RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810290-09 (P)
Datum uitspraak : 22 juni 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd te PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 februari 2010, 22 maart 2010, 25 mei 2010, 26 mei 2010 en 8 juni 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering op de terechtzitting van 22 maart 2010 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1. hij op of omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [medeverdachte 1] op of omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte 1] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte op of omstreeks 8 juli 2009 en/of 9 juli 2009 in de gemeente Alkmaar en/of elders in het arrondissement Alkmaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (voorafgaand aan dat misdrijf) genoemde [medeverdachte 1] een vuurwapen ter beschikking te stellen en/of meergenoemde [medeverdachte 1], vanaf een plaats waar hij, verdachte, (gedeeltelijk) zicht had op de komst en/of het verplaatsen van genoemde [slachtoffer], die [medeverdachte 1] (telefonisch) van de plaats waar die [slachtoffer] zich bevond op de hoogte te houden, zodat die [medeverdachte 1] op de juiste plaats en/of tijd ter plaatse kon komen en/of die [medeverdachte 1] (aldaar) op de juiste plek kon gaan staan om zijn daad te voltooien.
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2009 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van zware mishandeling (artikel 302 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te plegen tegen [slachtoffer], als volgt heeft gehandeld:
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben/heeft enige dagen, althans kort, voor 7 juli 2009, het plan gemaakt om [slachtoffer] dood te schieten en/of door zijn benen en/of armen te schieten en/of
-een of meer van verdachtes mededaders hebben/heeft contact gezocht met [medeverdachte 2] en/of een of meer van verdachtes mededaders hebben die [medeverdachte 2] opgehaald in Rotterdam en/of
-verdachtes mededader(s) zijn/is in een of meer auto's gereden naar Alkmaar en/of
-verdachtes mededader heeft tussen Rotterdam en Alkmaar met [medeverdachte 2] het plan besproken om [slachtoffer] (slechts) door armen en/of benen te schieten en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) hebben/heeft in Alkmaar, althans op een plaats gelegen tussen Rotterdam en Alkmaar, een (vuur)wapen verstrekt aan [medeverdachte 2] en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/is in een of meer auto's gereden naar de plaats in Alkmaar waar het misdrijf diende te worden voltrokken, en aldus hebben/heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk een (vuur)wapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden gehad;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 7 juli 2009, althans in of omstreeks de maand(en) juni 2009 en/of juli 2009 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Delft en/of Rotterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [medeverdachte 2] door in artikel 47, eerste lid, onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door een belofte en/of (een) gift(en) en/of het verschaffen van inlichtingen en/of middelen en/of gelegenheid, te bewegen om [slachtoffer] te vermoorden, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, althans enig misdrijf te begaan, bestaande die belofte en/of gift(en) in het betalen van 4000 euro, althans enig geldbedrag, vóór het plegen van het misdrijf en/of de toezegging na het plegen van het misdrijf over te gaan tot het betalen van (nogmaals) 4000 euro, althans enig geldbedrag, en/of het verschaffen van een auto aan die [medeverdachte 2] en bestaande het verschaffen van inlichtingen en/of middelen en/of gelegenheid uit het halen van [medeverdachte 2] uit Rotterdam en/of het vervoeren van die [medeverdachte 2] in een door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde auto naar Alkmaar en/of het verschaffen van een (vuur)wapen door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aan die [medeverdachte 2] en/of het door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) brengen van die [medeverdachte 2] naar de plaats waar het misdrijf diende te worden voltrokken, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid omdat die [medeverdachte 2], nadat verdachte en/of zijn mededader(s) waren/was vertrokken, eveneens de plaats van het misdrijf heeft verlaten en de komst van die [slachtoffer] niet heeft afgewacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van feit 1:
Op 9 juli 2009 is [slachtoffer] bij een schietincident om het leven gekomen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend [slachtoffer] te hebben doodgeschoten en hij heeft verklaard dat verdachte daarbij een rol heeft gespeeld. De rechtbank zal kort gezegd onder meer dienen te beoordelen of er sprake is geweest van moord dan wel doodslag op [slachtoffer], of sprake is geweest van enige betrokkenheid van verdachte daarbij en, indien dit vastgesteld kan worden, of die betrokkenheid van verdachte strafrechtelijk valt aan te merken als medeplegen, dan wel medeplichtigheid.
Ten aanzien van feit 2:
Volgens het Openbaar Ministerie zou verdachte, samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], medeverdachte [medeverdachte 2] hebben ‘ingehuurd’ om [slachtoffer] door armen en/of benen te schieten. [medeverdachte 2] heeft dit uiteindelijk niet gedaan. De vragen die de rechtbank dient te beantwoorden zijn onder meer of sprake is van een strafbare voorbereiding dan wel uitlokking van zware mishandeling, en of verdachte daarbij een dusdanige rol heeft gehad dat hij als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
B. Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde medeplegen van moord. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat medeverdachte [medeverdachte 1], [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade heeft doodgeschoten. Verder is de officier van mening dat [medeverdachte 1] de moord op [slachtoffer] niet zou hebben gepleegd als verdachte daar niet bij betrokken was geweest. Volgens de officier van justitie is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Verdachte wist vanaf het moment dat hij [medeverdachte 1] belde met de mededeling dat [slachtoffer] naar hem op zoek was, precies wat [medeverdachte 1] wilde gaan doen. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd, maar is het plan actief gaan uitvoeren. Ook voor verdachte geldt daarmee dat hij uren de tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen besluit mee te werken aan de moord. Verdachte is van het begin tot het eind intensief mee blijven doen met hetzelfde opzet als [medeverdachte 1] en daarmee gaat de rol van verdachte veel verder dan medeplichtigheid.
Ten aanzien van het bewijs betoogt de officier van justitie dat de verdenking jegens verdachte in grote mate is gestoeld op de voor hem belastende verklaringen van [medeverdachte 1]. De officier van justitie heeft gemotiveerd aangegeven de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar en geloofwaardig te achten, nu deze zoveel mogelijk getoetst zijn door uitgebreid politieonderzoek en op vele belangrijke punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling. Weliswaar is verdachte niet betrokken geweest bij de ontmoeting van zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met medeverdachte [medeverdachte 2] in Rotterdam, maar verdachte is op 7 juli 2009 in Alkmaar naadloos ingeschoven in de verdere uitvoering van de voorbereidingshandelingen. Hoewel de rol van verdachte minder evident is dan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], kan naar het oordeel van de officier van justitie ook bij verdachte van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering worden gesproken. Ook het stilzwijgend mee gaan doen en het zich niet distantiëren van de gedragingen van de medeverdachten leidt tot het aannemen van medeplegen aldus de officier van justitie.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Namens hem is aangevoerd dat verdachte geen onderdeel van het conflict was, hij was niet op de plaats delict en hij heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd. Niet is vast komen te staan wat de inhoud van de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte is geweest en niet aannemelijk is dat verdachte het wapen heeft geleverd, aldus de raadsman. Ook ontbrak bij verdachte het opzet op de dood van [slachtoffer].
De verdediging komt tot de conclusie dat de rol van verdachte bij de dood van [slachtoffer] onvoldoende is geweest om te kunnen spreken van strafbare betrokkenheid in de zin van medeplegen of medeplichtigheid, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te houden met het feit dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman komt tot de conclusie dat verdachte geen handelingen heeft verricht die tot het aannemen van strafrechtelijke betrokkenheid kunnen leiden: verdachte heeft geen initiatief genomen om [slachtoffer] iets aan te doen en hij had bij het zoeken en benaderen van [medeverdachte 2] en het aanbieden van geld en een wapen geen enkele rol. Hij heeft uitsluitend [medeverdachte 1] opgehaald nadat deze [medeverdachte 2] had ontmoet. Hij heeft niet met [medeverdachte 2] gesproken of hem iets overhandigd. Niet duidelijk is geworden of verdachte wist waarom [medeverdachte 2] was benaderd en wat er in de auto zou zijn besproken. Het ophalen van [medeverdachte 1] is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen van een strafbare voorbereiding van zware mishandeling, of van uitlokking van dat misdrijf, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Feit 1 moord/doodslag [slachtoffer] op 9 juli 2009
Op 9 juli 2009, omstreeks 02.43 uur komt bij de regionale meldkamer te Alkmaar de telefonische melding binnen dat op de [straatnaam] in Alkmaar iemand is neergeschoten. Enkele minuten later komen verbalisanten ter plaatse aan. Op de [straatnaam] treffen ze een man aan. Hij ligt op de grond, heeft geen hartslag en lijkt een schotwond aan zijn hoofd te hebben. De man is ter plaatse overleden. Verbalisant [verbalisant] herkent de man als de hem bekende [slachtoffer].
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgestelde sectieverslag blijkt dat [slachtoffer] is overleden aan bloedverlies, hersenfunctieverlies, longfunctieverlies en weefselschade als gevolg van het meervoudige schotletsel. Er zijn vijf schotbanen traceerbaar in het lichaam.
Op 31 juli 2009 wordt medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden op verdenking van het plegen van moord dan wel doodslag op [slachtoffer]. Tijdens het eerste verhoor bekent [medeverdachte 1] [slachtoffer] te hebben neergeschoten met een vuurwapen. Dit heeft hij in latere verhoren herhaald.
