ECLI:NL:RBALK:2010:BL8827

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/52
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond; verzoek schadevergoeding afgewezen

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Rube, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum. De rechtbank Alkmaar heeft op 23 februari 2010 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de weigering van een bouwvergunning en vrijstelling voor het oprichten van een woning op een specifiek perceel. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 3 maart 2008, waarin het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, heeft eiseres op 5 januari 2010 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen op haar bezwaar. De rechtbank oordeelde dat het college in gebreke was gebleven en dat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college geen mededeling heeft gedaan over de voortgang van de beslissing, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen binnen twee weken alsnog een beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 10.000,00. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding voor gemaakte kosten is afgewezen, omdat dit pas in de materiële procedure aan de orde kan komen. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 109,25. De uitspraak biedt een duidelijk voorbeeld van de toepassing van de regels omtrent het tijdig beslissen op bezwaar en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 10/52 WRO
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde mr. J. Rube,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum,
verweerder.
Inleiding
Bij besluit van 14 september 2006 heeft verweerder geweigerd bouwvergunning en vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te verlenen voor het oprichten van een woning op het perceel, kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam], [sectie *], [nummer *], plaatselijk bekend [adres] in [plaatsnaam] (hierna: het perceel). Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft eiseres bij brief van 22 maart 2007 beroep ingesteld. Bij besluit van 27 maart 2007, verzonden op 28 maart 2007, heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 14 september 2006 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 maart 2008 heeft de rechtbank onder meer het besluit van 27 maart 2007 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres.
Eiseres heeft op 5 januari 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift. Eiseres heeft voorts verzocht verweerder op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen tot schadevergoeding wegens kosten gemaakt aan advocaat en architect, tot een bedrag van € 6.276,69.
Overwegingen
Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of
- indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Ingevolge het tweede lid wordt de termijn opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Ingevolge het derde lid kan het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
Ingevolge het vierde lid is verder uitstel mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
Ingevolge het vijfde lid doet het bestuursorgaan indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
Verweerder had na de uitspraak van de rechtbank van 3 maart 2008 uiterlijk op 26 mei 2008 opnieuw op het bezwaar moeten beslissen. Deze beslissing kan meebrengen dat de aanvankelijke weigering van de vergunning moet worden heroverwogen. In dat verband heeft verweerder op 4 februari 2009 een ontwerp vrijstellingsbesluit ter inzage gelegd. De daartegen ingebrachte zienswijzen zijn verworpen. De rechtbank constateert voorts dat eiseres verweerder bij brief van 27 november 2009 meegedeeld heeft dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet heeft kunnen beslissen omdat eiseres bij herhaling nalatig is geweest bij het verstrekken van de door verweerder noodzakelijk geachte gegevens betreffende constructies en berekeningen.
Gelet op de tijd die sinds de uitspraak van 3 maart 2008 is verstreken, is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt voort vast dat verweerder geen mededeling als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Awb heeft gedaan.
De stelling dat eiseres nalatig is geweest met het aanleveren van de voor de beoordeling benodigde gegevens, kan niet tot het oordeel leiden dat verweerder niet tijdig opnieuw op het bezwaar kan beslissen. De rechtbank wijst er in dit verband op dat verweerder de weigering om vrijstelling en bouwvergunning te verlenen kan handhaven indien hij meent niet te beschikken over alle benodigde gegevens om op de aanvraag te beslissen.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar te nemen.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 10.000,00.
In de onderhavige procedure is slechts de vraag aan de orde of verweerder al dan niet tijdig op het bezwaar van eiseres heeft beslist. Hetgeen eiseres meer heeft verzocht kan bij die vraag niet worden betrokken. De beoordeling van het verzoek om schadevergoeding kan bij de materiële beoordeling van het geschil aan de orde te komen.
Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 109,25 (1 punt x factor 0,25 x € 437,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van zeer gering gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op een besluit op het bezwaar te nemen binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 10.000,00;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 150,00 aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres in dit geding ten bedrage van € 109,25, te betalen aan eiseres;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2010 door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Bankert, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder verzet doen bij de rechtbank. Verzet wordt gedaan door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (verzetschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank Alkmaar, sector Bestuursrecht, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar.
Als u het verzet mondeling op een zitting wilt toelichten, moet u daarom vragen in uw verzetschrift. Op deze zitting gaat het uitsluitend over het door u ingediende verzet en niet over het door u ingediende beroep.