ECLI:NL:RBALK:2010:BL9491

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810039-10 + 14.810104-10 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie, in combinatie met een verslaving aan cocaïne. De officier van justitie vorderde dat de verdachte van alle rechtsvervolging zou worden ontslagen, omdat de strafbare feiten niet aan hem konden worden toegerekend vanwege zijn ziekelijke geestestoestand. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is besloten dat de verdachte voor een periode van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden geplaatst, op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft in haar overwegingen de rapportages van deskundigen meegenomen, die bevestigden dat de verdachte ten tijde van de feiten niet in staat was om zijn gedrag te sturen door zijn psychische aandoeningen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en anderen, en dat intensieve behandeling noodzakelijk is om verdere escalatie van zijn gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14. 810039.10 + 14.810104.10 (ttzgev)
Datum uitspraak : 30 maart 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
gedetineerd in PI N-H Noord, Schutterswei te Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2010.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die er toe strekt dat de rechtbank:
• de ten laste gelegde feiten met parketnummer 14.810039.10 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en de ten laste gelegde feiten met parketnummer 810104.10 onder 1, 2 en 3 primair bewezen zal verklaren;
• verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging, nu de strafbare feiten vanwege de ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend;
• zal gelasten dat verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. E.J. Woud, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres] heeft weggenomen 5, althans een of meer, fles(sen) port, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan [adres] weg te nemen 5, althans een of meer, fles(sen) port, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die fles(sen) port in een geprepareerde tas heeft gedaan en bij de kassa slechts iets anders heeft proberen af te rekenen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2009 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een winkel gevestigd op/aan [adres] aldaar, heeft weggenomen een of meer t-shirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 26 april 2009 in de gemeente Hoorn (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd op/aan [adres] aldaar, heeft weggenomen een of meer zonnebril(len) en/of riem(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
(14.810239.09)
hij op of omstreeks 18 juni 2009 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gelegen aan [adres], heeft weggenomen een flatscreen televisie (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
met betrekking tot parketnummer: 14.810104.10:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening op [adres] uit een auto (merk Renault Kangoo, [kenteken] heeft weggenomen een hamer en/of een pijpensnijder en/of een
tankpas en/of snoepgoed en/of een paar handschoenen (Nike), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op [adres] in/uit een personenauto (merk Fiat Panda, kleur groen) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een hamer de ruit van die auto in te slaan en/of zich met zijn, verdachtes, bovenlichaam in die auto te begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2009 tot en met 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Batavus Touring), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2009 tot en met 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een fiets (Batavus Touring), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
met betrekking tot parketnummer 14/810039.10
1 primair
hij op 25 januari 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gelegen aan [adres] heeft weggenomen 5 flessen port, toebehorende aan [benadeelde partij 1];
2.
hij op 26 april 2009 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een winkel gevestigd aan [adres] aldaar, heeft weggenomen t-shirts, toebehorende aan [benadeelde partij 2];
3.
hij op 26 april 2009 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel, gevestigd aan [adres] aldaar, heeft weggenomen zonnebrillen en riemen, toebehorende aan [benadeelde partij 3];
4.
(14.810239.09)
hij op 18 juni 2009 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel, gelegen aan [adres], heeft weggenomen een flatscreen televisie (merk Samsung), toebehorende aan [benadeelde partij 4];
met betrekking tot parketnummer: 14.810104.10:
1.
hij op 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op [adres] uit een auto (merk Renault Kangoo, [kenteken]) heeft weggenomen een hamer en een pijpensnijder en een tankpas en snoepgoed en een paar handschoenen (Nike), toebehorende aan anderen dan aan verdachte;
2.
hij op 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op [adres] uit een personenauto (merk Fiat Panda, kleur groen) weg te nemen goederen, toebehorende aan [benadeelde partij 6], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en die
weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een hamer de ruit van die auto heeft ingeslagen en zich met zijn, verdachtes, bovenlichaam in die auto heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 november 2009 tot en met 25 februari 2010 in de gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Batavus Touring), toebehorende aan een ander dan aan verdachte.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. NADERE MOTIVERING
Met betrekking tot het onder parketnummer 14.810039.10 onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, nu er geen sprake is geweest van een voltooide diefstal. Verdachte was,op het moment dat hij door de bedrijfsleider werd aangesproken,de kassa nog niet gepasseerd.
