ECLI:NL:RBALK:2010:BL6623

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111337
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegde vertegenwoordiging en ontbreken volmacht in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 februari 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Adviesburo Installatietechniek T&H (eiseres) en een groothandel in wijnen (gedaagde). De eiseres vorderde betaling van een bedrag van EUR 9.437,03, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een veronderstelde overeenkomst tussen haar en de gedaagde, waarbij LCAdv als vertegenwoordiger van de gedaagde zou hebben opgetreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen opdracht of volmacht was verleend aan LCAdv om namens de gedaagde op te treden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet de schijn van volmachtverlening heeft gewekt en dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was dat LCAdv bevoegd was om de gedaagde te vertegenwoordigen.

De procedure begon met een dagvaarding op 3 juni 2009, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis. De rechtbank heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De eiseres stelde dat de gedaagde de facturen van Adviesburo T&H moest voldoen, omdat LCAdv als haar vertegenwoordiger had opgetreden. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde niet had ingestemd met de vertegenwoordiging door LCAdv en dat er geen bewijs was dat LCAdv de gedaagde had gevolmachtigd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van Adviesburo T&H afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op EUR 1.217,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.S. Reid en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JR/SA
zaaknummer / rolnummer: 111337 / HA ZA 09-540
datum: 17 februari 2010
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. ADVIESBURO INSTALLATIETECHNIEK T&H,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. E.M. van Zelm te De Bilt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BEDRIJFSNAAM GEDAAGDE],
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.A.M. Schilder te Volendam.
Partijen zullen hierna Adviesburo T&H en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 juni 2009 met acht producties
- de conclusie van antwoord met twee producties
- het tussenvonnis van 23 september 2009
- de brief van [gedaagde] van 18 december 2009 waarbij drie producties
- de brief van Adviesburo T&H van 23 december 2009 waarbij twaalf producties
- het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2010.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Adviesburo T&H is een adviesbureau, gespecialiseerd in installatietechniek. [gedaagde] is een groothandel in wijnen.
2.2.De firma LCAdv is een adviesbureau, gespecialiseerd in bouwprojectbegeleiding. LCAdv heeft de ontwerpfase ten behoeve van een nieuw te bouwen bedrijfspand voor [gedaagde] begeleid.
2.3.Op 25 mei 2007 is door Adviesburo T&H aan LCAdv een offerte groot [euro] 18.897,72 uitgebracht voor advieswerkzaamheden voor voormelde nieuwbouw. Op deze offerte staat als 'opdrachtgever' LCAdv vermeld, en Adviesburo T&H als 'adviseur'. Pagina 4 van de offerte kent onder het kopje "Regeling tussen Opdrachtgever en Adviseur"onder meer de volgende bepaling: "Het is gewenst aan de gebruikelijke procedure van offerte en opdrachtbevestiging aan aantal nadere regelingen toe te voegen. Deze regeling heeft voornamelijk betrekking op de volgende onderwerpen:
[...]
- De honorering
- [...].
Onder het kopje '3. Honorering' staat vervolgens onder meer de volgende bepaling:
"[...]
3.4. De betaalbaarstelling van het honorarium door de opdrachtgever vindt plaats naar evenredigheid van de verrichte werkzaamheden."
2.4.Bij brief van 6 juli 2007 heeft LCAdv de opdracht verstrekt. De eerste alinea van deze brief luidt, voor zover van belang:" Namens mijn opdrachtgever kan ik u opdracht verstrekken voor de advieswerkzaamheden zoals door u geoffreerd d.d. 25 mei 2007 onder ref [...]".
2.5.Op 20 juli 2007 had een van de projectleiders van Adviesburo T&H, de heer [naam 1], een bespreking met de heer [naam 2], de architect [naam 3] en de heer [naam 4] van LCAdv om het zogenoemde 'programma van eisen' te bespreken.
2.6.De nieuwbouw heeft uiteindelijk plaatsgevonden zonder gebruikmaking van de diensten van LCAdv of Adviesburo T&H.
2.7.Adviesburo T&H heeft op 31 december 2007 en 31 januari 2008 een tweetal facturen (van respectievelijk [euro] 3.774,82 en [euro] 5.662,23) aan [gedaagde] gestuurd. Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
3.Het geschil
3.1.Adviesburo T&H vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 9.437,03 inclusief BTW, vermeerderd met rente, opslagrente en (buitengerechtelijke) kosten. Zij voert daartoe - kort gezegd - aan, dat door tussenkomst van LCAdv een overeenkomst tussen Adviesburo T&H en [gedaagde] tot stand is gekomen. Zij stelt daartoe dat LCAdv bevoegd was [gedaagde] te vertegenwoordigen, althans dat [gedaagde] de schijn heeft gewekt dat dit zo was.