Bewijs: de verklaringen van [medeverdachte 1]
De rechtbank zal de hier na te noemen verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs gebruiken, omdat deze naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar zijn. Daartoe is redengevend dat [medeverdachte 1] bij zijn eerste verhoor bij de politie met name zichzelf heeft belast door te vertellen dat hij [slachtoffer] heeft doodgeschoten. Hij heeft gedetailleerd en uitvoerig aangegeven hoe één en ander is gegaan voorafgaand, tijdens en na het schietincident en hij heeft hierover ook consistent verklaard. Daarbij zijn de verklaringen voor zover mogelijk door de politie gecontroleerd door getuigen te horen, telefoongegevens te onderzoeken en camerabeelden op te vragen, hetgeen op verschillende onderdelen heeft geresulteerd in ondersteunend bewijsmateriaal.
De gebeurtenissen op 8 juli 2009; de confrontatie met [slachtoffer] en het brengen van de Suzuki Swift en het vuurwapen naar [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft in zijn eerste verhoor bij de politie het volgende verklaard:
“…diezelfde middag, 8 juli, komt [verdachte] thuis. Staat [slachtoffer] [verdachte] op te wachten in de trappenhal. Die vraagt aan [verdachte] van waar is [medeverdachte 1]. En [verdachte] zegt ja ik weet ook niet waar [hij] is. Waarop [slachtoffer] zegt van [verdachte] als ik [medeverdachte 1] niet kan vinden dan pak ik jou…Op een gegeven moment probeerde hij [verdachte] ook mee te lokken, kom we gaan even praten op een rustig plekkie….[verdachte] is naar binnen gegaan en die is niet meer naar buiten gegaan. [verdachte] die was zo bang dat hij niet naar buiten durfde. En ik belde [verdachte] op van ik zeg tegen [verdachte] zo van nou is het, nou is het over. Ik zeg probeer dat ding van je te regelen en probeer om het mij te brengen hier. Nou op een gegeven moment heb [verdachte] een taxi gepakt, heeft dat ding voor mij gebracht. Toen ben ik het gaan ophalen bij de [winkel] in Heerhugowaard. En ik ging even op de bank liggen bij waar ik was. Heel goed nadenken, hoe moet ik het doen, moet ik het niet doen, moet ik het doen. En op een gegeven moment zegt tegen mij iets van goh, [medeverdachte 1] ga effe daar kijken, (onverstaanbaar) en ga kijken.”
De verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door de getuigenverklaring van de vriendin van verdachte, [getuige 1], inhoudende dat verdachte de avond vóór de moord tussen 19.00 uur en 20.00 uur het huis uit ging om sigaretten te halen, en dat hij [slachtoffer] tegenkwam. Omdat hij toen werd bedreigd door [slachtoffer], ging hij terug naar huis. Blijkens de analyse van het telefoonverkeer is er op 8 juli 2009 om 19:44 uur een 132 seconden durend contact tussen het nummer van verdachte en dat van [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij verdachte in de avond van 8 juli 2009 heeft gevraagd om hem kleding en de Suzuki Swift te brengen. Omdat verdachte na de confrontatie met [slachtoffer] niet meer naar buiten durfde te gaan, heeft verdachte zijn broer, [getuige 2], gevraagd om kleding voor [medeverdachte 1] op te halen bij diens moeder en deze naar Heerhugowaard te brengen met de Suzuki Swift, die vervolgens bij [medeverdachte 1] is achtergelaten. [getuige 2], die werd vergezeld door zijn vriendin [getuige 3], is toen met de taxi teruggegaan naar Alkmaar. Dit was ongeveer tussen 22.00 uur en 23.00 uur.
Deze verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1]. [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2009 rond 20.00 uur werd gebeld door verdachte met het verzoek naar hem toe te komen. Toen hij daar was, vroeg verdachte hem bij hun oma een geldkistje op te halen. Nadat hij dit gedaan had, vroeg verdachte hem om zijn, verdachtes, auto naar [medeverdachte 1] te brengen, bij de [winkel] in Heerhugowaard. Onderweg kregen ze van verdachte het verzoek om een tas kleren bij de moeder van [medeverdachte 1] op te halen en die ook aan [medeverdachte 1] te geven. Verdachte had er inmiddels voor gezorgd dat er een taxi klaar stond bij de [winkel], waarmee [getuige 2] en zijn vriendin [getuige 3] weer terug gingen naar Alkmaar.
[getuige 1] bevestigt dat [getuige 2] die avond bij haar en verdachte thuis kwam. Op verzoek van verdachte hebben [getuige 2] en zijn vriendin [getuige 3] de Suzuki Swift naar [medeverdachte 1] in Heerhugowaard gebracht. Ze kwamen terug met een taxi die verdachte voor hen had gebeld.
[getuige 4], werkzaam als taxichauffeur, herinnert zich dat hij op de avond van 8 juli 2009 een belletje kreeg van de [straatnaam] of de [straatnaam] en dat hij daar een jongen en een meisje heeft opgehaald en gebracht naar Heerhugowaard, in de buurt van de [winkel]. Hij moest hen ook weer terugbrengen naar de [straatnaam].
