ECLI:NL:RBALK:2010:BL7611

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810359-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware straf voor gewapende overvallen op ING Bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drie gewapende overvallen op ING Bankfilialen in Castricum, Nunspeet en Diemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 september 2009 in Castricum, met geweld en bedreiging, een bedrag van ongeveer 24.000 euro heeft afgenomen van de bank, waarbij hij de medewerkers bedreigde met een vuurwapen. Op 31 juli 2009 heeft hij in Nunspeet een bedrag van 2.575 euro gestolen, ook onder bedreiging van geweld. Ten slotte heeft hij op 13 augustus 2009 in Diemen een bedrag van 23.180 euro afgenomen, wederom met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing en heeft hem een gevangenisstraf van 7,5 jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de ING Bank en de slachtoffers, toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schade aan de slachtoffers te vergoeden, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte grote angst en schade heeft veroorzaakt bij de slachtoffers en een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
SECTOR STRAF
Parketnummer : 14/810359-09 + 16/442385-08 (tul) (P)
Datum uitspraak : 16 maart 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering tot aanpassing van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 17 september 2009 in de gemeente Castricum met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 24.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 1], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2], (beiden) werkzaam in genoemde bank, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2], (beiden) werkzaam in genoemde bank, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 24.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die bank is binnengegaan en/of (vervolgens) een pistool, althans een daarop gelijkend vuurwapen, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap, althans het hoofd, van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en/of heeft gedrukt en/of haar/hen dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of heeft voorgehouden en/of die [slachtoffer 1] met dat pistool, althans met dat daarop gelijkend voorwerp, (krachtig) op/tegen haar hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer 2] (stevig) bij haar haren heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en/of hen/haar (dreigend) heeft toegevoegd: “Ik wil een ton” en/of “Ik heb vijf kogels, ik schiet jullie zo dood”, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2009 in de gemeente Nunspeet met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 2.575 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 3], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 4], (beiden) werkzaam in genoemde bank, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 4], (beiden) werkzaam in genoemde bank, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongveer) 2.575 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die bank is binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] (stevig) bij haar haren heeft vastgepakt en/of haar aan haar haren heeft voortgetrokken en/of een pistool, althans een daarop gelijkend vuurwapen, op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer 3] heeft geplaatst en/of heeft gedrukt en/of haar/hem/hen dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of heeft voorgehouden en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, in aanwezigheid van hen heeft doorgeladen en/of die [slachtoffer 4] heeft vastgebonden en/of die [slachtoffer 3] heeft laten vastbinden en/of hen/haar/hem (dreigend) heeft toegevoegd: “Ik schiet je in je rug”, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2009 in de gemeente Diemen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 23.180 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 5], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 6], (beiden) werkzaam in genoemde bank, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 5], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 6], (beiden) werkzaam in genoemde bank, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 23.180 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die bank is binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] (stevig) bij haar haar heeft vastgepakt en/of haar aan haar haren heeft voortgetrokken en/of haar heeft geduwd en/of die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] met een pistool, althans met een daarop gelijkend voorwerp, één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft geplaatst en/of heeft gedrukt en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of haar/hem/hen dat pistool, althans dat daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of heeft voorgehouden en/of die [slachtoffer 6] heeft vastgebonden en/of die [slachtoffer 5] heeft laten vastbinden en/of hen/haar/hem (dreigend) heeft toegevoegd: “Ik ga jullie afmaken” en/of “Ik ga schieten”, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 28 augustus 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer rolletje(s) munten en/of enveloppe(n), althans één of meer goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 7], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 8], (beiden) werkzaam in genoemde bank, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 7], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 8], (beiden) werkzaam in genoemde bank, heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer rolletje(s) munten en/of enveloppe(n), althans één of meer goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die bank is binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 8] heeft geslagen en/of heeft geduwd en/of een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 7], althans hem/hen dat vuurwapen, althans dat daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of heeft voorgehouden en/of hem/hen (dreigend) heeft toegevoegd: “Pinnen, pinnen”, althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 7], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 8], (beiden) werkzaam in genoemde bank, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 7], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 8], (beiden) werkzaam in genoemde bank, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de ING Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die bank is binnen gegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 8] heeft geslagen en/of heeft geduwd en/of een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 7], althans hem/hen dat vuurwapen, althans dat daarop gelijkend vuurwerp, heeft getoond en/of heeft voorgehouden en/of hem/hen (dreigend) heeft toegevoegd: “Pinnen, pinnen”, althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) geld en/of (een) goed(eren) uit de in die bankgebouw aanwezige kluis heeft gepakt, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
ten aanzien van feit 4
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 primair aan verdachte ten laste gelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten en omstandigheden bij deze overval op zichzelf niet zeer specifiek zijn, maar dat zij in onderlinge samenhang bezien en in vergelijking met die bij de overvallen op de ING Banken in Castricum, Nunspeet en Diemen – die de officier van justitie ook bewezen acht – dermate specifiek zijn dat verdachte ook voor deze overval als dader kan worden aangemerkt.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan vastgesteld kan worden dat zijn cliënt het ten laste gelegde heeft gepleegd.
C. Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden bij deze overval op een aantal essentiële onderdelen niet overeenkomen met die betreffende andere ten laste gelegde feiten.
5. De bewijsmotivering
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, nu zijn cliënt dit feit heeft bekend. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde, nu er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan vastgesteld kan worden dat zijn cliënt deze feiten heeft gepleegd. De enkele omstandigheid dat er in verband met het onder 2 ten laste gelegde een vingerafdruk is aangetroffen op een bierblikje dat voor de ING Bank stond, maakt niet dat zijn cliënt als dader aangemerkt kan worden.
C. Beoordeling van de tenlastelegging
feit 1
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 17 september 2009, omstreeks 17.00 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de ING Bank in Castricum. Verdachte is de bank binnengegaan waar op dat moment twee bankmedewerksters, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aanwezig waren. [slachtoffer 2] heeft opgemerkt dat de verdachte heel erg naar alcohol stonk. Verdachte heeft [slachtoffer 2] bij haar haren gepakt, waarop [slachtoffer 2] heeft gereageerd dat hij niet zo hard moest trekken omdat dat pijn deed. Verdachte heeft een wapen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht. Hij heeft met dit wapen een klap tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gegeven, die daardoor op de grond is gevallen en een hoofdwond heeft opgelopen. Verdachte heeft het wapen tegen de slaap van [slachtoffer 2] gezet en heeft tegen de medewerksters geroepen: “Ik wil een ton” en “ik heb vijf kogels, ik schiet jullie zo dood”. [slachtoffer 2] heeft een bedrag van € 12.000 opgevraagd en toen het geld uit de kas was gekomen, heeft [slachtoffer 2] dat aan verdachte gegeven, die het geld vervolgens in een tas heeft gedaan. Daarna moest zij nog een keer € 12.000,00 euro opnemen en heeft zij ook dat geld aan verdachte gegeven. Verdachte heeft gezegd dat hij weg wilde en is met [slachtoffer 2] naar het magazijn gelopen. De gealarmeerde politie is het magazijn aan de achterzijde van de bank binnengegaan. Verbalisanten hebben verdachte daar aangehouden. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de aangehouden persoon degene was die de bankoverval had gepleegd. De politie heeft in de loods een wapen aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het wapen een gasrevolver betreft. Tijdens de fouillering van verdachte is € 24.000,00 aangetroffen. Dit geld behoort toe aan de ING Bank. Verdachte heeft bekend het feit te hebben gepleegd.