Uit de stukken blijkt dat verdachte met een door hem geprepareerde boodschappentas de [benadeelde partij 1] is ingegaan. Op een gegeven moment heeft de aangever gezien dat verdachte vier of vijf flessen Port in deze geprepareerde tas stopte en richting de kassa liep. Door de flessen in een geprepareerde tas te stoppen heeft verdachte de flessen buiten de heerschappij van de eigenaar gebracht en was naar het oordeel van de rechtbank op dat moment reeds sprake van een voltooide diefstal.
Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij eerst ná het passeren van de kassa door de bedrijfsleider is aangesproken, hetgeen ook duidt op een voltooide diefstal, terwijl hij voorts heeft verklaard ook geenszins van plan te zijn geweest voor de flessen Port te betalen.
Het verweer van de raadsman treft derhalve geen doel.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer: 14.810039.10:
ten aanzien van de feiten onder 1 primair, 2, 3 en 4, telkens:
diefstal.
parketnummer: 14.810104.10:
ten aanzien van de feiten onder 1 en 3, telkens:
diefstal.
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte gedateerd 15 juli 2009, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater te Amsterdam. Dit rapport houdt, voor zover van belang, onder meer het volgende in:
Onderzochte, die verdacht werd van een aantal diefstallen, werkte aanvankelijk weliswaar mee aan het onderhavige onderzoek, maar decompenseerde gaandeweg in psychotische zin. Ondergetekende besloot daarom, met het oog op een mogelijke maatregel ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht in ieder geval ten aanzien van het feit dat onderzochte gepleegd zou hebben tussen het eerste en het tweede onderzoeksgesprek, aan de rechtbank te vragen om benoeming van een psycholoog als mederapporteur. De vraagstelling wordt dan ook beantwoord onder voorbehoud van een eventueel psychologisch onderzoek.
Omdat het antisociale gedrag van onderzochte goed verklaarbaar is vanuit de combinatie van deze stoornissen, is opnieuw geen persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Onderzochte bleek in de loop van dit psychiatrische onderzoek een ernstig zieke man.
Schizofrenie is een psychiatrische ziekte die, zeker in de ernstige vorm waarin onderzochte eraan lijdt, nadrukkelijk invloed heeft op emoties, gedachten en gedrag. Dezelfde constatering geldt onderzochtes verslavingsproblematiek. Het is daarom zeer aannemelijk dat de combinatie van deze twee stoornissen oorzakelijk verband heeft met de aan onderzochte ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Onderzochte is op grond van het immer sluimerende en moeilijk behandelbare psychotische proces sterk verminderd draagkrachtig. Deze draagkrachtvermindering betreft het omgaan met de buitenwereld, maar ook het omgaan met impulsen gericht op het gebruik van verdovende middelen. Dit gebruik lijkt bij onderzochte bij te dragen aan vermindering van het subjectief onwelbevinden, dat door de schizofrenie, de antipsychotische medicatie en de uit de schizofrenie voortvloeiende sociaal-maatschappelijke omstandigheden wordt voortgebracht. Gebruik van opiaten draagt in het algemeen bij aan het dempen van psychotische symptomen. Onderzochtes verslaving heeft zo de functie zijn draaglast wat te verminderen. Helaas zijn de door onderzochte gebruikte middelen kostbaar en kan met name cocaïne een toename van de psychose veroorzaken, een tweetal ongewenste aspecten aan onderzochtes middelengebruik. Onderzochtes ouders en bewindvoerder sanctioneren vooral op grond van deze ongewenste aspecten. In de chronisch psychotische en zuchtige conditie van onderzochte geeft hem dit een onoplosbaar probleem, dat onderzochte “oplost” door spullen te stelen om aan geld te komen, als de tenlastegelegde feiten althans bewezen worden geacht. Hoewel onderzochte op zich weet dat hij niet mag stelen, is het de vraag of onderzochte in de conditie waarin hij was ten tijde van de eerste hem tenlastegelegde diefstallen, maar zeker ten tijde van de laatste, nog kon beschikken over enige vrije wil bij het maken van een gedragskeuze. De onmacht om een acceptabele levensweg te kiezen tussen verslaving en psychose, lijkt overigens weerspiegeld, blijkens overleg met collega Degen en onderzochte’s eigen woorden, in de suboptimale afstemming tussen behandelaars van zijn verslaving en behandelaars van zijn schizofrenie. Daarom wordt geadviseerd onderzochte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het ten laste gelegde, indien bewezen, ondanks het overduidelijke materiële gewin dat aan de ten laste gelegde feiten verbonden kan zijn.