In zijn tweede verhoor bij de politie heeft [medeverdachte 1] over het vuurwapen nog het volgende verklaard:
“Eh, op een gegeven moment heb [verdachte] eh heb ik tegen [verdachte] gezegd van eh ik zeg jij heb toch ook een vuurwapen dus [verdachte] ja (niet te verstaan) ik zeg geef maar op, breng dat ding maar naar mij. Die had [verdachte] ergens verstopt waar die niet bij kon nog, waar die niet bij kon dus hij zegt ik ga moeite doen om dat ding voor elkaar te krijgen. Ik denk dat hij twaalf uur, kwart over twaalf, twaalf uur bij mij was of nee, daarvoor heb ie me nog een belletje gegeven van [medeverdachte 1] ik heb het, ik kom dat ding bij je brengen. Toen heb hij met de taxi, is hij gekomen aan de achterkant van de poort bij [betrokkene] en dat ding overhandigd en is weer weg gegaan daarna…. [verdachte] was thuis ik heb hem opgebeld en dat ding van [verdachte] heb nog nooit een proef gedaan een schot gemaakt dus ik zeg tegen [verdachte] hoe zeker weet je ie werkt. Toen zegt [verdachte] tegen mij ja ik weet als je die kogels eruit haalt die cilinder dan als ie leeg is en schiet dan zie je dat ie draait. Dus dat was het enigste waar ik uit van kon gaan dat ie werkt…. Ik had geen garantie of dat ding werkte daar was ik alleen bang voor. Want ik zeg tegen [verdachte] weet je zeker dat ie werkt, zegt ie haal die kogels eruit dan zie je dat die cilinder draait ik heb dat gedaan en op dat moment zie ik ja hoor de cilinder draait.
[verbalisant]: Oké, hoeveel kogels zaten er in
[medeverdachte: Zes.”
[medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat verdachte, nadat hij het vuurwapen naar Heerhugowaard had gebracht, met de taxi is teruggegaan naar Alkmaar.
Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van taxichauffeur [getuige 4], voornoemd, inhoudende dat hij, nadat hij de jongen en het meisje bij de [straatnaam] had afgezet, een jongen die hij herkent als verdachte van de [straatnaam] in Alkmaar naar een adres in Heerhugowaard heeft gereden en na nog geen 5 minuten wachten weer heeft teruggebracht naar de [straatnaam].
Op de beelden van de beveiligingscamera in de toegangshal van de flat aan de [straatnaam] waar verdachte bij zijn vriendin [getuige 1] verbleef is te zien dat verdachte de flat aan de [straatnaam] op 9 juli 2009 om 00.05 uur verlaat en dat hij om 00.30 uur weer terugkeert.
De gebeurtenissen in de nacht van 8 op 9 juli 2009
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, kort nadat verdachte hem het vuurwapen had gebracht, met de Suzuki Swift naar Alkmaar is gereden. Toen hij daar aankwam, heeft hij tot aan het schietincident - ruim twee uur later - meermalen telefonisch contact gehad met verdachte waarbij verdachte hem, kijkend door het keukenraam van zijn woning aan de [straatnaam], van informatie voorzag met betrekking tot de aanwezigheid van [slachtoffer] bij de flat aan de [straatnaam]:
“Dus op een gegeven moment ik rij die kant… Ik bel naar [verdachte].… [verdachte] zegt tegen mij beter ga je van mij, anders ga je achter de flat staan. Dus ik ben achter die flat gegaan. Op een gegeven moment..eehh..ik had telefonisch contact met [verdachte], zat in de keuken thuis achter zijn raam van de keuken….Ik heb mijn auto bij de [straatnaam] geparkeerd. Zie, zie ik [slachtoffer], ik was er om half één, vanaf half één ’s nachts stond ik al daar, ken je nagaan. Ehh…was [slachtoffer] dingen aan het uitladen…[verdachte] keek uit zijn raam. [verdachte] zegt tegen mij van ja ze, ze zijn met zes man, ze zitten dingen uit te laden… Enehh, op een gegeven moment, tja ik kon niets anders dan wachten, anders moet ik er dadelijk zes opruimen en vijf hadden er niks mee te maken, het was echt ik of [slachtoffer]. Dus op een gegeven moment ben ik blijven wachten, wachten wachten, wachten, wachten, wachten, vier man gingen in een auto weg….. [slachtoffer] bleef alleen met een Marokkaan over….Op een gegeven moment [verdachte] belt mij, hij zegt [medeverdachte 1] hij gaat weg met die Marokkaan….In principe heb ik het ook samen gedaan met [verdachte]. …. Kijk, [verdachte] zat in de keuken thuis. Ik zat in de [straatnaam]. [verdachte] pleegde alle informatie telefonisch door, wat ze aan het doen waren en noem maar op. Op een gegeven moment, [verdachte] belt me….Op een gegeven moment, [medeverdachte 1] hij brengt nu volgens mij een Saudische Marokkaanse vriend thuis bij hem.. .[slachtoffer] die ging altijd via de nooduitgang naar Bibi in de flat wat ik weet via [verdachte] en niet via de hoofdingang….Op een gegeven moment dat hij die Marokkaanse vriend naar huis is gaan brengen ben ik naar die nooduitgang gelopen ja. Daar hadden ze een stok tussen de deur gezet zodat de deur open bleef staan. Weet je welke nooduitgang ik bedoel ?…. Ja, ja de brandtrap ja. Ik ben in die tussentijd dat hij die Marokkaan naar huis is gaan brengen, ben ik naar boven gegaan, heb die stok tussen de deur weggehaald en ik heb de deur gesloten. Toen ben ik weer naar beneden gegaan en ik ben achter de flat gaan staan. En nu zeg ik [verdachte] nu moet ik op jou vertrouwen werken. Ten eerste hoop ik dat het vuurwapen werkt, ten tweede, ik ben afhankelijk van jouw informatie want ik sta achter de flat….Op een gegeven moment….[verdachte] belt me op en zegt [medeverdachte 1],,,ik kon het al in de verte horen ook….hij komt weer aanrijden. Ik sta achter de flat en op een gegeven moment…we hadden ook even zeker 10 min verbinding, [slachtoffer] bleef bij zijn auto dralen…..Dus op een gegeven moment [verdachte] zegt hij sluit nu zijn kofferbak en hij loopt nu naar de zijkant van de flat. Waar [verdachte] hem dus niet meer kan zien. De zijkant loopt naar de stalen trap. Dus hoe hij zegt, [verdachte] zegt tegen mij hij loopt nu naar de zijkant en….ik heb mijn oren zo scherp dat ik hem de trap hoor oplopen. Op dat moment dat ik geen…eehh… stappen meer hoorde op de trap kom ik van de hoek vandaan. [slachtoffer] ziet me en hoe die mij ziet, hij aarzelt geen seconde, hij springt tegelijk naar beneden….Waar op, hoe hij springt, begin ik te schieten en hij werd of voor hij neerkomt was al mijn schoten al gelost. Ik ben…nee, voor hij neerkwam, ik was nog op hem afgerend en de laatste heb ik van een paar meter, zo, kunnen doen.
Opmerking verbalisant: [medeverdachte 1] strekt zijn rechterhand uit en wijst naar beneden…
En [verdachte] had me daarna gebeld van: En ? Ik zeg ja, zo goed als ik het weet is het gelukt.”
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard:
“Ik heb [verdachte] gezegd [verdachte] kijk goed of er geen vuurwapen, want ik krijg altijd te horen hij heb altijd een vuurwapen en hij zoekt mij met een vuurwapen. Dus ik zeg tegen [verdachte] kijk of hij geen vuurwapen heb. Ja op het moment [verdachte] kijkt en zegt nee ik zie de tas in zijn hand ik zie niets anders in zijn hand, wat [verdachte] omschreef als een buikspier apparaat. En [verdachte] zag geen vuurwapen bij hem”
Op de vraag hoe vaak [medeverdachte 1] en verdachte met elkaar hebben gebeld die nacht heeft [medeverdachte 1] verklaard:
“Veel, ja veel….Ja constant contact gehad, kleine gesprekjes steeds maar wel constant. Je ken het echt zien als een eh computerspel waar [verdachte] mij bestuurt zeg maar.. Ja klopt, het vertrouwen van [verdachte] moet ik gehad hebben omdat ik niks zag, ja schuin (niet te verstaan) van [verdachte] zijn vertrouwen uitgaan en ook het vuurwapen en noem maar op. Het is net alsof een spel ja wat ik zeg waarmee [verdachte] mij bestuurd heb.”
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na het schietincident [medeverdachte 1] naar de woning van [betrokkene] in Heerhugowaard is gegaan en dat hij daar verdachte heeft gebeld met de mededeling dat hij [slachtoffer] had neergeschoten.
Ook deze laatste verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Blijkens de analyse van het telefoonverkeer van de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 1] zijn er op 9 juli 2009 tussen 00.30 uur en het laatste contact tussen beide telefoons om 02.44 uur ruim 25 telefooncontacten geweest, van kortere en langere duur. Om 02.31 uur was er een contact van 106 seconden en om 02.39 uur was er gedurende 98 seconden contact. Het laatste telefonische contact tussen beide nummers werd gelegd om 02:44:30 uur, ongeveer anderhalve minuut nadat de melding van het schietincident bij de meldkamer was binnengekomen. Met het telefoonnummer van verdachte is op 9 juli 2009 om 02:53:21 uur een sms-bericht verstuurd naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] met de tekst: “Kink je gsm”. Blijkens de printlijsten is er daarna geen enkel telefonisch contact meer geweest tussen beide mobiele nummers.