feit 2
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 31 juli 2009, omstreeks 12.00 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de ING Bank in Nunspeet. Verdachte is de bank binnengegaan waar op dat moment twee bankmedewerkers, te weten de heer [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 4], aanwezig waren. Verdachte heeft [slachtoffer 4] bij haar haren gepakt, hard aan haar haren getrokken en haar daaraan meegetrokken. In zijn andere hand had verdachte een op een pistool gelijkend voorwerp (verder ook te noemen: wapen) en hij heeft dit wapen afwisselend op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gericht. Hij is [slachtoffer 3] hiermee blijven bedreigen. Verdachte heeft het wapen zo krachtig tegen het voorhoofd van [slachtoffer 3] gezet dat een afdruk op zijn voorhoofd was te zien. Verdachte heeft de slede van het wapen naar achteren getrokken en doorlaadbewegingen gemaakt. Hij heeft gezegd dat hij 1 en 2 euro munten wilde en heeft een tas op de balie gegooid. [slachtoffer 3] heeft toen de kluis geopend en de rollen munten in die tas gedaan. [slachtoffer 4] heeft gemerkt dat verdachte sterk naar bier rook. Verdachte heeft tie-rips aan [slachtoffer 4] gegeven en gezegd dat zij de handen van [slachtoffer 3] moest vastbinden. Verdachte heeft zelf de handen van [slachtoffer 4] vastgebonden. Hij heeft het wapen op [slachtoffer 3] gericht en gezegd: “Ik schiet je in je rug”. Verdachte heeft in totaal een bedrag van € 2.575,00 meegenomen. Dit geld behoort toe aan de ING Bank.
[getuige 1] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij tegenover de ING Bank woont. Hij heeft op 31 juli 2009 rond 10.45 uur een jongeman vlakbij de pinautomaat bij de ING Bank zien staan met een groen blikje in zijn hand. Hij heeft deze man omschreven als een man met een zwarte huidskleur, tussen de 25 en 30 jaar, rond de 1,75 meter en een normaal tot tenger postuur. Toen [getuige 1] na 15 minuten terugkwam, zag hij dat deze man nog steeds op dezelfde plek stond. Even later heeft hij de man hard weg zien lopen. Vervolgens is de man gaan rennen. Hij is achter deze man aangegaan, maar heeft hem uit het oog verloren. [getuige 1] heeft gezien dat er nabij de pinautomaat een groen Heineken blikje op de grond stond en heeft dit aan de politie aangewezen. De politie heeft dit blikje – waarvan de inhoud naar bier rook – in beslag genomen en bemonsterd. Uit het dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat op dit blikje een vingerspoor van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], is aangetroffen.
[getuige 2], caissière bij de winkel van Albert Heijn te Nunspeet, heeft verklaard dat op 31 juli 2009 ongeveer tussen 12.00 uur en 13.00 uur een man een groen blikje Heineken bier wilde kopen. Zij heeft hem naar zijn ID-kaart gevraagd, maar deze had hij niet bij zich. Hij heeft tegen haar gezegd dat hij eerder die ochtend in de winkel van Albert Heijn was geweest en toen wel bier had gekocht. Zij heeft deze persoon omschreven als een jongen van rond de 19 jaar oud, in het zwart gekleed met kort en donker haar. Hij had een donkere huidskleur en donkere ogen en sprak de Nederlandse taal, hetgeen overeenkomt met het signalement van verdachte.
Op de in beslag genomen camerabeelden van de winkel van Albert Heijn te Nunspeet is te zien dat om 11.41 uur een man binnenkomt. De rechtbank heeft uit eigen waarneming vastgesteld dat de persoon op de foto’s een zeer sterke gelijkenis vertoont met verdachte en is dan ook van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat verdachte degene is die om 11.41 uur de winkel van Albert Heijn is binnengelopen. Aangever [slachtoffer 3] heeft de persoon op dezelfde foto’s herkend als dader van de overval. Hij zag het direct aan de kleding, de houding en de wijze waarop deze persoon zijn tas draagt.
Ten slotte is van belang dat aangeefster [slachtoffer 4] heeft opgemerkt dat de adem van de overvaller sterk naar bier rook, waar een soortgelijke constatering is gedaan door aangeefster [slachtoffer 2] ten aanzien van de overvaller in Castricum (feit 1).
