ECLI:NL:RBALK:2010:BN4964

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810126-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkorte vonnis inzake cocaïnesmokkel en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in cocaïne. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 12 maart 2010 in de gemeenten Alkmaar, Heiloo, Bergen (NH) en Castricum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, cocaïne heeft gedeald en op 12 maart 2010 in het bezit was van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken, in overweging genomen bij het vaststellen van de feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een dergelijk misdrijf en dat de periode waarin hij cocaïne heeft gedeald relatief kort was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten om een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is er een taakstraf van 80 uren opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de in beslag genomen goederen, waaronder geld en telefoontoestellen, en heeft deze verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Zitting houdende te Haarlem
Sector straf
Parketnummer : 14.810126-10
Datum uitspraak : 3 augustus 2010.
Tegenspraak
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[straatnaam en huisnummer], [postcode en woonplaats],
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2010 en 20 juli 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat ter terechtzitting een vordering van de officier van justitie strekkende tot aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2009 tot en met 11 maart 2010 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Heiloo en/of Bergen (NH) en/of Castricum en/of (elders) in het arrondissement Alkmaar (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 544,56 gram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is., dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak , dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2010 tot en met 11 maart 2010 in het arrondissement Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op 12 maart 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
5. Bewijsoverweging
A. De periode
In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte ook in de periode, voorafgaand aan de maand februari 2010, in cocaïne heeft gedeald.
Verdachte heeft verklaard, ook ter terechtzitting, in februari 2010 met het dealen te zijn begonnen, hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van het afgeluisterde telefoongesprek, door verdachte gevoerd op 10 maart 2010.
B. Medeplegen
Op basis van de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken en de inhoud van de SMS-berichten, één en ander zoals vermeld in de bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn neef [medeverdachte] in cocaïne heeft gedeald.
Feit 2
Na de aanhoudingen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 12 maart 2010 heeft de politie de woning aan de [adres] te Alkmaar doorzocht. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, zijn bij deze doorzoeking een geldbedrag in relatief kleine coupures en diverse verpakkingen met cocaïne aangetroffen.
Zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] bleken bij hun fouillering in het bezit te zijn van een sleutel van de woning aan de [adres] te Alkmaar. Uit de beelden van de camera, in het kader van een observatie geplaatst met zicht op de voordeur van genoemd perceel, is gebleken dat verdachte op 6 maart 2010 te 15:53 samen met [medeverdachte] de woning betreedt om deze vervolgens samen met [medeverdachte] weer te verlaten om 18:36 uur.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en op grond van het feit dat zij bewezen acht dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne, bewezen dat verdachte op 12 maart 2010, eveneens tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk een hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad op het adres [adres] te Alkmaar.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de periode, welke zijn cliënt reeds in voorarrest heeft doorgebracht
De raadsman verzoekt voorts om de werkstraf zoals die door de officier van justitie is gevorderd, te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder in beschouwing genomen de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft gedurende een korte periode uit geldelijk gewin gedeald in
cocaine.
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard iedere dag cocaïne te hebben verkocht en dat hij denkt daarmee wekelijks € 600,00 à € 700,00 te hebben verdiend.
Het is algemeen bekend dat cocaïnegebruik ernstige schade kan toebrengen aan de gebruikers ervan en dat cocaïneverslaving kan leiden tot overlast voor anderen en schade voor de maatschappij als geheel, vooral indien verslaafden overgaan tot het plegen van delicten om het gebruik te kunnen bekostigen.
Verdachte dealde cocaïne in samenwerking met zijn medeverdachte. De rol van verdachte was ondergeschikt aan de rol van zijn medeverdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat tevens meegewogen dat de periode waarin verdachte cocaïne heeft gedeald korter is dan de periode die hem onder 1 ten laste is gelegd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 15 maart 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf als het onderhavige is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder gelet op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport,
gedateerd 27 mei 2010 van M. van Heezik als reclasseringswerker verbonden aan
Reclassering Nederland.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. Beslag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen:
- verbeurd worden verklaard:
1 Euro 555,-
4 2.00 STK Telefoontoestel NOKIA
- worden onttrokken aan het verkeer:
2 9.00 STK Cocaine (9 snowseals)
3 18.00 STK Cocaine (18 kleine snowseals)
6 1.00 STK Hashish (zakje hashish)
7 3.00 STK Cocaine (3 bolletjes cocaine)
- worden teruggegeven aan de verdachte:
5 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON
8 1.00 STK Sleutelbos met 2 sleutels aan hanger
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen geldbedrag van € 555,- dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat dit geldbedrag door middel van het onder 1 bewezen verklaarde is verkregen.
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen telefoontoestellen van het merk NOKIA dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde met behulp van de voorwerpen is begaan.
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
2 9.00 STK Cocaine (9 snowseals)
3 18.00 STK Cocaine (18 kleine snowseals)
7 3.00 STK Cocaine (3 bolletjes cocaine)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen tot tot het begaan van het onder 1 bewezen verklaarde zijn bestemd en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen zakje hashish dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu de hash aan verdachte toebehoort, het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte wordt verdacht zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
5 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON
8 1.00 STK Sleutelbos met 2 sleutels aan hanger
dienen te worden teruggegeven aan: verdachte.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Beslissing
Verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders onder 1 en onder 2 ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 40 (veertig) dagen.
Bepaalt dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Verklaart verbeurd:
1 Euro 555,-
4 2.00 STK Telefoontoestel NOKIA
Beveelt onttrekking aan het verkeer van:
2 9.00 STK Cocaine (9 snowseals)
3 18.00 STK Cocaine (18 kleine snowseals)
6 1.00 STK Hashish (zakje hashish)
7 3.00 STK Cocaine (3 bolletjes cocaine)
Beveelt terruggave aan de veroordeelde van:
5 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON
8 1.00 STK Sleutelbos met 2 sleutels aan hanger
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Jongkind-Jonker, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A. Schenk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2010 .