Om 03:18 uur is er gedurende 22 seconden contact geweest tussen de vaste telefoonlijnen van [betrokkene] en [getuige 1], de vriendin van verdachte.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank concludeert naar aanleiding van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het volgende.
Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1], die wordt bevestigd door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1], heeft verdachte ervoor gezorgd dat [medeverdachte 1] de beschikking kreeg over de Suzuki Swift.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] dat het verdachte is geweest die het vuurwapen heeft geleverd betrouwbaar. Deze vindt immers zijn bevestiging in de verklaring van de taxichauffeur en in de camerabeelden van de flat aan de [straatnaam]. Verdachte heeft geen verklaring kunnen of willen geven voor het feit dat [medeverdachte 1] hem heeft genoemd als de persoon die hem op de avond van het schietincident van een vuurwapen heeft voorzien, hetgeen wel van hem gevergd kon worden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op dit punt tegenstrijdig zouden zijn nu hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het wapen door [getuige 2] zou zijn geleverd. Gelet op de vele verhoren waarin [medeverdachte 1] in de maanden juli en augustus 2009 heeft verklaard en het feit dat het verhoor bij de rechter-commissaris eerst op 9 februari 2010 heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op dit punt als een kennelijke en niet-onbegrijpelijke vergissing, die wordt weerlegd door eerdergenoemde camerabeelden en de verklaring van de taxichauffeur.
Met betrekking tot de tenlastegelegde voorbedachte raad overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is in casu vereist dat komt vast te staan dat de schutter de tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Hierbij zijn in het bijzonder de volgende objectieve omstandigheden van belang:
- verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] op de avond vóór de moord gebeld met de mededeling dat het latere slachtoffer [slachtoffer] op zoek was [medeverdachte 1] en dat hij anders verdachte wel te pakken zou nemen als hij [medeverdachte 1] niet zou vinden;
- [medeverdachte 1] heeft daarop gereageerd door te zeggen “nou is het over” en heeft verdachte gevraagd een vuurwapen en een auto voor hem te regelen;
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vervolgens op de bank is gaan liggen om na te denken:
“Heel goed nadenken, hoe moet ik het doen, moet ik het niet doen, moet ik het doen.”
- [medeverdachte 1] is vervolgens met een geladen wapen in de auto naar het flatgebouw in Alkmaar gegaan om een confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan;
- [medeverdachte 1] heeft gedurende lange tijd, meer dan twee uur, bij de flat gewacht tot het moment waarop [slachtoffer] alleen was;
- Gedurende dit wachten is het verdachte die [medeverdachte 1] voorziet van informatie over waar [slachtoffer] zich bevindt, of hij alleen is en of [slachtoffer] zichtbaar gewapend is;
- [medeverdachte 1] heeft het wapen schietklaar, terwijl hij om de hoek van de flat op [slachtoffer] staat te wachten;
- [medeverdachte 1] schiet onmiddellijk wanneer hij [slachtoffer] ziet en vuurt zes kogels uit de trommel van de revolver af, terwijl hij op [slachtoffer] afrent.
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat het doodschieten van [slachtoffer] door [medeverdachte 1] met voorbedachte raad is geschied. [medeverdachte 1] heeft zich na het telefoontje van verdachte dat hij was bedreigd door [slachtoffer] beraden over wat hij moest doen. Hij heeft verdachte gevraagd de auto en het vuurwapen te regelen. Daarna is hij urenlang met een schietklaar wapen gaan posten bij het flatgebouw waar [slachtoffer] verbleef, terwijl hij vervolgens direct is gaan schieten op het moment dat [slachtoffer] alleen op straat was. Zo [medeverdachte 1] al niet voordat hij verdachte vroeg het vuurwapen te brengen had besloten om [slachtoffer] van het leven te beroven, leidt de rechtbank uit het schietklaar hebben van het wapen en het onmiddellijke gaan schieten van [medeverdachte 1] op het moment dat hij [slachtoffer] alleen trof, af dat hij in ieder geval in de loop van die nacht tot dit besluit is gekomen. Gelet op het tijdsverloop heeft [medeverdachte 1] die nacht uitgebreid de gelegenheid gehad zich te bezinnen op en na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of het handelen van verdachte als medeplegen kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.
Dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] op de avond van de moord heeft geïnformeerd over de bedreigende confrontatie met [slachtoffer]. Nadat [medeverdachte 1] had aangegeven dat de maat vol was, is het verdachte geweest die vervolgens op verzoek van [medeverdachte 1] hem een auto en een wapen met munitie ter beschikking heeft gesteld. Ook uit de mededeling van verdachte aan [medeverdachte 1] vlak vóór de moord, inhoudende dat hij geen wapen bij [slachtoffer] zag, leidt de rechtbank af dat het opzet van verdachte zich richtte op het doden van [slachtoffer].