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.
feit 3
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 13 augustus 2009, omstreeks 17.30 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de ING Bank in Diemen. Verdachte is de bank binnengegaan waar op dat moment twee bankmedewerkers, te weten de heer [slachtoffer 5] en mevrouw [slachtoffer 6], aanwezig waren. Verdachte heeft [slachtoffer 6] hard bij haar haren gepakt en [slachtoffer 6] aan haar haren meegesleurd en haar naar beneden geduwd. Hij heeft met een op een pistool gelijkend voorwerp (verder ook te noemen: wapen) meerdere malen op het hoofd van [slachtoffer 6] geslagen, die daardoor meerdere builen op het hoofd heeft opgelopen. Verdachte heeft een tas naar [slachtoffer 5] gegooid en gezegd: “geld, geld, geld”. [slachtoffer 5] heeft op het kassysteem op € 10.000,00 gedrukt. Toen de kasautomaat het geldbedrag gaf, moest [slachtoffer 5] dit in de tas doen. Verdachte wilde meer geld en [slachtoffer 5] heeft toen € 12.000,00 ingetoetst op het apparaat. [slachtoffer 5] heeft de tas gevuld met het geld. Verdachte heeft het wapen tegen de neus van [slachtoffer 6] gedrukt, waardoor zij een wond aan haar neus heeft opgelopen. Hij heeft ook het wapen op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gericht. Terwijl verdachte [slachtoffer 6] aan haar haren heeft getrokken, heeft hij het wapen op haar gericht gehouden. [slachtoffer 6] moest [slachtoffer 5] met tie-rips vastbinden aan een paal en verdachte heeft [slachtoffer 6] vastgebonden met tie-rips. Verdachte heeft steeds gedreigd en tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gezegd: “Ik ga jullie afmaken” en “ik ga schieten”. Hij heeft in totaal een bedrag van € 23.180,00 meegenomen dat toebehoort aan de ING Bank.
Door de regiopolitie Noord en Oost Gelderland zijn beelden veilig gesteld bij de winkel van Albert Heijn te Nunspeet van een mogelijke dader van de overval op de ING Bank te Nunspeet op 31 juli 2009. Gezien de mogelijke relatie tussen de overvallen in Nunspeet en Diemen, zijn de prints van deze beelden getoond aan aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de lichaamslengte, het postuur, de haardracht, de contouren, de schoudertas, de zwarte gympen en de jas – afgezien van het embleem op de jas dat hij zich niet kan herinneren – overeenkomen met de overvaller. Het gezicht is op de foto te onduidelijk, waardoor [slachtoffer 5] niet met zekerheid kan zeggen of deze man de overval heeft gepleegd. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat de lichaamslengte, het postuur en de haardracht van deze persoon hetzelfde zijn als van de overvaller, maar dat de kleding van de man niet hetzelfde is. Het gezicht is op de foto te onduidelijk voor herkenning.
Na aanhouding van verdachte op 17 september 2009 in verband met de overval op de ING Bank te Castricum (het onder 1 ten laste gelegde), is op 21 oktober 2009 de moeder van verdachte, [getuige 3], als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat haar zoon overal en nergens woont en soms bij zijn zus [zus van verdachte] slaapt. Op 21 oktober 2009 is ook de vriendin van verdachte, [getuige 4], als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte met één van zijn zussen goed contact heeft en dat deze zus in Amsterdam woont. Uit onderzoek is gebleken dat de zus van verdachte, [zus van verdachte], in het GBA is ingeschreven op de [adres] te Amsterdam. Met toestemming van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken is deze woning op 18 november 2009 doorzocht. In het keukenkastje, onder in het keukenblok is achter de schoonmaakmiddelen een witte stoffen tas van het merk Dolce & Gabanna aangetroffen met daarin een paar handschoenen en zwarte tie-rips.
