Parketnummer : 14.702543-09 (ontneming) (P)
Datum uitspraak : 2 september 2010
VONNIS ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VEROORDEELDE],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam],
[postcode en woonplaats],
hierna te noemen: [veroordeelde].
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 20 juni 2010 gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen en aan [veroordeelde] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie schat dat voordeel voorlopig op € 299.475,00. De officier van justitie heeft op de terechtzitting de vordering teruggebracht tot een bedrag van € 140.168,37.
De officier van justitie baseert de vordering op de feiten die bij vonnis van deze rechtbank van 2 september 2010 bewezen zijn verklaard en waarvoor [veroordeelde] bij genoemd vonnis is veroordeeld.
2. Het verloop van de procedure
De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2010. De oproeping is niet in persoon betekend op 27 juli 2010.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2010.
[veroordeelde] is niet verschenen.
De officier van justitie heeft de vordering voorgedragen.
De voorzitter heeft de vordering en de hoofdlijnen van de onderliggende berekening besproken.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 2 september 2010.
3. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij vonnis van deze rechtbank van 2 september 2010 is [veroordeelde] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, onder meer omdat:
hij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 8 april 2009 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van 820 hennepplanten.
Op grond van deze veroordeling kan aan [veroordeelde] de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van de ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten.
A. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gerequireerd het bedrag te stellen op € 140.168,37.
B. De ontnemingsrapportage
Op 14 juli 2009 heeft verbalisant [verbalisant], hoofdagent van politie te Heerhugowaard, een ontnemingsrapportage opgesteld. In deze rapportage wordt uitgegaan van de processen-verbaal in het dossier, van het rapport van het Bureau Ontnemingwetgeving Openbaar Ministerie van april 2005 (verder te noemen: BOOM-rapport), de drugsprijzen die beschikbaar zijn gesteld door het Nationaal Netwerk Drugsexpertise en een artikel uit BOOM-nieuws nummer 46 van december 2006 met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekken kwekerij.
4. De beoordeling van de gronden voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank komt tot de volgende berekening van het behaalde voordeel.
Aantal oogsten
Bij vonnis van deze rechtbank op 2 september 2010 is [veroordeelde] veroordeeld voor het telen en bewerken van hennep in de periode van 1 juli 2008 tot en met 8 april 2009. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank uitgaan van deze bewezen verklaarde periode.
In de ontnemingsrapportage wordt uitgegaan van het BOOM-rapport waarin staat dat er 5 oogsten per jaar mogelijk zijn en dat er na 9 weken kan worden geoogst, met een periode van een week voor heropbouw van de kwekerij. Tijdens het ingestelde onderzoek is het volgende gebleken: er zat kalkaanslag op de waterbakken. Er werd hennepafval in vuilniszakken aangetroffen. De koolstoffilters waren vervuild. Op pvc-buizen zijn productiedata aangetroffen. Op basis van deze bevindingen – en het BOOM-rapport mede in aanmerking nemende – gaat de rechtbank uit van drie gerealiseerde oogsten.
Bruto opbrengst
In de kwekerij zijn 820 hennepplanten aangetroffen die geteeld werden voor de oogst, verspreid over twee ruimtes, met dien verstande dat in er 450 planten in ruimte 1 en in 370 planten in ruimte 2 stonden. In ruimte 1 stonden 40 planten per m2 en in ruimte 2 stonden 26 planten per m2. De opbrengst per plant is dan volgens het BOOM-rapport 14,2 gram in ruimte 1 en 22,4 gram in ruimte 2.
De verkoopprijs wordt op basis van het Nationaal Netwerk Drugsexpertise vastgesteld op € 3.463,06 per kilogram in 2008.
De totale bruto-opbrengst per oogst in ruimte 1 wordt op grond van het voorgaande gesteld op 450 hennepplanten x 14,2 gram x € 3.463,06 = € 22.128,95.
De totale bruto-opbrengst per oogst in ruimte 2 wordt op grond van het voorgaande gesteld op 370 hennepplanten x 22,4 gram x € 3.463,06 = € 28.701,84.
De rechtbank heeft het aantal oogsten vastgesteld op drie.
De totale bruto-opbrengst bedraagt dan in totaal € 22.128,95 + € 28.701,84 = € 50.830,79 x 3 = € 152.492,37.
Kosten
Met betrekking tot de investeringskosten overweegt de rechtbank het volgende.
De ontnemingsmaatregel beoogt veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde voor het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft gekregen. Mede gelet hierop dient bij de bepaling van het voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
In deze zaak acht de rechtbank aannemelijk dat de hierna te noemen kosten voor de opbouw en instandhouding van de kwekerij voor rekening van [veroordeelde] zijn gekomen. Uit de strafzaak is voorts gebleken dat de kwekerij is afgebroken en dat alle apparatuur in beslag is genomen en is vernietigd.
In dat licht beschouwd acht de rechtbank het niet redelijk om bij de berekening van de investeringskosten uit te gaan van een afschrijvingstermijn van vier jaar, zoals in het BOOM-rapport wordt gehanteerd. Die benadering betekent in deze zaak dat wordt uitgegaan van de fictie dat met de aangetroffen hennepkwekerij nog gedurende ruim drie jaren vele oogsten gerealiseerd hadden kunnen worden indien die kwekerij niet door de politie zou zijn ontdekt en ontmanteld. In die redenering kan per geslaagde oogst slechts een evenredig deel van de investeringskosten worden afgetrokken van het aantal oogsten dat in vier jaar gerealiseerd had kunnen worden. De rechtbank acht het uitgaan van deze fictie niet redelijk, nu veelal bij de ontmanteling van hennepkwekerijen alle apparatuur in beslag wordt genomen en wordt vernietigd, waardoor er in werkelijkheid in de toekomst geen oogsten meer kunnen worden gerealiseerd met deze apparatuur.
De rechtbank acht het in deze zaak redelijk dat het bedrag aan investeringskosten die in de tweede kolom van tabel 8 van het rapport Boom wordt gekoppeld aan een bepaald aantal planten, wordt gedeeld door de vier kweekcycli waarvan in deze zaak is gebleken. Vervolgens worden de kosten per kweekcyclus slechts afgetrokken voor de drie kweekcycli die geoogst en verkocht zijn.
De berekening van de totale kosten is dan als volgt:
[veroordeelde] heeft niets verklaard over de hoogte van de kosten. De rechtbank neemt om die reden het BOOM-rapport tot uitgangspunt. In dit rapport wordt de totale investering, benodigd voor de opbouw van een kwekerij voor 450 hennepplanten gesteld op € 6.000,00 per ruimte en voor een kwekerij van 370 hennepplanten op € 5.000,00.
De totale investeringskosten per oogst voor beide ruimtes samen kan worden vastgesteld op € 6.000,00 + € 5.000,00 = € 11.000,00. Aangezien de rechtbank uitgaat van vier kweekcycli, levert dit per kweekcyclus een bedrag op aan investeringskosten van € 2.750,00. Gezien de omstandigheid dat de kosten slechts kunnen worden afgeschreven ten aanzien van drie oogsten waarover voordeel is genoten, zal de rechtbank het totaal aan investeringskosten vaststellen op € 2.750,00 x 3 = € 8.250,00.
De variabele kosten bedragen volgens het BOOM-rapport € 1,94 per stekje, de overige variabele kosten bedragen € 2,46 wat in totaal leidt tot een totaal aan variabele kosten van € 4,40 per plant.
De variabele kosten komen dan in totaal uit op 820 planten x € 4,40 = € 3.608,00 per oogst. Gelet op drie oogsten bedragen de totale variabele kosten € 3.608,00 x 3 =
€ 10.824,00
De totale kosten bedragen dan, gelet op het voorgaande, € 8.250,00 + € 10.824,00 = € 19.074,00.
Totaal verkregen voordeel hennepplanten
Het totaal verkregen voordeel van de drie oogsten komt daarmee in totaal uit op € 152.492,37 - € 19.074,00 = € 133.418,37.
Het door [veroordeelde] genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door de rechtbank geschat op € 133.418,37.
5. Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens zijn de rechtbank geen feiten en omstandigheden bekend geworden, op grond waarvan het door [veroordeelde] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank zal daarom het door [veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op
€ 133.418,37.
6. Toepasselijke wettelijke bepaling
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toe.
Stelt het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 133.418,37 (honderddrieëndertigduizend vierhonderdachttien euro en zevenendertig cent).
Legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de staat van € 133.418,37 (honderddrieëndertigduizend vierhonderdachttien euro en zevenendertig cent) ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. R. Hirzalla en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2010.
De rechters, mr. R. Hirzalla en mr. E.J.M. Tuijp, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.