ECLI:NL:RBALK:2010:BL6734

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
315728 CV EXPL 09-6429
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en onrechtmatig handelen in kort geding tussen Double RR Assurantiën B.V. en voormalig werknemer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Double RR Assurantiën B.V. (hierna: Double RR) een kort geding aangespannen tegen haar voormalig werknemer, [gedaagde], wegens vermeende schending van een concurrentiebeding. Double RR stelt dat [gedaagde] na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst op 15 mei 2009 stelselmatig klanten van Double RR heeft benaderd om hen als klant voor zijn eigen onderneming te werven. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen concurrentiebeding tussen partijen tot stand is gekomen. Dit oordeel is gebaseerd op de betwisting van de ondertekening van het concurrentiebeding door [gedaagde], die aangaf dat zijn handtekening vervalst was. De kantonrechter concludeert dat het concurrentiebeding geen dwingend bewijs oplevert, waardoor er van moet worden uitgegaan dat er geen concurrentiebeding is overeengekomen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de stelling van Double RR verworpen dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Hoewel [gedaagde] erkende dat hij na zijn vertrek 28 polissen heeft overgesloten, heeft hij betwist dat hij actief klanten van Double RR heeft benaderd. De kantonrechter oordeelt dat Double RR niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Gezien deze overwegingen heeft de kantonrechter de vordering van Double RR afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

De uitspraak is gedaan door de kantonrechter P.J. Jansen op 16 februari 2010, waarbij de kosten voor de gemachtigde van [gedaagde] zijn vastgesteld op € 400,--.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 315728 CV EXPL 09-6429
Uitspraakdatum: 16 februari 2010
Vonnis in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap Double RR Assurantiën B.V., gevestigd te Purmerend
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: Double RR
gemachtigde: mr. F.J. Resius, advocaat te Purmerend
tegen
[naam], wonende te Heerhugowaard
gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.C. Rietveld, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij te Amsterdam.
Het procesverloop
1. Double RR heeft op de gronden zoals vermeld in de dagvaarding van 25 november 2009 een voorziening gevorderd.
2. De zaak is behandeld op de zitting van 2 februari 2010. Daar zijn namens Double RR verschenen [...] bijgestaan door mr. Resius. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Rietveld. Tevens is verschenen [iemand] van Loof&Finance B.V (hierna: Loof). Beide partijen hebben voorafgaand aan de zitting stukken overgelegd.
3. Na afloop van de zitting is vandaag uitspraak bepaald.
4. De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de door partijen overgelegde producties, wordt hier als overgenomen beschouwd.
De uitgangspunten
5. [gedaagde] is op 1 november 2008 in dienst getreden bij Double RR in de functie van schadebehandelaar/adviseur. De arbeidsovereenkomst is op 15 mei 2009 met wederzijds goedvinden beëindigd.
6. Voorafgaand aan de indiensttreding bij Double RR was [gedaagde] in een vergelijkbare functie werkzaam bij Flevas Assurantiën C.V. (hierna: Flevas). Flevas is in november 2008 overgenomen door Double RR.
7. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Double RR is [gedaagde] als zelfstandig verzekeringsadviseur gaan werken, in samenwerking met Loof.
8. Er is door Double RR op 11 november 2009 conservatoir beslag gelegd op de woning en een bankrekening van [gedaagde].
Het geschil
9.1. Double RR vordert als voorziening bedoeld in artikel 254, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen zich gedurende een periode van vijf jaren na 1 november 2008 te onthouden van verdere zakelijke contacten met de klanten van Double RR, het oversluiten van polissen daaronder begrepen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van € 100.000,-;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.158,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde], bij wijze van voorschot op de geleden schade, te veroordelen tot betaling van
€ 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2009, dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de kosten van het gelegde beslag.
9.2. Double RR stelt ter onderbouwing van haar vordering, kort en zakelijk weergegeven, het volgende. Tussen partijen is een concurrentiebeding overeengekomen. Volgens Double RR handelt [gedaagde] in strijd met dit beding doordat hij na 15 mei 2009 stelselmatig klanten van Double RR heeft benaderd om hen als klant voor zijn eigen onderneming te werven, dan wel doordat hij voor bestaande relaties verzekeringspolissen heeft doen oversluiten. Voor het geval geen sprake zou zijn van een concurrentiebeding, voert Double RR aan dat [gedaagde] met zijn concurrerende activiteiten ook onrechtmatig handelt ten opzichte van haar.
10. [gedaagde] stelt dat de vordering moet worden afgewezen. Volgens [gedaagde] is tussen partijen geen concurrentiebeding overeengekomen. Daarbij voert [gedaagde] aan dat het bij de dagvaarding overgelegde schriftelijke concurrentiebeding niet door hem is ondertekend en dat een daarop geplaatste handtekening niet van hem afkomstig is. Verder betwist [gedaagde] dat sprake is van onrechtmatig handelen.
De beoordeling
11. De spoedeisendheid van de zaak is in voldoende mate gebleken en volgt ook uit de aard van de zaak.
12. In dit kort geding moet worden beoordeeld of er feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden zijn die een onmiddellijke voorziening vereisen, dan wel of de vordering van Double RR in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de gevorderde voorziening. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
13.1. In de eerste plaats moet de vraag worden beantwoord of tussen partijen een concurren¬tie¬beding is overeengekomen. Daarover wordt het volgende overwogen.
13.2. Op het door Double RR overgelegde schriftelijke concurrentiebeding staan onder meer handtekeningen van [...]. Tevens staat daarop boven de voorgedrukte naam van [gedaagde] een handtekening. [gedaagde] betwist dat deze handtekening door hem is geplaatst en hij heeft in dat verband op 24 januari 2010 aangifte gedaan van vervalsing van zijn handtekening.
13.3. Uit artikel 159, tweede lid, van het Rv volgt dat een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. [gedaagde] heeft de ondertekening van het schriftelijke concurrentiebeding, dat moet worden aangemerkt als een onderhandse akte, stellig ontkend. Dat betekent dat het schriftelijke concurrentiebeding geen dwingend bewijs oplevert en dat het op de weg ligt van Double RR, die zich op het beding beroept, om het bewijs te leveren dat de ondertekening van [gedaagde] afkomstig is. Daarvoor is een nader onderzoek nodig, waarin naar alle waarschijnlijkheid een handschriftdeskundige zich zal moeten buigen over de vraag of de handtekening onder het concurrentiebeding van [gedaagde] afkomstig is. Voor een dergelijk onderzoek is in deze procedure in kort geding geen plaats.
13.4. Dit betekent dat er in het kader van dit kort geding door de kantonrechter geen betekenis wordt toegekend aan het door Double RR overgelegde concurrentiebeding. Daaruit volgt ook dat ervan moet worden uitgegaan dat er geen concurrentiebeding is overeengekomen tussen partijen en dat [gedaagde] niet in strijd met een dergelijk beding heeft gehandeld.
13.5. Anders dan Double RR, ziet de kantonrechter geen reden om te oordelen dat de ontkenning van de ondertekening door [gedaagde] onsamenhangend en ongeloofwaardig is, en daarom niet aannemelijk. Blijkens de stukken is er van de zijde van Double RR voor het eerst in een e-mail van 29 september 2009 melding van gemaakt dat er een concurrentiebeding was overeengekomen. In reactie daarop heeft [gedaagde], bij brief van zijn gemachtigde van 2 november 2009, betwist dat een dergelijk beding tussen partijen was overeengekomen. Nadat bij de dagvaarding het concurrentiebeding was overgelegd, heeft [gedaagde] eerdergenoemde aangifte van vervalsing van zijn handtekening gedaan. Ter zitting heeft [gedaagde] zijn standpunt herhaald en gehandhaafd. Hieruit blijkt niet dat de opstelling van [gedaagde] inconsistent of onsamenhangend is. Daarnaast kan de kantonrechter aan de vergelijking ter zitting van de handtekening van [gedaagde] en de handtekening op het origineel van het schriftelijke concurrentiebeding geen conclusies verbinden, met name niet de conclusie dat de ontkenning door [gedaagde] van de echtheid van de ondertekening ongeloofwaardig is.
14. De kantonrechter volgt Double RR niet in haar stelling dat [gedaagde] door zijn concurrerende activiteiten ook onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat er na 15 mei 2009 door hem in ieder geval 28 polissen van verschillende klanten van Double RR zijn overgesloten en ondergebracht bij Loof. Die enkele omstandigheid brengt echter nog geen ongeoorloofde concurrentie met zich mee. Volgens rechtspraak kan onder omstandigheden sprake zijn van onrechtmatige concurrentie door de ex-werknemer, indien met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij de voormalige werkgever, stelselmatig en substantieel actief onder klanten met een duurzaam karakter van de ex-werkgever wordt geworven (zie onder meer de uitspraak van het Hof Arnhem van 17 juli 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer LJN BB0528). [gedaagde] heeft de stelling van Double RR dat hij actief klanten van haar heeft benaderd, gemotiveerd betwist. Ter ondersteuning van die betwisting heeft [gedaagde] verklaringen overgelegd, waaruit blijkt dat verschillende klanten [gedaagde] vanwege hun (soms) jarenlange band met hem hebben verzocht om oversluiting van hun verzekering. Double RR heeft daartegenover niet aan de hand van verklaringen of stukken aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] niettemin actief is geweest in het stelselmatig op zijn initiatief benaderen van klanten die tot haar duurzame klantenbestand behoren. Gelet daarop kan in dit kort geding niet worden geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld.
15. De conclusie is dat de vordering van Double RR moet worden afgewezen. Double RR zal daarom worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Double RR in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 400,-- voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde], waarover Double RR geen BTW verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 16 februari 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter