, heeft geoordeeld dat een anonieme melding voldoende grond kan zijn voor een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van een vuurwapen, waarbij met name de inhoud van de melding belangrijk is.
In de onderhavige zaak was bij de politie bekend dat er ingebroken was bij een lid van een schietvereniging. In de aangifte is gespecificeerd welke wapens bij gelegenheid van die inbraak zijn ontvreemd. Vervolgens ontvangt de politie een anonieme melding waarin verwezen wordt naar deze inbraak, de daar ontvreemde wapens en wordt daarin voorts aangegeven dat deze wapens zouden zijn opgekocht door [verdachte] uit de [wijk] te Heerhugowaard die de wapens bewaart in de keuken van zijn woning. Vervolgens vindt er een doorzoeking van de woning van [verdachte] plaats waarbij één van de genoemde wapens wordt aangetroffen. Bij het verder zoeken in de woning naar de andere wapens wordt in de woning een grote hoeveelheid hennep en een van diefstal afkomstige televisie aangetroffen. Een en ander is naar de mening van de officier van justitie niet onrechtmatig.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Op grond van artikel 49 WWM kunnen daartoe aangewezen ambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens en munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking doen. Voor het aannemen van zulk een vermoeden op grond van een anonieme melding is naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid niet vereist dat de betrouwbaarheid van de inhoud van die melding wordt getoetst aan andere dan in die melding voorkomende gegevens. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de jurisprudentie zo een algemene eis ook niet valt af te leiden. De rechtbank is van oordeel dat van belang is, dat de inhoud van de melding voldoende concreet en duidelijk is. In het onderhavige geval was de informatie in de melding zeer gedetailleerd. De naam van een mogelijke verdachte wordt genoemd met de plaats en de wijk waar hij woonachtig is, de weggenomen wapens worden omschreven evenals de plek waar de mogelijke verdachte de wapens in zijn huis zou bewaren en de auto waarin hij rijdt, terwijl ten slotte wordt aangegeven dat de genoemde wapens zijn weggenomen bij een lid van een schietvereniging. De rechtbank is van oordeel dat deze informatie voldoende concreet en duidelijk is is om op grond daarvan redelijkerwijs te kunnen vermoeden dat er zich wapens in de woning van verdachte bevonden en op grond daarvan een doorzoeking als bedoeld in artikel 49 WWM te doen plaatsvinden. Het gegeven dat daar bijna vier weken mee is gewacht, zodat het optreden van de politie inderdaad niet voortvarend is te achten, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet meer aan het vereiste van artikel 49 WWM wordt voldaan.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair heeft de raadsman voorts nog aangevoerd dat verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat verdachte de televisie van [naam] heeft gekocht voor € 175,--, een normale prijs voor een tweedehands televisie. Verdachte had op straat gehoord dat [naam] een televisie te koop had. [naam] heeft de televisie bij hem thuis gebracht. Verdachte vermoedde niet dat de televisie van diefstal afkomstig was omdat [naam] normaliter hele lage bedragen vraagt voor door hem gestolen goederen, terwijl hij in dit geval een prijs overeenkomstig de normale marktwaarde vroeg voor de televisie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, indien verdachte onder dergelijke bezwarende omstandigheden een televisie koopt, op hem een onderzoeksplicht rust om de herkomst van het goed vast te stellen. Verdachte heeft dat niet gedaan en zich daarom schuldig gemaakt aan opzetheling.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nadat hij op straat had gehoord dat [naam] een televisie te koop had, alvorens tot de aankoop over te gaan een onderzoek had moeten instellen naar de herkomst van de televisie. Dat klemt temeer nu verdachte heeft verklaard dat algemeen bekend is dat [naam] een dief is.
Nu gebleken is dat de op 10 maart 2009 in verdachtes woning aangetroffen televisie (merk Philips) afkomstig was van een op 28 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard gepleegd inbraak, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich onder vorengenoemde omstandigheden bij het verwerven van de televisie onvoldoende heeft vergewist van de herkomst en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan schuldheling.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 5 wordt verweten is de rechtbank van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat het door verdachte ten opzichte van de heer [slachtoffer 3] toegepaste geweld gericht was op de wegneming van de aan [slachtoffer 3] toebehorende auto, Immers verdachte had de bedoeling om [slachtoffer 3] te dwingen om een persoon te ontmoeten met wie [slachtoffer 3] volgens verdachte niet in contact wilde komen. Eerst nadat [slachtoffer 3] was weggerend om te ontkomen aan de ontmoeting, heeft verdachte zich diens auto en de sleutel(s) daarvan wederrechtelijk toegeëigend en naar zijn woning in Heerhugowaard laten brengen. Dat verdachte kennelijk enkele dagen later met de vader van [slachtoffer 3] een afspraak heeft gemaakt met betrekking tot de teruggave van de auto onder bepaalde voorwaarden doet niet af aan de wederrechtelijkheid van de toe-eigening.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij op 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Sig-Sauer, model Mosquito, kaliber .22 LR) en munitie van categorie III, te weten een (scherp) patroon (kaliber .22 LR), voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk aanwezig heeft gehad 672,6 gram hennep.
3 subsidiair:
hij in de periode van 28 januari 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, een televisie (merk Philips) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die televisie redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
4 subsidiair:
hij in de periode van 19 december 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, een pistool (merk Sig-Sauer, model Mosquito, kaliber .22 LR) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat pistool wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
5.
hij op 30 september 2008 in de gemeente Graft-De Rijp op de openbare weg, de provinciale weg N-244 te West-Graftdijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Caddy) en autosleutels behorende bij de voornoemde auto, toebehorende aan [slachtoffer 3].
7. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3. subsidiair:
schuldheling
4. subsidiair:
opzetheling
8. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gestolen vuurwapen met bij dat wapen behorende munitie, het aanwezig hebben van een forse hoeveelheid hennep, het verwerven van een gestolen televisietoestel en ten slotte diefstal van een auto. Het voorhanden van een vuurwapen en munitie kan gevaren opleveren voor de volksgezondheid, evenals het voorhanden hebben van een handelsvoorraad hennep. Door de aanschaf van gestolen voorwerpen draagt verdachte bij tot de instandhouding van een crimineel circuit waarin ontvreemde goederen gemakkelijk van de hand kunnen worden gedaan. Voorts wordt daarmee het plegen van vermogens-delicten, in het bijzonder diefstallen, in stand gehouden. Ten slotte heeft verdachte een auto met daarbij behorende sleutels ontvreemd. Een dergelijke diefstal levert schade en overlast op voor de eigenaar van de auto.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 1 april 2010, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van Opium/ en vermogensdelicten tot straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 juni 2009 van E.C.A. Deen als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland Regio Alkmaar-Haarlem.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte de hem op 29 april 2009 als schorsingsvoorwaarde opgelegde Cognitieve Vaardigheidstraining heeft afgerond.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk zal zijn aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen? 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 63, 310, 416, 417 bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het Bewezen verklaarde vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 150 dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 96 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 50 dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Jansen, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2010.