Weliswaar is [slachtoffer] niet door verdachte neergeschoten, maar de betrokkenheid van verdachte is van een dusdanig substantiële aard geweest, dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte heeft de auto en het vuurwapen geleverd en het vuurwapen persoonlijk bij [medeverdachte 1] afgeleverd. Daarnaast hebben verdachte en [medeverdachte 1] gedurende de hele avond van 8 juli 2009 en de nacht tot vlak voor het schieten frequent telefonisch contact onderhouden, waarin verdachte [medeverdachte 1] heeft voorzien van essentiële informatie voor het te plegen feit. Tussen verdachte en [medeverdachte 1] is aldus sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het doden van [slachtoffer].
Een en ander wordt bevestigd door de omstandigheid dat verdachte tot kort voor de schoten telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] waarbij deze hem na zijn thuiskomst in Heerhugowaard te kennen geeft dat ‘het’ is gelukt.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van moord, heeft begaan. Dat - zoals de raadsman heeft aangevoerd - uit het onderzoek ter terechtzitting geen duidelijk motief voor het doden van het slachtoffer naar voren is gekomen, doet daaraan niet af.
Feit 2 medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling dan wel poging tot uitlokking daarvan
Uit het dossier komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] kort vóór 7 juli 2009 heeft gezocht naar iemand die [slachtoffer] tegen betaling zou willen doden. Via medeverdachte [medeverdachte 3] is [medeverdachte 1] bij medeverdachte [medeverdachte 2] terechtgekomen. Op 7 juli 2009 hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] elkaar in Rotterdam ontmoet en zij zijn vervolgens naar Alkmaar gereden. Volgens [medeverdachte 1] is [medeverdachte 2] in eerste instantie benaderd om [slachtoffer] dood te schieten. [medeverdachte 2] zou echter in de autorit vanuit Rotterdam richting Alkmaar hebben aangegeven dat hij [slachtoffer] niet wilde doodschieten, maar dat hij hem wel door armen en/of benen wilde schieten. [medeverdachte 1] heeft daarmee ingestemd. [medeverdachte 2] zou vooraf en achteraf 4000 euro krijgen en er is hem een vuurwapen en een gestolen auto gegeven.
Verdachte was volgens verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig bij de garage waar de gestolen auto aan [medeverdachte 2] ter beschikking werd gesteld. Vervolgens is verdachte meegereden naar de flat in Alkmaar, waar [medeverdachte 2] de komst van [slachtoffer] moest afwachten. Verdachte is vervolgens weggegaan en ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben de plaats waar [medeverdachte 2] bleef wachten, verlaten.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig kan worden bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van zware mishandeling, noch aan de poging tot uitlokking daarvan.
Uit het dossier en het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken dat verdachte een wezenlijke rol heeft gespeeld bij het plegen van genoemde delicten. Zo is niet gebleken dat verdachte een aandeel heeft gehad in de zoektocht en het benaderen van [medeverdachte 2]. Evenmin is gebleken dat verdachte op de hoogte was van het plan van [medeverdachte 1] om een “hitman” in te huren of van het uiteindelijk tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] besproken plan om [slachtoffer] in de armen en/of benen te schieten. Weliswaar is verdachte op 7 juli 2009 naar de plaats gegaan waar [medeverdachte 2] de gestolen auto kreeg en is hij vervolgens samen met [medeverdachte 1] in een auto naar de flat in Alkmaar gereden, maar de rechtbank acht deze handelingen van verdachte onvoldoende om te kunnen bewijzen dat bij verdachte sprake was van wetenschap van het te plegen delict, en zeker niet dat bij verdachte het voor een bewezenverklaring vereiste oogmerk aanwezig was. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet wat er door zijn mededaders in het bijzijn van verdachte is besproken in de tijdspanne dat verdachte aanwezig was. De omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2009 door verdachte werd gebeld met de mededeling dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet meer bij de flat stond, geeft de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank gaat er, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van uit dat [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] heeft/hebben gezegd dat hij, [medeverdachte 2], in de gaten zou worden gehouden door verdachte terwijl hij bij de flat in de gestolen auto op [slachtoffer] zat te wachten en dat verdachte het telefoongesprek, zoals door [medeverdachte 1] genoemd, daadwerkelijk heeft gevoerd. Ook deze handelingen, bezien in combinatie met zijn aanwezigheid eerder die dag, zijn evenwel onvoldoende om te komen tot het oordeel dat verdachte nauw en bewust met zijn medeverdachten heeft samengewerkt teneinde tot de onder feit 2 tenlastegelegde delicten te komen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2. primair en subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair hij op 9 juli 2009 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, kogels geschoten in het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Beroep op (putatief) noodweer
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangesloten bij een beroep op noodweer dat door raadsman mr. Van Gils namens medeverdachte [medeverdachte 1] is gedaan.
