ECLI:NL:RBALK:2010:BO1933

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120745 / FT-EA 10.424
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling ondanks eerdere toepassing

Op 23 juni 2010 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Alkmaar tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek werd op 26 augustus 2010 mondeling toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. Het verzoekschrift voldeed aan de gestelde eisen en verzoekster voldeed aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoekster eerder, van 8 mei 2003 tot 9 november 2006, onder de schuldsaneringsregeling heeft gestaan. Deze regeling werd beëindigd zonder schone lei, omdat verzoekster tijdens de regeling bovenmatige nieuwe schulden had laten ontstaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze nieuwe schulden niet verwijtbaar zijn aan verzoekster. De grootste schuld was ontstaan door de uitvaartkosten van haar vader, waarvoor zij als oudste kind het contract had ondertekend, in de veronderstelling dat de kosten gedekt zouden zijn door uitvaartverzekeringen. Dit bleek niet het geval, waardoor zij met een schuld van meer dan €4.000,00 achterbleef.

Daarnaast had verzoekster een schuld aan de gemeente Alkmaar, die voortkwam uit te veel ontvangen bijstand. Verzoekster had dit tijdig gemeld, maar de gemeente had de informatie pas later verwerkt, waardoor terugbetaling niet meer mogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in de periode na het overlijden van haar vader in een geestelijke crisis verkeerde, wat haar belemmerde om een regeling te treffen voor haar nieuwe schulden.

Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat de eerdere toepassing van de schuldsaneringsregeling geen beletsel vormt voor een nieuwe toelating. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling opnieuw uitgesproken en bepaalde voorwaarden vastgesteld, waaronder het toekennen van een voorschot op het salaris van de bewindvoerder en het openen van correspondentie gedurende dertien maanden.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR toepassing schuldsanering
Sector civiel recht, enkelvoudige kamer
insolventienummer: 10/238 R
rekestnummer: 120745/FT-EA 10.424
nummer verklaring: ALK0311000657
uitspraakdatum: 26 augustus 2010
Op 23 juni 2010 is ter griffie van de rechtbank ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van
[naam verzoekster],
wonende [adres]te Alkmaar,
verzoekster,
strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoekster heeft het verzoek mondeling toegelicht op 26 augustus 2010.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Ten aanzien van verzoekster is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet.
Artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d Fw bepaalt dat een verzoek wordt afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder a of b Fw of op grond van artikel 350, derde lid, onder d Fw, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
Uit het verzoekschrift met bijlagen en hetgeen ter zitting ter sprake is gekomen, is gebleken dat ten aanzien van verzoekster van 8 mei 2003 tot 9 november 2006 de schuldsanerings-regeling van toepassing is geweest. Het betreffende dossier bevindt zich onder de rechtbank Alkmaar.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling van verzoekster is destijds, na ommekomst van de looptijd, zonder schone lei beëindigd. De reden voor het onthouden van de schone lei was gelegen in het feit dat verzoekster tijdens de schuldsaneringsregeling bovenmatige nieuwe schulden had laten ontstaan. Bij de eindzitting, die daartoe nog eens zes maanden is aangehouden, heeft verzoekster niet aannemelijk kunnen maken dat op korte termijn een regeling getroffen zou kunnen worden voor het betalen van deze nieuwe schulden.
Naar de letter valt de wijze waarop de eerdere schuldsaneringsregeling van verzoekster tot een einde is gekomen, niet onder de in artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw genoemde uitzonderingsgronden. Een beëindiging op grond van artikel 352 lid 1 Fw wordt daarin immers niet genoemd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om één van die uitzonderingsgronden, te weten dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd "op grond van artikel 350, derde lid, onder d, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen" analoog toe te passen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ter terechtzitting is gebleken dat verzoekster geen verwijt te maken valt voor de tijdens de eerdere schuldsaneringsregeling ontstane nieuwe schulden. De grootste nieuwe schuld betrof een schuld aan de uitvaartondernemer die de uitvaart van haar vader had verzorgd. Verzoekster heeft aangegeven dat zij indertijd, als oudste van de kinderen, door de uitvaart-ondernemer is verzocht het contract te ondertekenen. Zij heeft dat gedaan in het vertrouwen dat de kosten zouden worden gedekt door de twee uitvaartverzekeringen die haar vader bij leven had afgesloten. Naderhand is gebleken dat haar vader onderverzekerd was en dat de door de verzekeraars uitgekeerde bedragen bij lange na niet voldoende waren om de kosten te dekken. Bovendien is een deel van het verzekeringsgeld uitgekeerd aan de zus van verzoekster, die dit bedrag vervolgens heeft aangewend voor andere zaken dan het betalen van de uitvaartkosten. Door deze gang van zaken is verzoekster uiteindelijk met een schuld van meer dan [euro] 4.000,00 achtergebleven. Zij heeft hierop nog wel een klein bedrag kunnen aflossen, maar het is verzoekster voor het overige niet gelukt een regeling te treffen. De andere nieuwe schuld betrof een vordering van de gemeente Alkmaar, welke het gevolg was van het feit dat verzoekster in juni en juli 2004 te veel bijstand had ontvangen. Verzoekster ontving toen ook een Ziektewetuitkering. Verzoekster heeft dit tijdig bij de gemeente gemeld, zodat van het verzwijgen van inkomsten geen sprake is geweest. De gemeente heeft de informatie echter pas ongeveer een jaar later verwerkt. Verrekening of terugbetaling door verzoekster bleek toen niet meer mogelijk.
Ter terechtzitting heeft verzoekster aangegeven dat zij in de periode na het overlijden van haar vader volledig is ingestort. Hoewel de rechtbank haar indertijd bij de eindzitting extra tijd heeft gegeven om een regeling te treffen voor het afbetalen van de nieuwe schulden, is haar dat door genoemde geestestoestand niet gelukt. Gelet hierop, alsmede gelet op de informatie vervat in de rapportage d.d. 9 maart 2009 van een psychodiagnostisch onderzoek waaraan verzoekster is onderworpen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoekster evenmin te verwijten valt dat het haar indertijd niet is gelukt een oplossing te vinden voor haar nieuwe schulden.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, acht de rechtbank het feit dat minder dan tien jaar geleden al eerder de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing is geweest, geen beletsel voor een hernieuwde toelating van verzoekster.
Er zal dan ook worden beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam verzoekster],
geboren op [datum] te Alkmaar,
wonende [adres] te Alkmaar;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. S.M. Auwerda,
en tot bewindvoerder W.C.A. Zijp,
correspondentieadres:
[adres];
- kent bij toereikend actief, gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling aan de bewindvoerder een voorschot op het salaris toe overeenkomstig het Besluit salaris bewindvoerder;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden.
Gewezen door mr. A. Warmerdam, lid van genoemde kamer, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.