Bij het onderzoek in de ING Bank in Diemen heeft de politie twee sets zwarte tie-rips aangetroffen en in beslag genomen. De grootte van deze tie-rips komt overeen met die van de aangetroffen tie-rips in de woning. De in de bank aangetroffen tie-rips zijn dactyloscopisch onderzocht. Van de bemonstering van één set is een onvolledig complex DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van ten minste twee personen, waarvan minimaal één man. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met dit onvolledige complexe DNA-profiel. Dit betekent dat de verdachte één van de donoren kan zijn van het celmateriaal van deze set tie-rips. Vanwege de onvolledigheid en complexiteit van het DNA-mengprofiel van het celmateriaal is een statische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match niet uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de tas, handschoenen en tie-rips op een zodanige plaats in de woning aan de [adres] zijn aangetroffen, dat deze daar kennelijk zijn weggelegd met het doel deze te verbergen. Nu verdachte volgens zijn moeder overal en nergens verblijft en soms bij zijn zus slaapt, van wie is vastgesteld dat zij aan de [adres] woont, is het naar het oordeel van de rechtbank zeer aannemelijk dat de aldaar aangetroffen goederen toebehoren aan verdachte. Aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben verklaard dat verdachte tijdens de overval een tas naar [slachtoffer 5] gooide om het geld in te doen. Deze tas was beige van kleur en onderaan stond in zwarte letters: D&G van het merk Dolce & Gabbana. Ook zijn er bij deze overval zwarte tie-rips gebruikt, die wat betreft de grootte en kleur overeenkomen met de in de woning aangetroffen tie-rips. Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank dermate specifiek dat het zeer aannemelijk is dat de aangetroffen tas van het merk Dolce en Gabanna en overeenkomstige zwarte tie-rips zijn gebruikt bij de overval op de ING Bank in Diemen. Daar komt nog bij, dat verdachte blijkens een uitgebracht deskundigenrapport één van de donoren kan zijn van het celmateriaal op de aangetroffen set tie-rips in de ING Bank.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd.
D. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 september 2009 in de gemeente Castricum met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden werkzaam in de ING Bank aldaar, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 24.000 euro, toebehorende aan de ING Bank, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die bank is binnengegaan en vervolgens een op een pistool gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht en dat op een pistool gelijkend voorwerp tegen de slaap van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en die [slachtoffer 1] met dat op een pistool gelijkend voorwerp krachtig tegen haar hoofd heeft geslagen en die [slachtoffer 2] stevig bij haar haren heeft vastgepakt en hen dreigend heeft toegevoegd: “Ik wil een ton” en “Ik heb vijf kogels, ik schiet jullie zo dood”;
2.
hij op 31 juli 2009 in de gemeente Nunspeet met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], beiden werkzaam in de ING Bank aldaar, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 2.575 euro, toebehorende aan de ING Bank, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die bank is binnengegaan en vervolgens die [slachtoffer 4] stevig bij haar haren heeft vastgepakt en haar aan haar haren heeft voortgetrokken en een op een pistool gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en dat op een pistool gelijkend voorwerp tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 3] heeft geplaatst en gedrukt en in aanwezigheid van hen heeft doorgeladen en die [slachtoffer 4] heeft vastgebonden en die [slachtoffer 3] heeft laten vastbinden en hem dreigend heeft toegevoegd: “Ik schiet je in je rug”;
3.
hij op 13 augustus 2009 in de gemeente Diemen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], beiden werkzaam in de ING Bank aldaar, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 23.180 euro, toebehorende aan de ING Bank, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die bank is binnengegaan en vervolgens die [slachtoffer 6] stevig bij haar haren heeft vastgepakt en haar aan haar haren heeft voortgetrokken en haar heeft geduwd en die [slachtoffer 6] met een op een pistool gelijkend voorwerp meermalen met kracht op het hoofd heeft geslagen en dat op een pistool gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft geplaatst en gedrukt en dat op een pistool gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en die [slachtoffer 6] heeft vastgebonden en die [slachtoffer 5] heeft laten vastbinden en hen dreigend heeft toegevoegd: “Ik ga jullie afmaken” en “Ik ga schieten”.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 3
telkens: afpersing.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar omdat niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging en maatregel
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan een drietal ernstige afpersingen met een zeer gewelddadig karakter. Bij deze afpersingen was telkens sprake van bedreigingen van de bankmedewerkers met een vuurwapen, verbale bedreigingen en grof fysiek geweld tegen de meeste van deze medewerkers. Verdachte heeft zich niet in het minst om hun gevoelens bekommerd. De buit bedroeg totaal bijna € 50.000,00. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld. Hij heeft door de afpersingen grote angst bij de slachtoffers teweeg gebracht, zoals ook blijkt uit de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaringen en de schriftelijke toelichtingen op de ingediende vorderingen tot vergoeding van schade. De afpersingen hebben dan ook een enorme impact gehad op het leven van de slachtoffers. Afgezien daarvan is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden. Bovendien maken dergelijke afpersingen een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De afpersingen hebben bovendien geleid tot grote materiële schade en overlast voor de ING Bank. In zijn hebzucht heeft verdachte dan ook veel leed en schade berokkend aan anderen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 18 september 2009, waaruit blijkt dat verdachte door de kinderrechter is veroordeeld tot een jeugddetentie ter zake van een geweldsmisdrijf. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld voor drugsdelicten en vermogenscriminaliteit.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van een lange duur.
