2.18Bij brief van 25 januari 2010 heeft de raad van toezicht het bestuur het volgende meegedeeld:
"naar aanleiding van het verschijnen van het onderzoeksrapport van de commissie-Van Veen - dat wij op 22 december j.l. van u hebben ontvangen - vraagt de raad van toezicht het bestuur van Beter Wonen om als opdrachtgever op korte termijn een reactie te geven op het rapport alsmede op de bevindingen en aanbevelingen van de commissie-Van Veen. Een en ander was reeds geagendeerd voor het overleg dat tussen bestuur en RvT zou plaatsvinden op 4 januari jI.
Inmiddels heeft het ministerie van VROM/WWI - naar aanleiding van gesprekken met de commissie Van Veen, het bestuur en de RvT - al wel haar bevindingen en aanbevelingen opgesteld. Wij hebben van het ministerie begrepen dat u daarvan middels een brief op de hoogte bent gebracht. De RvT ontvangt graag een afschrift van de brief die het bestuur hierover van het ministerie van VROM/WWI heeft ontvangen, alsmede de brief die het bestuur aan het ministerie heeft gestuurd. Gezien de bevindingen en aanbevelingen van de commissie-Van Veen willen wij uw schriftelijke reactie op het rapport alsmede uw correspondentie met VROM/WWI graag op korte termijn met u bespreken."
2.19Het bestuur heeft hierop gereageerd bij brief van 27 januari 2010 en de raad onder meer het volgende meegedeeld:
"Het onderzoeksrapport heeft u - reeds eerder dan 22 december jl.- rechtstreeks
toegezonden gekregen van de heer Van der Star van het CFV, die dit aan het bestuur heeft bevestigd. Dat deze handelwijze onjuist is, is evident. Het bestuur is immers opdrachtgever van het onderzoek. Vervolgens heeft u reeds overleg gehad met het CFV, buiten het bestuur om, over het rapport. Althans over 1 punt in het rapport, de grondaankoop van "De Kule". Daarna heeft u, wederom zonder dat het bestuur op de hoogte werd gesteld, overleg gehad met VROM aangaande voornoemd punt. Vervolgens is door VROM met de onderzoekscommissie gesproken over, wederom uitsluitend, voornoemd punt én de in dat verband door de RvT geuite wens om twee bestuursleden te schorsen. Hieropvolgend werd het bestuur verordonneerd bij VROM te verschijnen. Aldaar heeft geen inhoudelijke bespreking van voornoemd punt plaatsgevonden, laat staan van het gehele rapport. Het bestuur werd uitsluitend meegedeeld dat de RvT twee bestuursleden wenste te schorsen en werd de twee bestuursleden verzocht om het niet zover te laten komen (met het oog op de zaak die onder de rechter ligt), doch om hangende het onderzoek naar voornoemd punt vrijwillig hun bestuurstaken neer te leggen. Aldus is op geen enkel moment het rapport en de aanbevelingen inhoudelijk besproken, noch heeft VROM haar bevindingen over het rapport naar aanleiding van voormelde gesprekken aan ons op schrift gesteld c.q. kunnen stellen. Tot op heden is een inhoudelijke bespreking van het rapport niet aan de orde geweest.
Evenmin hebben wij als bestuur een schriftelijke reactie op het rapport geformuleerd.
Reeds vanaf voor het moment van verschijnen van het rapport (14 december jl.) heeft u ons 7 dagen per week beziggehouden met schorsingen, annuleren van een algemene ledenvergadering, voornemens tot schorsingen, een vanwege uw handelen noodzakelijk te voeren kortgedingprocedure, wederom voornemens tot schorsingen en de in dat verband door u gezochte interventie van VROM.
Alvorens wij tot een schriftelijke reactie kunnen komen c.q. u ons de gelegenheid geeft daartoe te kunnen komen, dienen wij het rapport eerst te bespreken met de
onderzoekscommissie. Wij merken daarnaast op dat u ervan op de hoogte bent dat het bestuur elke maandagmiddag vergadert en dat de bestuursleden (ook) elders hun werkzaamheden hebben. Voor uw telkenmale overhaaste acties is in dat perspectief geen plaats, noch bestaat daartoe op enige grond een noodzaak.
Een bespreking op maandag 1 februari a.s. kan dan ook niet aan de orde zijn. (...)
Ten slotte wijzen wij er op dat wij u hebben uitgenodigd om agendapunten te berichten ten behoeve van de begin maart te houden algemene ledenvergadering. Wij wensen mede in het belang van de handhaving van de democratische structuur van de vereniging niet aan uw verzoek gehoor te geven om de agendapunten voor de komende ALV af te stemmen."
2.20 Bij brief van 28 januari 2010 heeft de raad het bestuur onder meer het volgende meegedeeld:
"Dat u als bestuur vooralsnog weigert uw standpunt met betrekking tot de inhoud van het rapport van de commissie-Van Veen bekend te maken, kan door de raad van toezicht (RvT) niet anders worden opgevat dan dat u de ernst van de inhoud van het rapport niet inziet of wilt inzien. Voorzover u de ernst van het rapport wel inziet, bent u kennelijk weigerachtig om naar aanleiding daarvan te handelen, met name ten aanzien van de integriteitsvragen die een aantal kwesties in het rapport oproepen, zoals ook inmiddels door het ministerie van VROM/WWI is onderkend. Onbegrijpelijk is dat u eerst het rapport zou moeten bespreken met de commissie alvorens daarop een schriftelijke reactie te kunnen geven. In dit verband wijzen wij er op dat u reeds uitgebreid overleg heeft gehad met de commissie over het conceptrapport, naar aanleiding waarvan het eindrapport door de commissie werd aangeboden. Verder merken wij op dat een reactie van het bestuur op de inhoud van het rapport reeds was geagendeerd voor het overleg dat op 4 januari j.l. zou plaatsvinden tussen het bestuur en de RvT.
De inhoud van het rapport, alsmede de laconieke houding van u als bestuur ten aanzien van de inhoud daarvan, vormen voor de RvT in zijn hoedanigheid van toezichthoudend orgaan alle aanleiding om een forensisch vervolgonderzoek te laten plaatsvinden, mede in het licht van mogelijk strafbare feiten. Ook in dat voornemen wordt de RvT bevestigd door zowel VROM/WWI als het CFV. De RvT zal in dat onderzoek onder meer de grondaankopen en het aanbestedingsbeleid bij alle projecten van Woningbouwvereniging "Beter Wonen" over een langere periode betrekken. (...)Teneinde een vervolgonderzoek op de kortst mogelijke termijn te laten aanvangen en te waarborgen dat een dergelijk onderzoek zal kunnen plaatsvinden zonder beïnvloeding daarvan door het bestuur, verzoekt de RvT het bestuur hangende het onderzoek tijdelijk terug te treden. Mocht u aan dit verzoek niet willen voldoen, dan is de RvT voornemens om tot schorsing van het bestuur over te gaan."
2.21 Het bestuur heeft op 29 januari 2010 de raad schriftelijk voor zover van belang het volgende meegedeeld:
"Het bestuur betreurt het dat u als RvT niet inziet dat u debet bent aan de situatie zoals die is ontstaan.
Zoals aangegeven heeft u niet de moeite genomen om ons eerder te vragen om een reactie op de bevindingen van de onderzoekscommissie. 4 januari jl. zou geen overleg tussen bestuur en RvT zijn geweest in dat verband. Die bijeenkomst had u voorzien voor het horen van de heren Eiser sub 3 en Eiser sub 4 in het kader van uw voornemen tot schorsing van beide heren.
Wij betwisten - mede gelet op het hierboven staande - ten stelligste uw conclusie dat het bestuur weigert een standpunt in te nemen met betrekking tot de inhoud van het rapport en meer in het bijzonder ten aanzien van concreet de grondaankoop De Kule. Dit klemt te meer nu het bestuur juist ten aanzien van het onderwerp in verband waarmee integriteitsvragen zijn gerezen expliciet het belang erkent van zorgvuldig handelen. Voor de goede orde en expliciet in tegenstelling tot hetgeen u kennelijk aanneemt en suggereert in uw brief - is er geen sprake van een integriteitskwestie ten aanzien van de heren Eiser sub 2 en Eiser sub 3. Ook de onderzoekscommissie heeft aangegeven dat de aankoop van De Kule een strategisch juiste keuze is geweest van het toenmalige (7-koppige) bestuur, welke beslissing is geaccordeerd door de toenmalige Raad van Toezicht. Zowel het ministerie als de onderzoekscommissie heeft bovendien het bestuur meegedeeld dat van enige verdenking jegens de heer Eiser sub 2 en de heer Eiser sub 3 geen sprake is, doch dat kernpunt is dat mogelijk derden de woningbouwvereniging zouden hebben benadeeld. Reden waarom het bestuur er op bedacht is hier omzichtig mee om te gaan. Wij dienen te voorkomen dat op voorhand verdenking c.q. beschuldiging van personen ontstaat, zonder dat eerst goed is nagedacht over de wijze van aanpak van een vervolgonderzoek. Daar zijn wij als bestuur al mee begonnen. Wij zijn voornemens in samenwerking met VROM het vervolgonderzoek te starten. In dat verband is eveneens van belang dat de bevindingen van de onderzoekscommissie, "niet op straat komen te liggen", danwel naar de pers gelekt worden, alvorens nader onderzoek heeft plaatsgevonden. Wij betreuren het dan ook ten zeerste ervan kennis te hebben moeten nemen dat niet alleen een aantal raadsleden van de gemeente Wieringen over een afschrift van het rapport beschikt, maar ook dat de lokale pers nu al weet dat er begin volgende week weer bestuursleden geschorst zullen worden. Wellicht dat u daarover enige opheldering kan verschaffen.
Wij wensen gelet op het voorgaande, en teneinde het uitsluitend wisselen van standpunten op schrift te doorbreken, de kwestie op maandagavond om 19.30 uur ten kantore van Beter Wonen met u te bespreken op constructieve wijze, in die zin dat wij met u het plan van aanpak voor het vervolgonderzoek bespreken. Daarbij is van belang dat het onderzoeksrapport en datgene dat momenteel nog niet helder is buiten de media wordt gehouden. Wij verzoeken u nadrukkelijk de belangen van alle betrokken personen (toenmalig bestuur, toenmalige RvT, notaris, makelaar) èn de vereniging met zorgvuldigheid in het vizier te houden. (Wederom) schorsen van bestuursleden kan in dat kader evenmin aan de orde zijn. Wij laten ons ter bespreking vergezellen van onze advocaat, om escalatie te voorkomen. Uiteraard staat het U vrij om ook uw advocaat bij de bespreking aanwezig te laten zijn.
Voorts wijzen wij u erop dat het bestuur haar verantwoordelijkheid heeft genomen bij het initiëren van een onderzoek. (...) Ook nu zal het bestuur de verantwoordelijkheid op zich nemen en, zoals vermeld, in samenwerking met VROM, opdracht geven tot het vervolgonderzoek.
Hierbij gaan afschriften van de briefwisseling tussen VROM en het bestuur ten aanzien van het verzoek om bestuurstaken vrijwillig neer te leggen in verband met nader onderzoek naar de grondaankoop van De Kule. Zoals wij u al berichtten met onze brief van 27 januari jI. heeft geen inhoudelijke bespreking plaatsgevonden van het onderzoeksrapport, noch is daarover tussen het bestuur en VROM gecorrespondeerd.
Ten slotte verzoeken wij u aan te geven of u nog steeds bereid bent om tot mediation te komen met één van de door de voorzieningenrechter voorgestelde personen. Wat het bestuur betreft is het thans uit te laten voeren nader onderzoek daarin geen beletsel. Ook in dit verband benadrukken wij dat het belang van de vereniging is wat telt."
2.21 Op deze laatste brief heeft de raad van toezicht als volgt gereageerd:
"Wij zien hierin geen aanknopingspunten om af te wijken van hetgeen wij gesteld hebben in onze brieven van resp. 25 januari j.l. en 28 januari j.l. aan het bestuur. Graag zien wij vóór zondag 31 januari 12.00 uur uw schriftelijke reactie op het rapport-Van Veen per mail tegemoet.
Deze reactie willen wij vervolgens met u bespreken op 1 februari a.s. om 20.00 uur in café De Harmonie. Tevens vernemen wij in dat gesprek uw reactie op het voorstel van de RvT aan u als bestuur om vrijwillig terug te treden, dan wel het voornemen van de RvT om u als bestuur te schorsen hangende het vervolgonderzoek.
U heeft aangegeven uw advocaat bij dat gesprek aanwezig te laten zijn. Wij hebben daar geen bezwaar tegen."
2.22 Op 29 januari 2010 heeft ook de voorzitter van de onderzoekscommissie, Van Veen, de raad zijn standpunt in deze kwestie meegedeeld. Daarbij heeft hij onder meer het volgende aangevoerd:
Met zorg heb ik kennis genomen van uw voornemen om het Bestuur te dwingen om op maandag 1 februari 2010 met u te spreken over het Rapport Van Veen.
U veronderstelt kennelijk ook dat er brievenwisseling is geweest tussen de
vertegenwoordigers van het Ministerie van Volkhuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu beheer (VROM) en het Bestuur over dit rapport en dat is nog niet het geval geweest. Het heeft dus ook niet veel zin om daarover met het Bestuur van gedachten te wisselen.
(...)
Ik ben het oneens met de vertegenwoordigers van VROM, waar we als Commissie een gesprek hebben gehad over het Rapport en u daarna hebt gesproken met VROM om twee bestuursleden van BW tijdelijk 'buiten dienst' te stellen, hangende nadere onderzoeken. Ik heb dat persoonlijk met klem ontraden en ik ontraad u ook om een dergelijke actie te nemen.
Het is in niemands belang en zeker niet in het belang van BW.
Er moeten prioriteiten gesteld worden in deze volgorde:
1. Zo snel mogelijk moet het mediationtraject worden gevolgd en afgerond;
2. De door VROM gewenste onderzoeken moeten snel worden gedaan en afgerond;
3. Op de ALV op 5 maart 2010 dienen de leden kennis te nemen van wat allemaal gepasseerd is sinds de laatste ALV en daar een oordeel over kunnen uitspreken.
4. Het Bestuur het te voeren beleid met u doorspreekt, zodra het Rapport is bestudeerd en het Bestuur zich daar een oordeel over heeft kunnen vormen.
Intussen dient BW bestuurd te worden en is het daarom noodzakelijk dat het Bestuur de rust en de gelegenheid krijgt om dat ook te doen. Dat kan alleen maar door de bestuursleden allen in functie te laten.
De onderzoeken dienen met de nodige vertrouwelijkheid behandeld te worden, daar voortijdige publicaties hierover - in welke vorm dan ook - nadelig kunnen zijn voor het onderzoek en zelfs juridische konsekwenties kan hebben, zoals schadeclaims."
2.23 Een bespreking tussen de raad en het bestuur heeft op 1 februari 2010 niet plaatsgevonden, waarna de raad het bestuur op 2 februari 2010 heeft ingelicht over het door hem genomen schorsingsbesluit. Daarbij is het volgende aangevoerd:
"In december is het onderzoeksrapport-Van Veen verschenen, naar aanleiding van een opdracht van woningbouwvereniging Beter Wonen. Hierin zijn naar de mening van de raad van toezicht verschillende integriteitsvraagstukken naar boven gekomen die aanleiding geven tot vervolgonderzoek. Dat onderzoek zal ons inziens een forensisch karakter moeten hebben, gelet op de mogelijkheid van strafbare feiten. In die opvatting worden wij gesteund door het ministerie van VROM/WWI en het CFV.
Na overleg met de onderzoekscommissie, het bestuur van Beter Wonen en de raad
van toezicht van Beter Wonen heeft het ministerie van VROM/WWI aan twee leden van het bestuur - dhr. Eiser sub 2 en dhr. Eiser sub 3 - het dringende verzoek gedaan om hangende het vervolgonderzoek vrijwillig terug te treden, omdat zij mede object van onderzoek zullen zijn. In verschillende brieven aan het ministerie en aan de raad van toezicht van Beter Wonen heeft u als bestuur te kennen gegeven aan dat verzoek niet gevolg te zullen geven.
Inmiddels zijn na de aanbieding van het rapport meer dan zes weken verstreken. De
raad van toezicht heeft verschillende keren verzocht aan het bestuur om een
schriftelijke reactie te geven op c.q. een standpunt in te nemen ten aanzien van de
inhoud en bevindingen van het onderzoeksrapport. Tot op heden hebben wij uw
reactie niet ontvangen.
Ook hebben wij verschillende keren tevergeefs getracht om u te horen over de
inhoud en bevindingen van het rapport. Daarnaast heeft het bestuur in verschillende
brieven aan de raad van toezicht er blijk van gegeven de ernst van de
integriteitsvraagstukken die uit het rapport naar voren komen vooralsnog niet in te
(willen) zien.
Wij zijn van mening dat, gelet op het bovenstaande, een terugtreding van het gehele bestuur voor de duur van ten minste het vervolgonderzoek noodzakelijk is, zodat het vervolgonderzoek ongestoord kan plaatsvinden en de bestuurlijke integriteit van de woningbouwvereniging niet in het geding komt. Hierbij delen wij u mede dat de raad van toezicht naar aanleiding van het voorgaande besloten heeft u met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuur van woningbouwvereniging Beter Wonen voor de duur van ten minste het vervolgonderzoek.
De raad van toezicht benadrukt dat het hiervoor bedoelde vervolgonderzoek niet
betekent dat tegen (leden van) het bestuur enige verdenking is gerezen. Omdat een
vervolgonderzoek mede bestuurshandelingen tot onderwerp zal hebben, dient daarbij (de schijn van) een verstrengeling van bij (leden van) het bestuur betrokken belangen te worden voorkomen.
Teneinde de bestuurlijke continuïteit van de vereniging te waarborgen zal
overeenkomstig het bepaalde in de statuten van Beter Wonen - door twee leden in
de raad van toezicht in het bestuur van de vereniging worden voorzien. De
betreffende leden van de raad van toezicht zullen zich daarbij professioneel laten
bijstaan en trachten te verrichten bestuurshandelingen te beperken tot het strikt
noodzakelijke in afwachting van een andere (interim) invulling van het bestuur. Op de eerstkomende ALV zal voor een interimoplossing een voorstel aan de leden worden gedaan. Op die ALV zal ook de schorsing van het bestuur aan de leden worden voorgelegd."
2.24 Op dit schorsingsbesluit heeft het bestuur bij brief van 3 februari 2010 als volgt gereageerd:
"Met uw schorsingsbericht van heden heeft u uw lang door u ingezette en door ons voorziene koers voortgezet.
(...) Meer in het bijzonder - en wij hebben u dat al eerder meegedeeld - gaat het erom dat mogelijk derden (en niet het toenmalige bestuur) de bedrijfsvereniging hebben benadeeld. Daarenboven is het nog altijd aan het bestuur zelf én de ALV om te oordelen of zij het verstandig acht bestuurstaken neer te leggen in het kader van een mogelijke belangenverstrengeling. Wel, wij kunnen u meedelen, zoals wij al eerder hebben gedaan, dat er voor ons geen reden is om de bestuurstaken neer te leggen. (...)
Wij erkennen uw onrechtmatig genomen schorsingsbesluit niet en zullen onze taken voortzetten. Ook zullen wij dit schorsingsbesluit wederom aan de rechter voorleggen."
2.25 Op 8 februari 2010 heeft overleg plaatsgevonden tussen de heer F. Gedaagde sub 4 (hierna: Gedaagde sub 4), een van de door de raad uit zijn midden aangewezen interimbestuurders, de adviseur van de raad de heer Parie en Eiser sub 4. In deze bijeenkomst is een voorstel van het bestuur besproken inhoudende dat de opdracht tot het geven van een nader onderzoek gezamenlijk zou worden gegeven door Eiser sub 4 en Gedaagde sub 4 na het samen formuleren van de onderzoeksvragen, waarbij voorrang zou worden gegeven aan de door VROM geformuleerde onderzoeksvragen, en dat Eiser sub 2 en Eiser sub 3 hun taken als bestuurder tot 1 maart 2010 niet zouden verrichten in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
2.26 Na intern beraad heeft de raad dit voorstel van de hand gewezen.