RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810178-10
Datum uitspraak : 5 augustus 2010
BESCHIKKING van bovengenoemde rechtbank, meervoudige raadkamer voor strafzaken, op het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank betreffende de verdachte (…).
Verdachte is buiten heterdaad aangehouden op verdenking van diefstal met braak van een kettingzaag uit een tankstation.
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna de te noemen: RC) heeft geoordeeld dat de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte onrechtmatig is. De RC heeft hiertoe overwogen dat verdachte blijkens de stukken in het dossier buiten heterdaad is aangehouden naar aanleiding van het terugkijken van de beveiligingsbeelden van het tankstation, op het moment waarop de diefstal heeft plaatsgevonden.
De RC stelt voorop dat de Hoge Raad onlangs heeft geoordeeld dat beelden met daarop personen, zoals in casu videobeelden van de beveiligingscamera, worden beschouwd als “gevoelige informatie”, omdat hieruit iemands ras kan worden afgeleid. Voor de vordering van dergelijke gegevens is op grond van artikel 126 nf Wetboek van Strafvordering (Sv) de machtiging van de RC vereist.
In dit geval zijn de betreffende gegevens niet gevorderd door de officier van justitie, maar
met toestemming van het tankstation aan de politie ter beschikking gesteld. De vraag rijst of hiermee de eis van de machtiging van rechter-commissaris is komen te vervallen. Volgens de rechter-commissaris is dit niet het geval. In genoemde uitspraak heeft de Hoge Raad overwogen dat de grondslag voor ieder strafvorderlijk optreden is gelegen in de wet en dat de uitvoering daarvan dient te geschieden in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever.
De bedoeling van artikel 126 nf Sv in samenhang met de Wet bescherming
persoonsgegevens is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degene wiens
-gevoelige- gegevens worden verwerkt c.q. geraadpleegd. In casu gaat het niet om de
persoonlijke levenssfeer van de eigenaar van het tankstation, maar om de personen die door middel van de beveiligingscamera zijn gefilmd (waaronder volgens verbalisanten verdachte).
Gelet op het voorgaande heeft de RC geoordeeld dat voor het terugkijken van de beveiligingsbeelden een machtiging van de rechter-commissaris ex artikel 126 nf Sv was vereist. Nu niet is gebleken dat een dergelijke machtiging is gegeven, heeft de RC de aanhouding en inverzekeringstelling onrechtmatig geoordeeld, de vordering inbewaringstelling afgewezen en verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld.
De officier van justitie is ontvankelijk in het hoger beroep, dat ook tijdig is ingesteld.
In het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2010, LJN BK 6331, 08/04524 is de vraag aan de orde welke strafvorderlijke bevoegdheid moet worden aangewend voor het vorderen van (pas)foto's van kaarthouders van een OV-chipkaart. De officier van justitie had in die zaak op grond van artikel 126nd/126ud Sv historische gegevens, te weten een "lijst met daarop de barcodes van de gebruikers van het tourniquet systeem op de metrostations Maashaven en de Heemraadlaan in de nacht van 6 maart 2007 22:00 uur tot 7 maart 2007 00:00 uur, om te zetten in naam, adres, postcode, woonplaats en eventuele foto van deze gebruikers" gevorderd. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis heeft de Hoge Raad geoordeeld dat gegevens waaruit informatie over het ras van een persoon kan worden afgeleid, zoals een foto van een persoon, zijn aan te merken als bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze gevoelige gegevens kunnen volgens de Hoge Raad uitsluitend worden gevorderd na voorafgaande schriftelijke machtiging van de RC op grond van artikel 126nf Sv, ook al was het niet de bedoeling privacygevoelige gegevens te verkrijgen.
De vraag is wat de reikwijdte is en de gevolgen zijn van deze uitleg van de Hoge Raad van artikel 126nf Sv.
In de casus van de Hoge Raad ging het om een combinatie van persoonsgegevens en bijbehorende foto’s die zijn gemaakt in het kader van een relatie tussen de instelling en een in beeld gebracht persoon. Deze foto’s zijn gemaakt met als doel identificatie van de in beeld gebrachte persoon tegenover de desbetreffende instelling en niet ten behoeve van opsporingsdoeleinden. Daar hoefde de afgebeelde persoon ook niet van uit te gaan. In dat soort – specifieke - situaties kan de officier van justitie de beelden slechts vorderen met een machtiging van de RC ex artikel 126nf Sv. Of de beelden al dan niet vrijwillig zijn afgegeven in dergelijke situaties doet niet ter zake aangezien het hier gaat om bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze privacygevoelige gegevens kunnen uitsluitend worden gevorderd na voorafgaande schriftelijke machtiging van de RC op grond van artikel 126nf Sv.