Dat onderzochte’s schizofrenie nog veel psychotische symptomen geeft en dat hij zijn middelengebruik niet onder controle heeft, doet vrezen voor een spoedige recidive, zoals die zich eigen lijkt al voorgedaan heeft via de schorsing uit preventieve hechtenis van onderzochte medio juni.
Gekeken naar wetenschappelijk onderbouwde historische risicofactoren voor recidive, geven eerder gewelddadig gedrag, het nagenoeg ontbreken van conflictvrije relaties, problemen in het arbeidsverleden, ernstige problemen met middelengebruik, de psychotische stoornis en de beperkte medewerking aan behandeling een verhoogd risico. Ten aanzien van onderzochte’s actuele toestand zijn gebrek aan zelfinzicht, de actieve psychotische symptomen, de ernstige impulsiviteit en de beperkte reactie op behandeling ongunstig voor het recidiverisico. Onderzochte’s eigen plannen hebben geringe kans van slagen, er is een grote kans op blootstelling aan stress en destabiliserende factoren, een gebrek aan steun en een beperkte medewerking van onderzochte aan behandeling. Deze factoren beïnvloeden het recidiverisico eveneens ongunstig.
Bij vaststelling van de stoornissen, het verband tussen stoornissen en ten laste gelegde, indien bewezen, alsook het sterk verhoogde recidiverisico, is het van groot belang dat onderzochte intensiever behandeld wordt. Intensieve behandeling zou dan zowel op het verder terugdringen van psychotische symptomen gericht moeten zijn, als op het terugdringen van het misbruik van middelen. Deze intensievere behandeling kan onderzochte wellicht worden geboden in het kader van de aan hem opgelegde Voorwaardelijke Machtiging, maar omdat overleg met onderzochte’s behandeling niet toegestaan was, kan ondergetekende niets zeggen over de daadwerkelijke haalbaarheid van een intensievere behandeling in dit juridische kader. Saillant is het dat ondergetekende in het vorige onderzoek Pro Justitia afzag van het advies een maatregel ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht. te adviseren in verband met een aan onderzochte opgelegde Voorlopige Machtiging. Bij de geadviseerde mate van ontoerekeningsvatbaarheid kan de noodzakelijke intensieve behandeling zeker plaatsvinden in het kader van een last ex artikel 37 Wetboek van strafrecht. In de loop van een gedwongen opname in een forensisch psychiatrische setting, bijvoorbeeld op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de Stichting GGZ Noord-Holland Noord, zou met expertise van de Dubbele Diagnose Kliniek gezocht kunnen worden naar een behandelingsstrategie en risicomanagement waaruit respect blijkt voor het onbedwingbare karakter van beide stoornissen van onderzochte, Ondergetekende hoopt zo dat verdere escalatie in het gedrag van onderzochte voorkomen kan worden.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte, gedateerd 15 juli 2009, opgemaakt door B.H. Boer, klinisch psycholoog. Dit rapport houdt, voor zover van belang, onder meer het volgende in:
Betrokkene hoort vanaf zijn 12e jaar stemmen. Op 14 jarige leeftijd begonnen met gebruik van softdrugs. Vanaf zijn 18e contacten met politie en justitie en de Geestelijke Gezondheidszorg. Enkele malen psychiatrisch opgenomen en diagnose schizofrenie werd vastgesteld. Betrokkene lijkt steeds verder achteruit te gaan in zijn functioneren, met als gevolg steeds verdergaande maatschappelijke teloorgang.
Doordat geen van de tenlasteleggingen met betrokkene konden worden besproken, is het niet duidelijk in hoeverre zijn pathologie een rol heeft gespeeld in de situatie rondom en ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Vermoedelijk was hij ten tijde van de delicten psychotisch. Doordat echter met betrokkene de diverse delictscenario’s niet konden worden besproken, kon in het huidig onderzoek geen nauwkeurig beeld worden verkregen van betrokkene’s geestestoestand ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Derhalve kan geen duidelijk advies worden gegeven in hoeverre de feiten betrokkene zijn aan te rekenen, in hoeverre de toerekeningsvatbaarheid is verminderd. Om de recidivekans terug te dringen maar ook voor betrokkenes eigen veiligheid, is een psychiatrische behandeling met een stevige externe structuur en beveiliging vereist. Geziens betrokkene’s pathologie (schizofrenie in combinatie met verslaving) kan gedacht worden aan een behandeling in een dubbel-diagnose-kliniek. Betrokkene is door zijn pathologie niet in staat zich te houden aan behandelafspraken in het kader van een vrijwillige behandeling of een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. Alleen verplichte psychiatrische behandeling heeft kans van slagen, bijvoorbeeld in het kader van een art. 37-maatregel, een ISD traject of via een Rechterlijke machtiging. Indicatiestelling Forensische Zorg kan, in samenwerking met betrokkene’s huidige behandelaren in de GGZ, zorg dragen voor aanmelding bij een geschikte kliniek.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage van 26 januari 2010 van M.M. de Geus, als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder Verslavingszorg. Uit deze rapportage komt naar voren dat verdachte reeds 10 jaar bekend is met een cocaïneverslaving en ernstige psychische en sociale problematiek (schizofrenie).
De deskundige Van Gestel komt in zijn rapportage tot de conclusie dat een noodzakelijke intensieve behandeling van verdachte in het kader van een last ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht dient plaats te vinden. Hij meent dat verdachte ten aanzien van hetgeen hem tenlaste is gelegd, volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Hoewel de deskundige Boer in haar rapportage, gelet op de psychische toestand van verdachte ten tijde van het onderzoek, niet heeft kunnen aangegeven in hoeverre de ten laste gelegde feiten verdachte kunnen worden aangerekend en in hoeverre de toerekeningsvatbaarheid is verminderd, is de deskundige wel van mening dat een psychiatrische behandeling van de verdachte, gelet op de bij verdachte vastgesteld schizofrenie in combinatie met de verslaving, in een verplicht kader noodzakelijk is.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten uit de rapporten van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en – gelet op de rapportages van de deskundigen – gevaarlijk voor zichzelf en voor anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Verdachte dient derhalve naar het oordeel van de rechtbank te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, terwijl daarmee voorts aan de voorwaarden zoals in art. 37 Wetboek van Strafrecht gesteld, is voldaan.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de eerdere opneming van de verdachte in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) verdachte er niet van heeft kunnen weerhouden onder invloed van zijn stoornis herhaaldelijk strafbare feiten te plegen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten voor een termijn van één jaar.
7. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van ÉÉN JAAR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. N.W. Groenhart, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2010.
Mr. N.W. Groenhart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.