ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810141-07
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandelzaak wegens onvoldoende bewijs van uitbuiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel en het uitbuiten van een prostituee, aangeduid als [benadeelde partij 1]. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 september 2003 tot en met 31 december 2004 en van 1 januari 2005 tot en met 23 maart 2007, [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot seksuele handelingen en haar uitbuitte. De officier van justitie stelde dat de verdachte [benadeelde partij 1] in een kwetsbare positie had gebracht en haar afhankelijk maakte door middel van een gefingeerde liefdesrelatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat [benadeelde partij 1] zelf haar werktijden en werkplek bepaalde en dat zij niet gedwongen werd door de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de situatie van [benadeelde partij 1] niet gelijk was aan die van een slachtoffer van mensenhandel, en dat er geen bewijs was dat de verdachte haar tegen haar wil in de prostitutie had gehouden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen van mensenhandel en het uitbuiten van [benadeelde partij 1]. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het helpen van [benadeelde partij 2] aan een legale verblijfsstatus in Nederland, omdat ook hiervoor onvoldoende bewijs was.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810141.07 (P)
Datum uitspraak : 7 oktober 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
zonder bekende woon of verblijfplaats hier te lande,
verblijvende te [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2007, 25 september 2007 en 23 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 september 2010 aangepast op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
A:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2003 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Utrecht, in elk geval in/vanuit Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
* [benadeelde partij 1] (telkens) door (een) fe(i)telijkhe(i)d(en) heeft/hebben gedwongen
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of
onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft/hebben ondernomen
waarvan verdachte en/of zijn mdededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde,
en/of
* opzettelijk voordeel heeft/heben getrokken uit de seksuele handelingen van een ander, genaamd [benadeelde partij 1], met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] door (een) fe(i)telijkhe(i)d(en) werd gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen,
en/of
* [benadeelde partij 1] (telkens) door (een) fe(i)telijkhe(i)d(en) heeft/hebben gedwongen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of door misleiding heeft/hebben bewogen, uit de opbrengst van de seksuele
handelingen van die [benadeelde partij 1] met of voor een derde verdachte en/of zijn
mededader(s) te bevoordelen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die sociaal en emotioneel zeer beïnvloedbare [benadeelde partij 1] in
voornoemde periode)
- terwijl die [benadeelde partij 1] de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks machtig was
- met die [benadeelde partij 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [benadeelde partij 1] ingepalmd en/of
(emotioneel) van hem, verdachte, afhankelijk gemaakt door het geven van veel
aandacht en/of
- die [benadeelde partij 1] als prostituee laten werken en/of
- voor die [benadeelde partij 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [benadeelde partij 1] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten
brengen/halen en/of
- die [benadeelde partij 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij
ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [benadeelde partij 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan en/of af te
dragen en/of
- woonruimte voor die [benadeelde partij 1] geregeld en/of
- die [benadeelde partij 1] de huur van de woonruimte en/of de kosten van levensonderhoud
laten betalen en/of
- die [benadeelde partij 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden/ in de gaten laten houden;
en/of
B:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 maart 2007 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Utrecht, in elk geval in/vanuit Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
* [benadeelde partij 1] (telkens) door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichte van arbeid en/of diensten,
en/of
* (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde partij 1],
en/of
* [benadeelde partij 1] (telkens) door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben gedwongen danwel bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [benadeelde partij 1],
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn medededader(s):
(met betrekking tot die sociaal en emotioneel zeer beïnvloedbare [benadeelde partij 1] in
voornoemde periode)
- terwijl die [benadeelde partij 1] de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks machtig was
- met die [benadeelde partij 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [benadeelde partij 1] ingepalmd en/of
(emotioneel) van hem, verdachte, afhankelijk gemaakt door het geven van veel
aandacht en/of
- die [benadeelde partij 1] als prostituee laten werken en/of
- voor die [benadeelde partij 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten
regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [benadeelde partij 1] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten
brengen/halen en/of
- die [benadeelde partij 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij
ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [benadeelde partij 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan en/of af te
dragen en/of
- woonruimte voor zichzelf en die [benadeelde partij 1] geregeld en/of
- die [benadeelde partij 1] de huur van de woonruimte en/of de kosten van levensonderhoud
laten betalen en/of
- die [benadeelde partij 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie
in de gaten gehouden/ in de gaten laten houden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2004 tot en met 31 december 2006 te Alkmaar althans in Nederland en/of in Bulgarije, een ander, te weten [benadeelde partij 2] (telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige staat welke was gehouden mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, of (telkens) die ander daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers verdachte is een huwelijk aangegaan met die [benadeelde partij 2] (zonder het
voornemen om aan dat huwelijk enige invulling te geven), teneinde die
[benadeelde partij 2] legale toegang en/of legaal verblijf te verschaffen;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft op de terechtzitting gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde in de periode vanaf 1 december 2005 tot en met 23 maart 2007.
De officier van justitie heeft dit als volgt gemotiveerd.
In mensenhandelzaken komt naar voren dat vaak druk op de prostituees wordt uitgeoefend door een samenwerking van mannen met verschillende functies, waaronder bijvoorbeeld de zogenaamde beschermer, de snorder en de pooier met een eigen meisje. De vrouw in deze zaak [benadeelde partij 1], verkeerde op het moment dat zij verdachte leerde kennen in een kwetsbare positie, gezien het feit dat zij met achterlating van haar zoontje vanuit Polen naar Nederland was gekomen om in haar onderhoud te voorzien, waar zij vervolgens een pooier kreeg die haar mishandelde Vanuit deze situatie kreeg zij een verhouding met verdachte, waarbij de officier van justitie verdachte ziet als een zogenaamde pooier met een eigen meisje, die ook meedraait in een groter geheel, waarin beschermers en snorders zitten. De officier van justitie stelt dat het hierbij niet om een liefdesrelatie gaat maar om een relatie waarbij verdachte [benadeelde partij 1] enkel als misleidingsmiddel laat geloven dat hij van haar houdt.
De officier stelt dat vaststaat dat binnen deze verhouding [benadeelde partij 1] het door haar verdiende geld aan verdachte afgaf, dat de verdachte de vrijheid van [benadeelde partij 1] in grote mate inperkte door het bepalen en invullen van haar werkzaamheden, waarbij zij heel weinig vrije tijd kreeg, dat verdachte zich zeer regelmatig bezig hield met het regelen van vervoer en/of vervoeren van [benadeelde partij 1] naar haar werkplek, en dat verdachte woonruimten voor [benadeelde partij 1] regelde.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de situatie van [benadeelde partij 1] door het hiervoorgestelde niet gelijk was aan die van een mondige prostituee in Nederland en dat zij door de verdachte is uitgebuit, waarbij door de verdachte voordeel is genoten. Niet wettig en overtuigend is daarbij bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie heeft op de terechtzitting gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
B. Standpunt van de verdachte/de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De verdachte heeft op de terechtzitting ontkend dat hij [benadeelde partij 1] als mensenhandelaar heeft uitgebuit en heeft verklaard dat hij een liefdesrelatie met [benadeelde partij 1] heeft die nog altijd voortduurt.
De raadsman heeft verzocht verdachte van het onder 1 ten laste gelegd vrij te spreken en heeft dit als volgt gemotiveerd.
Uit de jurisprudentie blijkt dat in dit soort zaken steeds de vraag moet worden gesteld in hoeverre iemand de vrijheid heeft zich te onttrekken aan de vermeende uitbuitingssituatie. Met betrekking tot [benadeelde partij 1] kan geconcludeerd worden dat zij volledig vrij was om te doen wat zij wilde, zowel met betrekking tot de keuze van prostituee zijn, als met betrekking tot de plaats en kamer waar ze werkte, als met betrekking tot haar werkuren. Er is geen sprake van dat zij afhankelijk zou zijn van verdachte door een gefingeerde liefdesrelatie en dat op deze wijze haar keuzevrijheid zou worden beperkt.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de bestanddelen “dwang”, “een andere feitelijkheid”, “misleiding”, “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” of “misbruik van een kwetsbare positie”niet kunnen worden bewezen en dat ook geen sprake is van middelen zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en zoals die zijn ten laste gelegd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De raadsman stelt dat de verdachte uit liefde met [benadeelde partij 2] is getrouwd en daarbij niet het oogmerk heeft gehad om haar uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het verschaffen van een legale verblijfsstatus in Nederland. Verdachte kwam er pas ten tijde van de echtscheiding achter dat [benadeelde partij 2]’s motief voor het huwelijk het verkrijgen van een verblijfsvergunning was.
De raadsman stelt subsidiair ten aanzien van feit 1 en 2, dat de rechtbank bij een eventuele bewezenverklaring rekening dient te houden met het zeer lange tijdsverloop tussen het moment van de eerste vervolging en de huidige behandeling.
C. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank overweegt het volgende;
Vaststaat dat [benadeelde partij 1] na eerst in Polen als prostituee gewerkt te hebben in 2002/2003 naar Nederland is gekomen, om hier in de prostitutie te werken. Kort na haar aankomst heeft zij aangifte gedaan tegen een man van Bulgaarse afkomst die als haar pooier optrad omdat deze haar mishandelde. In 2004 heeft zij verdachte ontmoet en beschouwt zij hem verder als haar partner. Zij gaan samenwonen op verschillende adressen. Zij blijft verder onafgebroken in de prostitutie werken, en haar relatie met verdachte blijft bestaan. Zij is verscheidene malen gehoord en heeft zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissarisverklaard dat [verdachte] haar “vent”is met wie zij sinds 2003 verkering heeft. Tegenover de rechter-commissaris verklaart zij dat zij haar verdiende geld in een portemonnee deed en dat [verdachte] hieruit geld kon pakken als hij het nodig had en dat zij het normaal vindt dat zij alle onkosten betaalt als haar man geen werk heeft. Ze heeft verklaard dat haar man haar nooit ergens toe heeft gedwongen, dat zij zelf het vervoer naar haar werkplek regelde en dat [verdachte] een enkele keer reed als haar “taxichauffeur” geen tijd had. [benadeelde partij 1] heeft voorts verklaard dat zij zelf haar werktijden bepaalde en dat zij vrij nam op de tijden die haar uitkwam. Ze heeft verklaard dat zij in de periode van 1 februari 2004 tot 17 december 2007 acht tot tien keer enige weken naar Polen is geweest om haar familie te bezoeken en dat zij zelf bepaalde hoe lang zij daar verbleef. Van haar verdiensten werd door haar wekelijks geld overgemaakt naar haar familie, [verdachte] deed dit ook wel eens voor haar.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op grond van de verklaringen van [benadeelde partij 1] en de overige processen verbaal in het dossier, waaronder een groot aantal weergaves van telefoongesprekken, onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is (geweest) van uitbuiting van [benadeelde partij 1]. Daarvoor is immers vereist dat komt vast te staan dat zij onvrijwillig in de prostitutie is geraakt dan wel gebleven, waarbij die onvrijwilligheid is ontstaan door dwang en/of een andere feitelijkheid, en/of door misleiding en/of door misbruik van feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie. Bepalend is met andere woorden of een slachtoffer in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze had dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven, en in feite de vrijwilligheid in ernstige mate ontbreekt.
Weliswaar kan vastgesteld worden dat [benadeelde partij 1] al jaren door prostitutiewerk in haar eigen onderhoud en dat van de verdachte voorziet en dat verdachte hiervan op de hoogte is, hiervan zéér profiteert en zich ook wel met de details bemoeit, bijvoorbeeld met het vervoer en de plek waar zij haar beroep uitoefent, maar dit houdt naar het oordeel van de rechtbank echter niet automatisch in dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [benadeelde partij 1] door een van de ten laste gelegde middelen tegen haar zin door verdachte of door het door de officier van justitie geschetste samenwerkingsverband in de prostitutie is gebracht of gehouden. Hierbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat [benadeelde partij 1] toen zij net was aangekomen uit Polen aangifte heeft gedaan tegen haar gewelddadige Bulgaarse pooier, van wie zij het gedrag kennelijk onaanvaardbaar vond. De stelling van de officier van justitie dat [benadeelde partij 1] na of door haar aangifte tegen de Bulgaarse pooier in een kwetsbare positie verkeerde danwel sociaal en emotioneel zeer beïnvloedbaar was, vindt geen steun in de bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat ook uit de overige bewijsmiddelen niet het wettig en overtuigend bewijs kan worden geput dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte uit winstbejag met [benadeelde partij 2] is getrouwd teneinde haar een legale verblijfsstatus in Nederland te verschaffen. De verdachte heeft verklaard dat hij uit liefde met [benadeelde partij 2] is getrouwd en er pas later achter kwam dat het haar te doen was om haar verblijfsvergunning. Deze verklaring vindt ondersteuning in de zich in het dossier bevindende taps van telefoongesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij 2] ten tijde van het voorarrest van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 2] onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen zodat de verdachte van het aan hem onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
D. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter,
mr. L. Jansen en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2010.