9. Vorderingen van de benadeelde partijen
ING Bank N.V.
De gemachtigde [naam gemachtigde] heeft namens de benadeelde partij ING Bank N.V. vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 30.600,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: de buit: € 24.000,00; recherche-uren: € 1.800,00 en bedrijfsmaatschappelijkwerkuren: € 4.800,00.
De officier van justitie heeft zich terechtzitting op het standpunt gesteld dat de buit: € 24.000,00 dient te worden teruggegeven. Indien de rechtbank daartoe beslist, dient de vordering in zoverre te worden afgewezen. Voor het geval de rechtbank niet tot teruggave beslist, dient de vordering in zoverre te worden toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat het resterende gedeelte moet worden afgewezen, nu de gemaakte kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de buit: € 24.000,00 dient te worden afgewezen, nu op andere wijze is voorzien in de teruggave, zoals vermeld in de rubriek “Beslag”.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak, nu dit gedeelte niet is onderbouwd en aldus door de rechtbank niet getoetst kan worden of deze bedragen reëel zijn. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat gedeelte desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4.850,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: materiële schade: € 350,00 en immateriële schade: € 4.500,00.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente. Tevens heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft gesteld dat deze vordering niet van eenvoudige aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 350,00 en de immateriële schade ten bedrage van € 4.000,00 zijn voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “Bewezenverklaring” onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 4.350,00, zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 17 september 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen, nu de rechtbank van oordeel is dat de tot nu toe geleden schade in billijkheid dient te worden geschat op eerder genoemd bedrag van € 4000,00 en er voorts geen onderscheid dient te worden gemaakt in de door de benadeelde partijen geleden immateriële schade.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4.424,50 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: materiële schade: € 424,50 en immateriële schade: € 4.000,00.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente. Tevens heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft gesteld dat deze vordering niet van eenvoudige aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 424,50 en de immateriële schade ten bedrage van € 4.000,00 zijn voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “Bewezenverklaring” onder feit 1 bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, kan de vordering worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.500,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: immateriële schade: € 2.500,00.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente. Tevens heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft gesteld dat deze vordering niet van eenvoudige aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De gevorderde immateriële schade is voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat de vordering geheel kan worden toegewezen. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “Bewezenverklaring” onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 2.500,00 zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 31 juli 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.500,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: immateriële schade: € 2.500,00.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente. Tevens heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft gesteld dat deze vordering niet van eenvoudige aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De gevorderde immateriële schade is voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat de vordering geheel kan worden toegewezen. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “Bewezenverklaring” onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 2.500,00 zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft vóór aanvang van de terechtzitting over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4.500,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij zou hebben toegebracht. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is door middel van een voegingsformulier ingediend en is als volgt opgebouwd: immateriële schade: € 4.500,00.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, inclusief de wettelijke rente. Tevens heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft gesteld dat deze vordering niet van eenvoudige aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De gevorderde immateriële schade ten bedrage van € 4.000,00 is voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zodat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “Bewezenverklaring” onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 4.000,00, zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen, nu de rechtbank van oordeel is dat de tot nu toe geleden schade in billijkheid dient te worden geschat op eerder genoemd bedrag van € 4000,00 en er voorts geen onderscheid dient te worden gemaakt in de door de benadeelde partijen geleden immateriële schade.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek “Bewezenverklaring”
- onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank zal daarom de schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 4.350,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank zal daarom de schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 4.424,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 3]. De rechtbank zal daarom de schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 5]. De rechtbank zal daarom de schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 6]. De rechtbank zal daarom de schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 4.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Beslag
Ten aanzien van het beslag vordert de officier van justitie dat de navolgende en op de beslaglijst aangeduide voorwerpen met nummer:
- cd-rom (1), cd-rom (2), simkaart Lyca (6), strippenkaart (7), cd-rom (9),
cd-rom (10), blik Heineken (12), telefoontoestel Nokia 1202 (13) en een geldbedrag van € 24.000,00 (14) worden teruggegeven aan de rechthebbende en
- tie-rip (3), tie-rip (4), revolver (8), tie-rip (11) en tie-rip (24) worden onttrokken aan het verkeer en
- tas Dolce & Gabanna (5), schoeisel (15), riem Gucci (16), pet Gucci (17), ondergoed Björn Borg (18), broek Dolce &Gabanna (19), sok (20), T-shirt met Snoopy opdruk (21), jas Ice Iceberg (22) en tas Gucci (23) worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft deze vorderingen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie kunnen worden toegewezen, in die zin dat de navolgende en op de beslaglijst aangeduide voorwerpen met nummer:
- cd-rom (1), cd-rom (2), simkaart Lyca (6), strippenkaart (7), cd-rom (9), cd-rom (10) en telefoontoestel Nokia 1202 (13),
worden teruggegeven aan de rechthebbende.