In de onderhavige zaak dient de vraag te worden beantwoord of de politie gebruik heeft mogen maken van de camerabeelden van het tankstation, zonder machtiging van de RC ex artikel 126nf Sv.
De rechtbank stelt vast dat namens het tankstation aangifte is gedaan van diefstal van een kettingzaag uit de winkel. Aangeefster heeft gezien dat de kettingzaag door de dader werd meegenomen zonder te betalen en deelt in haar aangifte mee dat de dader op de camerabeelden van het tankstation staat. Kort na de melding van de diefstal heeft verbalisant (…) ingelogd op de server van het tankstation en de camerabeelden van de gemelde diefstal bekeken. Naar aanleiding van deze beelden is verdachte buiten heterdaad aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat onderhavige casus wezenlijk verschilt van die in genoemd arrest van de Hoge Raad. Het gaat niet om camerabeelden die door de afgebeelde persoon aan het tankstation waren toevertrouwd in verband met identificatie in het kader van een abonnement of andersoortige relatie met een instelling, maar om een beeldopname van een beveiligingscamera in een publieke ruimte waarvan de aanwezigheid in winkels en tankstations een feit van algemene bekendheid is. De beelden betreffen een weergave van hetgeen zich afspeelt in de publieke ruimte. Een ieder die zich daar bevindt weet of kan redelijkerwijs weten dat hij of zij gefilmd kan worden en met welk doel er wordt gefilmd. Er worden ook geen namen gekoppeld aan personen die in beeld gebracht worden. Het achterliggende doel van het maken van dergelijke camerabeelden is immers beveiliging teneinde deze indien nodig te gebruiken ten behoeve van opsporing en vervolging.
Gelet op deze omstandigheden konden de camerabeelden van de beveiligingscamera van het tankstation zonder machtiging van de RC op de voet van artikel 126nd/ud Sv worden gevorderd door de opsporingsambtenaren, dan wel - bij vrijwillige verstrekking van de camerabeelden- zonder vordering worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden in casu door het tankstation vrijwillig zijn verstrekt, zodat de beelden zonder vordering konden worden verkregen en gebruikt. In genoemde aangifte wordt opgemerkt dat de dader van de diefstal te zien is op de camerabeelden van het tankstation. In genoemd proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat verbalisant (…) in verband met een overval in december 2009 van de eigenaar van het tankstation toestemming heeft gekregen om op internet in te loggen op de server van het tankstation en zo het beeldmateriaal van het moment van de diefstal heeft teruggekeken. Voorts wordt opgemerkt dat de inlogcodes ongewijzigd zijn gebleven en dat verbalisant (…) toestemming heeft gekregen te allen tijde bij een incident de camerabeelden van het incident terug te kijken. Dit relaas van verbalisant (…) wordt bevestigd in een door de officier van justitie in raadkamer overlegd proces-verbaal van verhoor van de eigenaar van het tankstation.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van de officier van justitie gegrond is en dat de beslissing van de rechter-commissaris zal worden vernietigd. De rechtbank zal voorts beslissen dat de inbewaringstelling wordt bevolen. Gelet echter op het tijdsverloop, dat mede is veroorzaakt door de principiële aard van de zaak, zal de rechtbank ambtshalve beslissen dat de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang wordt geschorst.
Verklaart het hoger beroep van de officier van justitie gegrond;
Vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris;
Beveelt de inbewaringstelling van verdachte :
Schorst de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Verbindt aan deze schorsing de navolgende voorwaarden:
1. dat de verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
2. dat de verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlo¬pi¬ge hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangen¬de vrij¬heids¬straf mocht worden veroordeeld, zich aan de ten¬uit¬voerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. dat de verdachte zich niet aan strafbare feiten zal schul¬dig maken;
4. dat de verdachte gevolg zal geven aan elke oproep van politie en justitie;
5. dat verdachte iedere wijziging in zijn verblijfadres terstond aan de officier van justitie zal doorgeven.
Aldus gedaan in raadkamer van deze rechtbank door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier,
uitgesproken in raadkamer van 5 augustus 2010 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.