ECLI:NL:RBALK:2010:BN1712

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14-704438-08-O
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming wederrechtelijk voordeel uit hennepkwekerij met volledige aftrek van investeringskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde in verband met een hennepkwekerij. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zou worden vastgesteld op € 146.150,10. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een complexe procedure die begon met een vordering op 11 november 2008 en meerdere zittingen omvatte, waaronder getuigenverhoren en een verwijzing naar de rechter-commissaris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 januari 2008 opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft weggenomen. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van rapporten van het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM) en de verklaringen van de veroordeelde en getuigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 76.320,00, na aftrek van de investeringskosten die de veroordeelde had gemaakt voor de hennepkwekerij.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de investeringskosten volledig in mindering moeten worden gebracht op de totale opbrengst, en dat de veroordeelde verplicht is dit bedrag aan de Staat te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/704438-08-O
Datum uitspraak: 20 juli 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Alk¬maar,
meer¬voudige kamer, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [straatnaam en huisnummer], [postcode en woonplaats],
hierna te noemen [veroordeelde].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terecht¬zitting van
6 juli 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, van de op de vordering betrekking hebbende stukken en van hetgeen door [veroordeelde] naar voren is gebracht.
1. De vordering
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 11 november 2008 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijke voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van dit geschatte voordeel. De officier van justitie heeft in deze vordering voormeld voordeel voorshands gesteld op € 146.150,10.
2. Het verloop van de procedure
De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping te verschijnen op de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 26 november 2008.
De toenmalige raadsvrouw van verdachte, mr. A.S. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, heeft op genoemde zitting verzocht een aantal getuigen te doen horen en de zaak daartoe te verwijzen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Nadat de gevraagde getuigen door genoemde rechter-commissaris zijn gehoord is de zaak aangebracht op de terechtzitting van 4 juni 2009.
Op genoemde zitting heeft de politierechter de zaak verwezen naar deze kamer van de rechtbank, aangezien de ontnemingsvordering ingewikkeld is wegens de hoogte daarvan.
Vervolgens is de zaak opnieuw aangebracht op de terechtzitting van 6 juli 2010.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 6 juli 2010 de officier van justitie en [veroordeelde] gehoord en zij heeft vervolgens de datum van de uitspraak bepaald op 20 juli 2010.
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is tot kennisneming van de vordering en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vordering.
3. De gronden voor het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.1.
Voor de schatting van dit voordeel heeft de officier van justitie tot uitgangspunt gekozen het hierna te noemen:
Rapport voordeelsberekening
In het rapport voordeelsberekening met bijlagen, nummer 08-010628, gedateerd 30 oktober 2008 en opgesteld door [naam] en [naam], beiden hoofdagent van politie Alkmaar, is onder meer het volgende opgenomen:
Naar aanleiding van het onderzoek naar de op 7 januari 2008 aangetroffen hennepplantage op de [adres] te Alkmaar hebben wij een onderzoek ingesteld naar het wederrechte- lijk verkregen voordeel van [veroordeelde], [adres] te Alkmaar
Onderzoeksperiode.
Juli/augustus 2006 tot 7 januari 2008.
5.2. Het wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.2.1 Het BOOM-rapport betreffende standaardberekeningen en normen.
Door het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM) is in april 2005 een rapport uitgebracht met daarin een standaard berekening en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht.
5.2.2. Aanwijzingen meerdere oogsten.
Blijkens het BOOM-rapport is de gemiddelde kweekcyclus 10 weken per oogst. Dit komt overeen met 5 hennepoogsten per jaar.
Door verdachte [zoon veroordeelde] werd verklaard dat hij ongeveer een half jaar bezig was met de hennepkwekerij, waarbij hij driemaal heeft geoogst. De derde oogst is bij ontdekking van de hennepkwekerij in beslag genomen en vernietigd.
Verdachte [zoon veroordeelde] verklaarde verschillend over het aantal planten in de kwekerij, 800 planten dan wel 400 planten. Verder verklaarde [zoon veroordeelde] dat hij per oogst 10 à 11 kg henneptoppen heeft geoogst en verkocht voor een waarde tussen de € 2.700,-- en € 2.900,-- per kilo. Het aantal oogsten is ons inziens niet aannemelijk. De in de hennepkwekerij aangetroffen apparatuur bleek in ernstige mate vervuild wat duidt op langdurig gebruik. Uit verder onderzoek is gebleken dat getuige [getuige] al sedert april/mei 2006 een hennepgeur heeft waargenomen.
Het is aannemelijk om de onderzoeksperiode te rekenen vanaf juli/augustus (lees:) 2006 tot
7 januari 2008. Conform het rapport BOOM passen in deze periode 7 oogsten, waarbij de laatste oogst door ons is in beslag genomen.
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 6 reeds eerder gerealiseerde oogsten waarvan de opbrengsten daadwerkelijk zijn verkocht.
5.2.3. Bruto opbrengst van de hennepkwekerij.
Uit het BOOM-rapport kan blijken dat, indien het aantal planten per m² niet bekend is, uitgegaan kan worden van 15 planten per m² en de daarbij met een kans van 95 % behorende opbrengst van 28,2 gram hennep per plant.
De verkoopprijs van hennep wordt volgens het Nationaal Netwerk Drugs Expertise gesteld op € 3.273,00 per kilogram. De door [zoon veroordeelde] genoemde prijs van € 2.700,-- tot € 2.900,-- per kilo stemt hiermee redelijk overeen. Derhalve wordt voor de verdere berekening van
€ 2.700,-- per kilo uitgegaan.
Op de door ons aangetroffen kweeklocatie berekenden wij dat er 15 planten per m² in de kweekruimte hebben gestaan. De opbrengst per plant is dan volgen BOOM 28,2 gram.
De totale bruto opbrengst van 1 oogst bedraagt:
705 planten x 1 oogst x 28,2 gram = 19.881 gram x € 2,70 = € 53.678,70.
5.2.4. Kostenberekening
Afschrijvingskosten 1 x 450,00 = € 450,00
Variabele kosten 705 x 4,40 = € 3.102,00
Kosten knippers 705 x 2,00 = € 1.410,00
Totale kosten € 4.962,00
5.3 Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel
Berekende bruto opbrengst € 53.678,70
Berekende kosten € 4.962,00
Wederrechtelijk voordeel per oogst € 48.716,70
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat verdachte [zoon veroordeelde] en [veroordeelde] een gezamenlijk wederrechtelijk voordeel hebben verkregen van 6 (oogsten) x € 48.716,70 = € 292.300,20. Dit resulteert dan in een door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel van € 146.150,10.
3.2 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting met betrekking tot de hiervoor weergegeven berekening het volgende opgemerkt.
De periode, waarbinnen door [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel is verkregen, loopt, gelet op de door getuigen bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen en de verklaring van [veroordeelde] ter terechtzitting vanaf 1 maart 2007 tot 7 januari 2008. In deze periode passen vier oogsten waarbij de opbrengst van de vierde oogst in beslag is genomen en vernietigd. Voorts ben ik van mening dat, mede gelet op de ter terechtzitting door [veroordeelde] afgelegde verklaring, niet is komen vast te staan dat er per oogst meer dan 400 planten zijn geteeld.
Met inachtneming van de uitgangspunten van het BOOM-rapport ziet de berekening er dan als volgt uit:
Bruto opbrengst per oogst
400 x 1 oogst x 28,2 gram = 11280 x 2,7 = € 30.456,--.
Afschrijvingskosten 1 x 300,00 = € 300,00
Variabele kosten 400 x 4,40 = € 1.760,00
Kosten knippers 400 x 2,00 = € 800,00
Totale kosten € 2.860,00
Berekende bruto opbrengst € 30.456,00
Berekende kosten € 2.860,00
Wederrechtelijk voordeel per oogst € 27.596,00
Op grond van het vorenstaande heeft de officier van justitie zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte [veroordeelde] een wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van
3 (oogsten) x € 27.596,00 = € 82.788,00.
Nu niet is komen vast te staan dat dit wederrechtelijk voordeel ook aan [zoon veroordeelde] is toegevallen heeft de officier van justitie het te ontnemen bedrag aan door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel bijgesteld tot € 82.788,00.
3.3. Standpunt [veroordeelde]
Er waren nooit meer dan 400 planten. Ik heb nooit meer dan € 30.000 euro verdiend met mijn kwekerij. Met dat geld heb ik mijn personeel en onderaannemers betaald. Mijn investeringen voor de hennepkwekerij bedroegen ca € 6.800,--. Ik kocht nieuw en gebruikt materiaal. Ik verkocht de wiet bij een goede oogst voor ongeveer € 2.700,-- per kilo.
3.4 Beoordeling van de vordering.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het bovengenoemde rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met bijlagen, dossiernummer 08-010628, gedateerd 30 oktober 2008, met bijlagen, en van het strafdossier in de zaak met parketnummer 14/704438-08, daaronder begrepen het vonnis van deze rechtbank van heden.
In dit vonnis van heden is in de strafzaak ten laste van [veroordeelde] bewezen verklaard dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 januari 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] (nummer) een groot aantal hennepplanten.
2.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 januari 2008 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer.
De rechtbank stelt vast dat in dit vonnis sprake is van een veroordeling in de zin van artikel 36e tweede lid Wet boek van Strafrecht.
Bij de beoordeling van de ontnemingsvordering stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op 8 januari 2008 heeft [Zoon veroordeelde] tegenover de politie verklaard, dat de hennepkwekerij twee oogsten had opgeleverd waarvoor per oogst een bedrag van ca € 30.000,-- was ontvangen.
[veroordeelde] heeft ter terechtzitting verklaard dat er vier maal is geoogst en dat de opbrengst nooit meer dan € 30.000,-- is geweest.
De rechtbank acht de door [veroordeelde] genoemde opbrengst per oogst, mede gelet op de inhoud van het bovengenoemde rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen, ten aanzien van opbrengst en prijzen per kilo, aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank, overeenkomstig het door de officier van justitie ter zitting ingenomen standpunt, in aanmerking genomen dat op grond van het onderzoek onvoldoende aannemelijk is te achten dat per oogst meer dan vierhonderd planten zijn geteeld.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dienen op genoemde bedragen door [veroordeelde] gemaakte kosten in mindering dienen te worden gebracht. Met betrekking tot deze kosten overweegt de rechtbank het volgende..
De ontnemingsmaatregel beoogt veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde voor het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft gekregen. Mede gelet hierop dient bij de bepaling van het voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. In dat licht beschouwd acht de rechtbank het niet redelijk om bij de bepaling van de kosten die voor aftrek in aanmerking komen, uit te gaan van de fictie dat uit de bij veroordeelde aangetroffen hennepkwekerij meerdere oogsten zouden volgen indien die kwekerij niet door de politie zou zijn ontdekt en ontmanteld. Om die reden dienen niet de zonder ontmanteling van de kwekerij in aanmerking te nemen afschrijvingskosten van de installatie te worden aangemerkt als kosten die voor aftrek in aanmerking komen, maar de kosten die veroordeelde daadwerkelijk heeft gemaakt om het voordeel uit de gerealiseerde oogsten te verkrijgen.
De rechtbank vindt steun voor die benadering in de jurisprudentie van het gerechtshof te Amsterdam. In navolging van een eerder ongepubliceerd arrest van dit hof heeft de vierde kamer van het Amsterdamse hof in een drietal uitspraken van 12 april 2010 – LJN-nummers BM0905, BM0907 en BM0910 – overwogen dat de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hiertoe ruimte laat, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
In deze zaak acht de rechtbank aannemelijk dat Kirchhoff de hierna te noemen kosten voor de opbouw en instandhouding van de kwekerij daadwerkelijk voor zijn rekening heeft genomen, terwijl uit de strafzaak is gebleken dat alle apparatuur is in beslag genomen en vernietigd. De rechtbank zal derhalve de investeringskosten van betrokkene volledig in mindering brengen op de totale opbrengst.
In het hiervoor aangehaalde rapport van BOOM wordt de totale investering, benodigd voor de teelt van 400 hennepplanten, gesteld op € 6.000,--. [veroordeelde] heeft het door hem opgegeven bedrag aan gemaakte kosten niet gespecificeerd, laat staan onderbouwd door bescheiden. De rechtbank neemt om die reden het rapport van BOOM tot uitgangspunt. Weliswaar is dit rapport gebaseerd op het prijsniveau van april 2005, maar daar staat tegenover dat deze berekening uitgaat van nieuwwaarde, terwijl in deze zaak door [veroordeelde] is aangevoerd dat slechts ten dele nieuwe materialen zijn aangeschaft en overigens gebruikte materialen.
Ten aanzien van de berekening van de overige, voor aftrek in aanmerking komende kosten volgt de rechtbank, evenals de officier van justitie, meergenoemd rapport BOOM.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan als volgt:
Bruto opbrengst drie oogsten à € 30.000,-- per oogst = € 90.000,--.
Kosten per oogst
Variabele kosten 400 x 4,40 = € 1.760,00
Kosten knippers 400 x 2,00 = € 800,00
Totaal € 2.560,00
Bij drie oogsten: 3 x € 2.560,00 = € 7.680,00
Investering installatie = € 6.000,00
Totale kosten € 13.680,00
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt aldus:
€ 90.000,00 -/- € 13.680,00 = € 76.320,00.
De rechtbank schat op grond van het hiervoor overwogene, het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel op € 76.320,00.
4. Gronden voor de vaststelling van het te betalen bedrag.
[veroordeelde] heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zijn financiële omstandigheden van zodanige aard zijn dat hij in het geheel niet beschikt over de middelen om dit bedrag te kunnen betalen. [veroordeelde] heeft verklaard thans werkzaam te zijn als vrachtautochauffeur.
De rechtbank zijn geen omstandigheden bekend geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het [veroordeelde] ook op langere termijn zal ontbreken aan draagkracht voor de betaling van onderstaand geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4. is overwogen met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank het te betalen bedrag vaststellen op € 76.320,00.
5. Toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6. Beslissing
De rechtbank:
Stelt het wederrechtelijk door [veroordeelde] verkregen voordeel vast op € 76.320,00.
Verplicht [veroordeelde] tot het betalen aan de Staat van een geldbe¬drag van € 76.320,00
( zesenzeventigduizend driehonderdtwintig euro) ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. A.C. Haverkate, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2010.