- een geldbedrag van € 24.000,00 (14),
wordt teruggegeven aan de rechthebbende, te weten ING Bank N.V.
- tas Dolce & Gabanna (5), blik Heineken (12), schoeisel (15), riem Gucci (16), pet Gucci (17), ondergoed Björn Borg (18), broek Dolce &Gabanna (19), sok (20), T-shirt met Snoopy opdruk (21), jas Ice Iceberg (22) en tas Gucci (23),
worden verbeurdverklaard. De voorwerpen behoren toe aan de verdachte. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan. De voorwerpen zijn derhalve vatbaar voor verbeurdverklaring.
- tie-rip (3), tie-rip (4), revolver (8), tie-rip (11) en tie-rip (24),
worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
12. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de Politierechter te Utrecht van 21 januari 2009 in de zaak met parketnummer
16/442385-08 aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom zal de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf te worden gelast.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 36c, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
14.Beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek “Bewezenverklaring” aangeduid, heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek “Bewezenverklaring” bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek “Strafbaarheid van het bewezenverklaarde” vermelde strafbare feiten.
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (zeven) jaren en 6 (zes) maanden.
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
gelast de teruggave aan de rechthebbende van: cd-rom (1), cd-rom (2), simkaart Lyca (6), strippenkaart (7), cd-rom (9), cd-rom (10) en telefoontoestel Nokia 1202 (13).
gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten ING Bank N.V. van: een geldbedrag van € 24.000,00 (14).
verklaart verbeurd: tas Dolce & Gabanna (5), blik Heiniken (12), schoeisel (15), riem Gucci (16), pet Gucci (17), ondergoed Björn Borg (18), broek Dolce &Gabanna (19), sok (20), T-shirt met Snoopy opdruk (21), jas Ice Iceberg (22) en tas Gucci (23).
verklaart onttrokken aan het verkeer: tie-rip (3), tie-rip (4), revolver (8), tie-rip (11) en tie-rip (24).
wijst af de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. ten aanzien van de buit: € 24.000,00.
verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 4.350,00 (vierduizend driehonderdvijftig euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 17 september 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 4.350,00 (vierduizend driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 17 september 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 4.424,50 (vierduizend vierhonderdvierentwintig euro en vijftig cent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 17 september 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 4.424,50 (vierduizend vierhonderdvijfentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 17 september 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 31 juli 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 31 juli 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij, [slachtoffer 3], tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3] op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij, [slachtoffer 5], tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5] op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot het hierna te noemen bedrag.
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 4.000,00 (vierduizend euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening.
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] te betalen een som geld ten bedrage van € 4.000,00 (vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 13 augustus 2009, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij, [slachtoffer 6], tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 6] op nihil.
gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, opgelegd bij voormeld vonnis van de Politierechter te Utrecht van 21 januari 2009 in de zaak met parketnummer 16/442385-08, aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Haverkate, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. van Aert, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2010.
mr. E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen