ECLI:NL:RBALK:2010:BN3035

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
117484 / FT-EA 10.109
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord in het kader van schuldsanering

Op 15 februari 2010 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Alkmaar tot toelating tot de schuldsanering en tot vaststelling van een dwangakkoord, zoals bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw.). Verzoeker is op 15 april 2010 ter terechtzitting verschenen, terwijl de gerekwestreerde, Santander Consumer Finance Benelux B.V., niet aanwezig was. Tijdens de zitting is een mondelinge uitspraak gedaan, die later met meer motivering is weergegeven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 23 oktober 2009 een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers, welke door alle schuldeisers behalve de gerekwestreerde is aanvaard. Verzoeker betoogde dat de weigering van de gerekwestreerde om in te stemmen met de schuldregeling de belangen van hem en de andere schuldeisers schaadt, omdat dit leidt tot onnodige vertraging en mogelijk lagere uitkeringen in een wettelijke schuldregeling. De gerekwestreerde heeft als reden voor haar weigering opgegeven dat het aangeboden percentage te laag is.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de gerekwestreerde in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank oordeelde dat de gang van zaken niet strookt met de gedachte achter een minnelijke regeling, waarbij schuldeisers naar rato van hun vordering moeten meedelen in het gespaarde bedrag. Bovendien werd opgemerkt dat het aangeboden akkoord ongunstiger was voor de schuldeisers dan de wettelijke schuldsaneringsregeling, omdat het gespaarde bedrag in het minnelijk traject niet als grond voor bekorting van de looptijd kan worden aangemerkt.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot het uitspreken van een dwangakkoord afgewezen, op andere gronden dan door de gerekwestreerde aangevoerd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR afwijzing dwangakkoord
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 117484/FT-EA 10.109
Vonnis van 15 april 2010
in de zaak van
[NAAM VERZOEKER],
geboren op [datum] te Wenen (Oostenrijk),
wonende te [adresgegevens] Alkmaar,
verzoeker,
tegen
de besloten vennootschap SANTANDER CONSUMER FINANCE BENELUX B.V., voorheen genaamd COMFORT FINANCIERINGEN NEDERLAND B.V., handelend onder de naam COMFORT CARD,
p/a Houweling & Kars Advocaten,
Postbus 908, 2665 ZX Bleiswijk,
gerekwestreerde.
DE PROCEDURE
Op 15 februari 2010 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift tot toelating tot de schuldsanering en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw.)
Verzoeker is in persoon verschenen ter terechtzitting van 15 april 2010.
Gerekwestreerde heeft bij brief van 5 maart 2010 laten weten niet aanwezig te zullen zijn ter terechtzitting van 15 april 2010.
Ter terechtzitting is een mondelinge uitspraak gedaan, die beperkt was gemotiveerd, welke uitspraak hier met meer uitvoerige motivering wordt weergegeven.
DE FEITEN
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
Verzoeker heeft op of omstreeks 23 oktober 2009 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. De schuldregeling is door alle schuldeisers behalve gerekwestreerde aanvaard.
Verzoeker is van mening dat de weigering in te stemmen met de aangeboden schuldregeling de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers onevenredig schaadt, omdat het schuldregelingstraject onnodige vertraging oploopt en in een eventuele wettelijke schuldregeling een lager bedrag voor de schuldeisers kan worden gereserveerd door bijkomende kosten van bewindvoering.
Gerekwestreerde heeft als reden voor het onthouden van haar instemming gegeven dat zij het aangeboden percentage te laag vindt. In haar brief van 5 maart 2010 bericht gerekwestreerde dat haar vordering [euro] 4.765,72 bedraagt in plaats van een bedrag van [euro] 7.857,67, hetgeen is opgegeven in de aangeboden schuldregeling. Aangenomen mag worden dat verzoeker sinds 23 oktober 2009 ook andere schuldeisers heeft afgelost en dat zijn totale schuldenlast niet meer beloopt dan [euro] 30.000,--. Gezien de leeftijd en het inkomen van verzoeker en zijn partner is er geen sprake van een problematische schuldensituatie.
DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK TOT HET VASTSTELLEN VAN EEN DWANGAKKOORD
Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als gerekwestreerde in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
Voor de beoordeling van de vraag of gerekwestreerde in redelijkheid tot weigering heeft kunnen komen, zal de aangeboden schuldregeling onder meer worden vergeleken met de situatie dat op verzoeker de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing wordt, zoals subsidiair gevorderd.
Verzoeker heeft vanaf 24 september 2008 gereserveerd voor zijn schuldeisers. Deze datum is daarom door de Kredietbank Noord-West aangehouden als ingangsdatum van de schuldregeling. Het aan de schuldeisers gedane aanbod is gebaseerd op het bedrag dat in de daarop volgende 36 maanden door verzoeker is gespaard.
Naar door de Kredietbank Noord-West is aangegeven, heeft er gedurende het eerste jaar van de schuldregeling beslag gelegen op het inkomen van verzoeker. Dit beslag, dat was gelegd door gerekwestreerde, heeft ertoe geleid dat per maand een bedrag van [euro] 350,00 mínder kon worden gereserveerd voor de gezamenlijke schuldeisers. Dit heeft ertoe geleid dat aan de schuldeisers een lager percentage is aangeboden dan het geval was geweest zonder het beslag. Gerekwestreerde is daardoor ten opzichte van de overige schuldeisers bevoordeeld. Naast het door middel van beslag geïncasseerde bedrag, deelt gerekwestreerde immers ook mee in het daarnaast in 36 maanden gespaarde bedrag. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken niet strookt met de gedachte achter een minnelijke regeling. Uitgangspunt van een minnelijke regeling is immers dat schuldeisers met dezelfde rang naar rato van hun vordering meedelen in het gespaarde. Weliswaar zijn alle schuldeisers, behalve gerekwestreerde, akkoord gegaan met het gedane aanbod, maar de rechtbank is er niet van overtuigd dat de schuldeisers zich voldoende bewust zijn geweest van bedoelde bevoordeling van gerekwestreerde.
De rechtbank ziet nog een ander bezwaar tegen het aangeboden akkoord. Zoals al opgemerkt, heeft de schuldenaar in het minnelijk traject al ongeveer anderhalf jaar gespaard. In geval van toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal het aldus gespaarde bedrag naar de boedelrekening gaan. Daarna zal nóg eens drie jaar gespaard moeten worden. Volgens artikel 25 sub d van de Richtlijnen voor Schuldsaneringsregelingen (RECOFA) vormt immers het gedurende langere tijd sparen in het minnelijk traject in beginsel geen grond voor een bekorting van de looptijd. Nu in het aangeboden akkoord wordt uitgegaan van een totale spaarperiode van 36 maanden, waarbij de anderhalf jaar dat in het minnelijk traject is gespaard wordt meegeteld, is het akkoord in dit opzicht ongunstiger voor de schuldeisers dan de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dit wordt niet zonder meer anders wanneer de bijkomende kosten, zoals het salaris bewindvoerder en de publicatiekosten, worden meegenomen. Ook de Kredietbank Noord-West brengt immers kosten in rekening.
Al het voorgaande in aanmerking nemende ziet de rechtbank aanleiding het verzoek tot het uitspreken van een dwangakkoord af te wijzen, zij het op andere gronden dan door gerekwestreerde aangevoerd.
DE BESLISSING
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Warmerdam en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2010.
zaaknummer / rekestnummer: 117484/FT-EA 10.109 pagina 3