De rechtbank verwerpt dit - overigens niet onderbouwde - verweer, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] waartegen zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zich zou hebben mogen verdedigen. Het beroep op noodweer kan derhalve reeds vanwege het ontbreken van een feitelijke grondslag niet slagen.
Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1. primair bewezen verklaarde levert op:
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair (medeplegen van moord) en onder 2 primair (medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling), wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank alleen het onder 1 impliciet primair (medeplegen van moord) ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor vermeld.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie een ‘schrikeis’ is, gelet op het veel kleinere aandeel van verdachte ten opzichte van zijn medeverdachte. Daarbij komt dat verdachte nauwelijks documentatie heeft. De raadsman verzoekt de rechtbank bij een veroordeling wegens ‘medeplegen’ rekening te houden met de omstandigheid dat de rol van verdachte wel heel dicht tegen medeplichtigheid aan zit, zodat de straf fors lager zou moeten uitvallen.
De rechtbank heeft de op te leggen strafsoort en -maat bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde feit, te weten het medeplegen van moord, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
Het nemen van een leven van een ander is één van de meest ernstige strafbare feiten, waarop in beginsel uitsluitend een reactie in de vorm van het opleggen van een langdurige vrijheidsbenemende straf passend is.
Bij de bepaling van de strafmaat is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum. Tevens is rekening gehouden met de straffen die in Nederland in andere zaken voor moord zijn opgelegd en de omstandigheid dat door het plegen van dit feit de rechtsorde in ernstige mate is geschokt. Dit geldt niet alleen voor de buurtbewoners van de [straatnaam] in Alkmaar, die de moord van nabij hebben meegemaakt, maar ook voor burgers in het algemeen, die via de media op de hoogte raken van een dergelijk feit.
Verdachte is niet degene geweest die [slachtoffer] met een vuurwapen heeft doodgeschoten, maar hij heeft met zijn handelingen op 8 en 9 juli 2009 een essentiële bijdrage geleverd aan de gepleegde moord. Verdachte was op de hoogte van het plan van zijn mededader. In plaats van zijn mededader te weerhouden dit plan tot uitvoering te brengen, heeft verdachte zijn medewerking aan de uitvoering van het misdrijf verleend. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de moord op [slachtoffer] op 9 juli 2009 niet gepleegd zou zijn als verdachte anders had gehandeld dan hij heeft gedaan.
Rekening houdend met het feit dat het aandeel van verdachte bij de moord op [slachtoffer] uiteindelijk kleiner is geweest dan dat van zijn medeverdachte [medeverdachte 1] en in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 augustus 2009 een relatief gering strafblad heeft, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend.
9. Vordering van de benadeelde partij
Mr. E.A.M. Hertoghs, advocaat te Alkmaar, heeft als gemachtigde van de benadeelde [nabestaande slachtoffer], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 12.487,85 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft ten aanzien van de vordering aangevoerd dat deze niet eenvoudig is, omdat mogelijk sprake is geweest van een door de vader van het slachtoffer georganiseerde geldinzameling onder vrienden en kennissen om de begrafeniskosten te kunnen voldoen.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Het betreft de opgevoerde posten ‘grafkosten gemeente Alkmaar’ en ‘grafmonument incl plaatsing’ en ‘uitvaartkosten’. Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate komen vast te staan dat de hiervoor genoemde schade door de benadeelde partij is geleden. Mr. Hertoghs stelt in het begeleidend schrijven bij het voegingsformulier dat de benadeelde partij de kosten van de uitvaart, die van het graf en het grafmonument heeft betaald. De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier aangegeven dat de schade niet reeds op andere wijze is vergoed. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier aan te twijfelen. Ten overvloede verwijst de rechtbank nog naar de brief van mr. Hertoghs, geschreven op 27 mei 2010 als reactie op het standpunt van de raadsman, uit welke brief naar voren komt dat de benadeelde partij geen geld van derden heeft ontvangen en persoonlijk de begrafeniskosten heeft betaald.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. primair bewezen geachte feit, door de handelingen van de verdachte - ook al is een andere dader daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 10.987,85, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, betreffende de opgevoerde post ‘bijkomende kosten’ niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 1.primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek ‘De strafbaarheid van het bewezen verklaarde’ vermelde strafbare feit.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (acht) jaren.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 10.987,85 (tienduizend negenhonderd en zevenentachtig euro en vijfentachtig eurocent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 9 juli 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op
€ 500,00.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [nabestaande slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 10.987,85 (tienduizend negenhonderd en zevenentachtig euro en vijfentachtig eurocent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 9 juli 2009, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 89 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2010.