3.2.[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Op grond van de tekst van de offerte van 25 mei 2007 ligt voor de hand dat LCAdv, als de daarin vermelde 'opdrachtgever', de facturen van Adviesburo T&H moet voldoen. Tussen partijen is echter in geschil of [gedaagde] deze facturen moet voldoen. Partijen zijn het er over eens dat dit slechts het geval is als LCAdv gevolmachtigd was [gedaagde] te vertegenwoordigen, dan wel als Adviesburo T&H terecht in die veronderstelling verkeerde.
4.2.[gedaagde] heeft uitvoerig en gemotiveerd betwist dat zij LCAdv heeft gevolmachtigd in haar naam overeenkomsten te sluiten. Daartoe heeft zij ten eerste gesteld dat niet zij, maar Vino Via Vastgoed BV de rechtspersoon was die de ontwikkeling van de nieuwbouw voor haar rekening nam. Ten bewijze hiervan heeft [gedaagde] een factuur overgelegd die is verzonden door LCAdv aan Vino Via Vastgoed BV ter zake van 'Honorarium advieswerkzaamheden nieuwbouw'. Hiertegenover zijn door Adviesburo T&H onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om bedoelde volmacht te veronderstellen, of, zo deze feiten zouden worden bewezen, deze volmacht te kunnen bewijzen. In het bijzonder omdat Mul in zijn brief van 18 december 2009, voor Adviesburo T&H geschreven ten behoeve van deze zaak, zelf ook niet stelt dat aan LCAdv door [gedaagde] een dergelijke volmacht is verleend.
4.3.Het voorgaande laat onverlet dat ingevolge artikel 3:61, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek door [gedaagde] bij Adviesburo T&H het gerechtvaardigde vertrouwen kan zijn gewekt dat LCAdv bevoegd was haar te binden. Daarvoor is wel een verklaring of gedraging van [gedaagde] vereist. Dat Adviesburo T&H in haar brief van 6 juli 2007 schrijft de opdracht 'namens' haar opdrachtgever te verstrekken kan dit gerechtvaardigde vertrouwen dus niet teweegbrengen.
4.4.Adviesburo T&H heeft verzuimd (voldoende) feiten te stellen, die het gerechtvaardigde vertrouwen dat [gedaagde] haar opdrachtgever was bij haar hebben kunnen wekken. Bij dagvaarding is daarover niets aangevoerd, anders dan dat [gedaagde] zich liet vertegenwoordigen door LCAdv. Dit is onvoldoende. Nog altijd geldt de regel dat men, "ook door een vertegenwoordiger, alleen dan door overeenkomst kan worden verbonden, indien men zijn wil daartoe heeft geopenbaard, hetzij rechtstreeks hetzij doordat zulks uit de gedragingen van den verbonden persoon in verband met de eischen van het maatschappelijk verkeer en het daardoor bij de wederpartij opgewekte vertrouwen kan worden afgeleid"1. Ter gelegenheid van de comparitie heeft Adviesburo T&H nog gesteld dat [naam 2] in de bijeenkomst van 20 juli 2007 zijn wensen omtrent de nieuwbouw in het bijzijn [naam 4] en [naam 1] kenbaar heeft gemaakt. Dat brengt echter niet mee dat Adviesburo T&H erop mocht vertrouwen dat haar opdrachtgever niet LCAdv, maar [gedaagde] was. De verklaring van [naam 4] in zijn brief van 18 december 2009 dat hij de offerte van 25 mei 2007 naar [gedaagde] zou hebben doorgestuurd - waarnaar Adviesburo T&H ter zitting heeft verwezen - komt in dit kader geen bijzondere betekenis toe, omdat door Adviesburo T&H niet is gesteld dat zij voorafgaand aan 18 december 2009 hiervan op de hoogte was. Hetzelfde lot treft haar stelling dat [naam 3] wél voor zijn werkzaamheden door [gedaagde] is betaald, reeds omdat [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat [naam 3] rechtstreeks van [naam 2] zijn opdracht heeft gekregen. Ook het zonder protest behouden van de door Adviesburo T&H aan [gedaagde] verzonden facturen - zo dit al juist is -, kan (ook in onderlinge samenhang met voormelde omstandigheden) de schijn van volmachtverlening niet wekken. Op grond van het voorgaande moet de vordering worden afgewezen.
4.5.Adviesburo T&H zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 313,00
- salaris advocaat EUR 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.217,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af,
5.2.veroordeelt Adviesburo T&H in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.217,00,
5.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2010.