ECLI:NL:RBALK:2010:BO1886

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121537 / HA RK 10-49
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te Rotterdam, op 20 juli 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [naam rechter], de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer AWB 10/1127 WOB C A. Het verzoek is behandeld op 28 juli 2010, maar zowel de verzoekster als de rechter zijn niet verschenen. De wrakingskamer heeft de behandeling gesloten en de beslissing op dezelfde dag gegeven. Verzoekster had eerder verzocht om haar zaak zonder zitting af te doen of de behandeling aan te houden vanwege haar medische situatie, maar dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen. De wrakingskamer stelt vast dat de wet enkel de mogelijkheid biedt tot wraking van rechters en niet van griffiers, waardoor het verzoek tegen de griffier niet-ontvankelijk is. De wrakingskamer beoordeelt de gronden van verzoekster voor wraking van de rechter, waarbij zij stelt dat de rechter de indruk van vooringenomenheid wekt door een brief aan een andere persoon te adresseren. De wrakingskamer concludeert echter dat verzoekster niet voldoende feiten heeft aangedragen die wijzen op partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af en verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tegen de griffier. De behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 121537 / HA RK 10-49
Datum uitspraak : 28 juli 2010
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8.15 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door:
[naam verzoekster],
wonende te Rotterdam,
hierna te noemen: verzoekster.
1 PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 20 juli 2010, op de daarin omschreven gronden de wraking verzocht van mr. [naam rechter] (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de procedure met zaaknummer AWB 10/1127
WOB C A.
Nadat het verzoekschrift aan de griffier ter hand is gesteld, is het ter kennis van de rechter gebracht. De rechter heeft op 21 juli 2010 schriftelijk gereageerd op het verzoek. In die reactie heeft de rechter gemotiveerd aangegeven niet te berusten in de wraking. De schriftelijke reactie van de rechter is op 22 juli 2010 aan verzoeker toegezonden.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 28 juli 2010.
De rechter en verzoekster zijn daar, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en bepaald dat de beslissing heden zal worden gegeven.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
2.1. Hoewel verzoekster de naam van de rechter van wie wraking wordt verzocht, niet heeft vermeld, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster kan worden ontvangen in haar verzoek, mede gelet op de reactie van de rechter.
2.2. In deze zaak is het volgende van belang. Verzoekster heeft op 18 mei 2010 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Dit betrof een beroep tegen een beslissing van de gemeente Den Helder. Na ontvangst van de reactie van de gemeente heeft de rechter verzoekster bij brief van 8 juli 2010 opgeroepen om (in persoon of bij gemachtigde) op 22 juli 2010 ter zitting te verschijnen teneinde het beroep nader toe te lichten. Deze brief is vergezeld van een bijlage waarin de procedure wordt uiteengezet. Verzoekster heeft bij faxbrief van 14 juli 2010 volgens de instructies van voormelde bijlage binnen één week de rechter verzocht om de zaak buiten zitting af te doen, dan wel om de behandeling van het beroep ruim 9 maanden aan te houden in verband met haar medische situatie. De rechter heeft bij brief van 16 juli 2010 het volgende geantwoord:
"Bij brief van 14 juli 2010 hebt u de rechtbank verzocht uw zaak zonder een zitting af te doen dan wel de behandeling van het beroep aan te houden.
Hierbij bericht ik u dat de rechtbank beide verzoeken afwijst. De zaak is op zitting gepland en u bent opgeroepen te verschijnen omdat in deze zaak vragen zijn gerezen.
De rechtbank ziet in hetgeen u ten aanzien van uw medische situatie - enkel - hebt gesteld voorts geen aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden voor de duur van minimaal negen maanden."
De inhoud van laatstgenoemde brief heeft verzoekster aanleiding gegeven voor het indienen van een verzoek tot wraking van de rechter.
2.3. Bij de behandeling van het verzoek stelt de wrakingskamer het volgende voorop.
Het verzoek richt zich tegen "de rechter (/griffier)". De wet en het geldende Wrakingsprotocol kennen slechts de mogelijkheid van wraking van rechters. Voor zover het verzoek zich tegen de griffier richt, is het daarom niet-ontvankelijk.
2.4. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
2.5. Verzoekster heeft als gronden voor wraking van de rechter aangevoerd:
1- De brief van de rechter van 16 juli 2010 is gericht aan "de heer [naam]". Verzoekster heeft in haar faxbrief van 14 juli 2010 vermeld dat zij zwanger is. Alleen al hierom wekt de rechter de indruk vooringenomen te zijn.
2- De rechter ziet in het beroep van verzoekster enkel op haar medische situatie geen aanleiding voor aanhouding van de zaak.
De wrakingskamer beoordeelt de aangevoerde gronden tot wraking van de rechter als volgt:
Ad 1.
Uit de reactie van de rechter volgt dat de rechter betrokken is geweest bij de inhoud van de aan verzoekster verzonden brief (de afwijzing van haar verzoek). De rechter heeft echter aangegeven niet betrokken te zijn geweest bij de verzending van bedoelde brief.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat de administratieve afhandeling van rechterlijke beslissingen geschiedt door medewerkers van de griffie. Dat is ook in dit geval gebeurd. Dit volgt alleen al uit de ondertekening van die brief, die niet door de rechter maar door de griffier is ondertekend.
Terecht voert verzoekster aan dat de brief van 16 juli 2010 niet aan haar, maar aan "de heer [naam]" is gericht. Die adressering is zonder meer onjuist. Verzoekster onderbouwt vervolgens echter niet, waarom uit dat feit vooringenomenheid dan wel de schijn van partijdigheid van de rechter moet worden afgeleid.
Ad 2.
Het nemen van beslissingen tot aanhouding van een zaak behoort bij uitstek tot het domein van de (zittings-)rechter. Deze beslissingen kunnen, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, in beginsel geen te honoreren wrakingsgrond opleveren. Indien verzoekster het met een dergelijke beslissing niet eens is, kan zij dat slechts in hoger beroep aanvechten, indien hoger beroep open staat. Verzoekster heeft nagelaten feiten of omstandigheden te stellen op grond waarvan in dit geval moet worden afgeweken van deze hoofdregel. Verzoekster heeft niet duidelijk gemaakt waarom de rechter bij het nemen van deze beslissing partijdigheid zou kunnen worden verweten, of dat de rechter door de beslissing de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De gestelde vooringenomenheid van de rechter moet dan ook als een subjectief oordeel aan de zijde van verzoekster worden gekwalificeerd. Dat is onvoldoende om toewijzing van het verzoek te rechtvaardigen.
2.6. Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen.
2.8. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer het volgende. De rechter heeft in haar reactie aangegeven dat de griffie bij de oproepingsbrief van 8 juli 2010 een standaardbijlage heeft gevoegd die niet van toepassing is op de procedure van verzoekster. De wrakingskamer gaat er van uit dat deze omissie zal worden hersteld.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van de griffier in de hoofdzaak;
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt dat de griffier van de wrakingskamer onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster en aan de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. B.H. Franke, leden van de wrakingskamer,
in tegenwoordigheid van J.A. Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2010.