ECLI:NL:RBALK:2010:BL4598

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810385-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor een reeks van vermogens- en geweldsdelicten, waaronder diefstal en mishandeling van politieambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van vermogens- en geweldsdelicten. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord – HvB Schutterswei. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 5 oktober 2009 en 16 oktober 2009, in de gemeenten Beverwijk en Heerhugowaard, meerdere inbraken heeft gepleegd en daarbij goederen heeft weggenomen, waaronder een Philips LCD-televisietoestel, een digitale fotocamera en een geldbedrag. Tevens heeft de verdachte op 16 oktober 2009 twee politieambtenaren mishandeld tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs, maar heeft hem wel veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, waaronder diefstal en mishandeling van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 11 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de politieambtenaren die door de verdachte zijn mishandeld. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte blijk heeft gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van personen en andermans eigendommen, en dat zijn daden niet alleen materiële schade, maar ook psychisch ongemak voor de slachtoffers hebben veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810385.09 (P)
Datum uitspraak : 9 februari 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord – HvB Schutterswei.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. T.J.E. op de Weegh, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
14.810385.09
hij op of omstreeks 16 oktober 2009 te Middenmeer, gemeente Wieringermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een zwarte (dames)tas en/of een geldbedrag van (ongeveer) 225,- euro en/of een Cibercom laptop en/of een Thomson computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
14.810385.09
hij op of omstreeks 05 oktober 2009 in de gemeente Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een Philips LCD-televisietoestel en/of een Travaler digitale fotocamera en/of een geldbedrag van (ongeveer) 300,- euro en/of één of meer autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
3.
14.810385.09
hij op of omstreeks 05 oktober 2009 in de gemeente Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte Volkswagen Passat (kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2009 tot en met 16 oktober 2009 in de gemeente Beverwijk, in elk geval in Nederland, een zwarte Volkswagen Passat (kenteken: [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Volkswagen Passat wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
14.810385.09
hij op of omstreeks 16 oktober 2009 in de gemeente Heerhugowaard, opzettelijk
mishandelend een ambtenaar, te weten [aspirant agent], aspirant van politie Noord-Holland Noord, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, één of meermalen (met kracht) op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
14.810385.09
hij op of omstreeks 16 oktober 2009 in de gemeente Alkmaar, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar], agent van politie Noord-Holland Noord, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
* (met kracht) heeft beetgepakt en/of
* (met kracht) tegen een muur heeft gegooid/gesmeten en/of
* één of meermalen (met kracht) op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
14.703454.09
hij in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente
Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een Samsung (mobiel) telefoontoestel en/of een zwarte Toshiba laptop en/of een OV-maandkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente
Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een Toshiba laptop heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
7.
14.703454.09
hij op of omstreeks 24 september 2009 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een op/aan de [straatnaam] staande personenauto (Opel Omega, kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een personenauto (Opel Omega, kenteken: [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
8.
14.703454.09
hij op of omstreeks 24 september 2009 in de gemeente Heerhugowaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (gestolen) auto één of meermalen (met kracht) tegen een stilstaande auto (BMW 530) heeft gereden, (terwijl die [slachtoffer 5] bezig was uit die BMW te stappen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
opzettelijk en wederrechtelijk een BMW 530 personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door als bestuurder van een (gestolen) auto één of meermalen (met kracht) tegen die BMW te rijden;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2 ( inbraak [straatnaam] te Beverwijk)
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu hiervoor onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is. De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit voor het onder 2 tenlastegelegde. De verdachte heeft op de terechtzitting aangevoerd dat dit feit hem helemaal niets zegt.
De rechtbank komt met de officier van justitie en de raadsvrouw tot de conclusie dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden in verband met het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 primair (gekwalificeerde diefstal VW Passat) en 3 subsidiair (opzetheling/schuldheling VW Passat)
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair tenlastegelegde nu in het dossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte door getuigen in de gestolen Volkswagen Passat is gezien.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat naast de aangifte geen wettig bewijs in het dossier voorhanden is en dat verdachte deze feiten ontkent. De raadsvrouw stelt bovendien dat als de verdachte in de gestolen auto zou zijn gezien, dit onvoldoende bewijs oplevert om inbraak in de woning van de aangever aan te nemen.
De raadsvrouw stelt zich met betrekking tot het subsidiaire feit op het standpunt dat het dossier ten aanzien van het sporenonderzoek in de weggenomen Volkswagen Passat te onduidelijk is en de uitkomst van het sporenonderzoek niet als bewijs mag dienen.
De rechtbank komt met de officier van justitie en de raadsvrouw tot de conclusie dat het onder 3 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, nu zich naast de aangifte geen ander wettig bewijs in het dossier bevindt.
Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw komt de rechtbank tot de conclusie dat ook het onder 3 subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier weliswaar worden vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2009 in Middenmeer in betrokken Volkswagen Passat heeft gereden, maar uit de stukken blijkt niet op welke wijze voor verdachte duidelijk had moeten of kunnen zijn dat deze auto gestolen was. De auto was immers op 5 oktober 2009 bij een inbraak in Beverwijk reeds ontvreemd tezamen met de autosleutels. Bij gebreke aan braaksporen aan de auto en bij gebreke aan nadere informatie over het tijdstip en de wijze van het voorhanden krijgen van de auto door de verdachte, kan derhalve niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een gestolen auto ging.
Ten aanzien van feit 6 primair (inbraak woning [adres] Heerhugowaard)
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder feit 6 primair tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd. De officier van justitie voert hiertoe aan dat de deze inbraak is gepleegd met behulp van het zogenaamde hengelen, welke methode de modus operandi is die verdachte gebruikt bij inbraken. Verdachte heeft kort na deze inbraak een bij deze inbraak gestolen laptop aangeboden aan de getuige [slachtoffer 7]. In combinatie met de aangifte leidt dit er toe dat de telastegelegde inbraak wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 6 primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, ook al zou de verdachte de gestolen laptop hebben aangeboden, dit tezamen met de genoemde hengelmethode, onvoldoende bewijs is voor de onder 6 primair tenlastegelegde woninginbraak. De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken voor het onder 6 primair tenlastegelegde.
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank met de raadsvrouw tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 6 primair ten laste gelegde woninginbraak. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte wel in het bezit geweest van de bij de woninginbraak gestolen laptop en heeft hij deze later ook verkocht. De aangever [slachtoffer 3] heeft in zijn aangifte verklaard dat de inbraak heeft plaatsgevonden tussen 9 maart 2009 te 23.00 uur en 10 maart 2009 te 08.40 uur . De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de laptop op 10 maart 2009 rond 08.30 uur van [verdachte] heeft gekocht voor € 150,-. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop tussen het eerste tijdstip in de aangifte en het tijdstip van aanbieden van de laptop zodanig is dat de mogelijkheid bestaat dat de verdachte op andere wijze dan door zelf een inbraak te plegen de beschikking heeft gekregen over de laptop. De aangifte en het enkele bezit van een bij die inbraak gestolen laptop onder genoemde omstandigheden, vormt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 6 primair tenlastegelegde woninginbraak, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 8 eerste cumulatief (tenlastegelegde poging tot zware mishandeling)
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de aan de verdachte onder het eerste cumulatief tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat op de beelden van de beveiligingscamera van het tankstation Vroneroord verdachte te zien is en dat de aangever [slachtoffer 5] en de getuige [slachtoffer 6] deze persoon herkennen als de persoon die in de gestolen auto van [slachtoffer 5] hen heeft aangereden op het terrein van het benzinestation. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat ook het gebeuren rond de auto van [slachtoffer 6] op de beelden van de beveiligingscamera te zien is.
Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de onder feit 8 tenlastegelegde poging tot zware mishandeling als de vernieling van de BMW. De raadsvrouw acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de auto van de aangever [slachtoffer 5] heeft gestolen. Zij stelt hiertoe dat de verdachte weliswaar te zien is op de beelden van de beveiligingscamera van het tankstation Vroneroord maar dat deze beelden niet zijn gedateerd en dat voorts het tijdsverloop tussen deze beelden niet vast staat. Uit voornoemde beelden wordt dus niet duidelijk of het wel de verdachte is geweest die in de Opel Omega is gestapt op het terrein van benzinestation Vroneroord op 24 september 2009 en die daarna de BMW van aangever [slachtoffer 6] heeft geramd. Bovendien heeft aangever [slachtoffer 5] verklaard dat hij met 1 been in de auto en met 1 been erbuiten stond, toen de auto werd aangereden. Dit is evenwel niet op de beschikbare fotoprints te zien.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 24 september 2009 heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling op de heer [slachtoffer 5]. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de aangifte van de diefstal van de Opel Omega en het daarbij gegeven signalement van de dader en uit de beelden van de bewakingscamera van het tankstation Vroneroord worden geconcludeerd dat het de verdachte is geweest die de Opel Omega heeft bestuurd op het terrein van het benzinestation Vroneroord op 24 september 2009 en daarbij tegen de BMW van de getuige [slachtoffer 6] heeft gereden. Tevens is komen vast te staan dat aangever [slachtoffer 6] met zijn auto de weg voor de auto van de verdachte even daarvoor had geblokkeerd door ervoor te gaan staan.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 6] en uit voormelde beelden kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel worden geconcludeerd dat aangever [slachtoffer 5], als passagier van de BMW, reeds uitgestapt was en naast de BMW stond op het moment dat de verdachte met de Opel Omega tegen de bestuurderskant van de BMW aanreed. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is het op deze wijze tegen de bestuurderszijde van een auto aanrijden om daarmee kennelijk een vluchtweg mogelijk te maken als zodanig niet te zien als een poging om een -zich aan de andere kant en op enige afstand van die auto bevindende- persoon aan te rijden. Bovendien heeft aangever [slachtoffer 6] anders dan aangever [slachtoffer 5] verklaard dat er niet tweemaal maar eenmaal tegen de auto werd aangereden, en dat de auto daarbij een halve meter verschoof zodat de verdachte weg kon rijden. Ook voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel acht de rechtbank gelet op bovenstaande factoren niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het eerste onder 8 cumulatief tenlastegelegde.
5. De bewijsmotivering
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft (zoals hierboven onder 4. ten dele al aan de orde gekomen) gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 3 subsidiair, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 tenlastegelegde.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hiervoor deels is genoemd onder het kopje vrijspraak.
De raadsvrouw stelt zich voorts op het standpunt dat het tenlastegelegde onder 1 niet wettig en overtuigend is bewezen. De raadsvrouw brengt hiertoe naar voren dat de mogelijkheid bestaat dat de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 2] zich hebben vergist in hun herkenning van de dader. De raadsvrouw voert daartoe aan dat het op het moment dat de dader werd overlopen donker was en dat de dader op dat moment een capuchon op had en een zonnebril droeg. De raadsvrouw voert voorts aan dat de drie getuigen niet met verdachte zijn geconfronteerd en dat er in de woning geen sporen van verdachte zijn aangetroffen.
De raadsvrouw merkt voorts op dat de overige uit de woning gestolen goederen niet bij de verdachte zijn aangetroffen en dat de verdachte niet in de door de getuigen omschreven Volkswagen Passat is aangetroffen. De raadsvrouw merkt op dat het dossier met betrekking tot het onderzoek DNA op de in de auto aangetroffen sigarettenpeuk niet duidelijk is nu het proces-verbaal van inbeslagneming van het biologische spoor zich niet bij de stukken bevindt. Om die reden dienen de onderzoeksresultaten van het NFI buiten het bewijs te worden gelaten.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 4 telastegelegde gesteld dat verdachte niet bewust verbalisant [aspirant agent] heeft geslagen. Hem was naar zijn identiteitsbewijs gevraagd, maar het was hem niet duidelijk door wie dit gebeurde. Toen verdachte vervolgens wegliep, werd hem door verbalisant [aspirant agent] een nekklem aangelegd nog voordat hem werd gezegd dat hij was aangehouden. De verdachte heeft zich hierbij omgedraaid en heeft daarbij mogelijk [aspirant agent] aangeraakt, maar niet bewust geslagen. De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het onder 4 tenlastegelegde.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat hij te maken had met een ambtenaar van politie.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 5 bepleit dat haar cliënt zich heeft verdedigd tegen het disproportionele geweld van de politie. De raadsvrouw voert voorts aan dat de verbalisanten [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar 2] over de gebeurtenissen in het cellencomplex niet gelijkluidend verklaren.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 6 subsidiair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de enkele verklaring van de getuige [getuige 1] dat hij de laptop, toebehorend aan [slachtoffer 3], heeft gekocht van verdachte onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de heling te komen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 7 primair en subsidiair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat op basis van de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto van aangever [slachtoffer 5] heeft gestolen danwel geheeld. De raadsvrouw stelt dat aan de getuige [slachtoffer 6] en aan de aangever een foto is getoond van een man met een groen petje. De raadsvrouw stelt dat deze foto deel uitmaakt van een serie fotoprints van de beelden afkomstig van de beveiligingcamera van het tankstation Vroneroord. De raadsvrouw merkt op dat deze fotoprints niet zijn gedateerd. Bovendien dateert de vordering ex artikel 126nd Wetboek van Strafvordering van de officier van justitie ter verstrekking van de camerabeelden van 19 oktober 2009, zijnde een datum gelegen na de datum waarop één van de fotoprints aan de aangever en de getuige is getoond De raadsvrouw merkt voorts op dat op geen van deze foto’s te zien is dat de verdachte zich in of in de nabijheid van de gestolen Opel Omega heeft bevonden.
De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van het aantreffen van het DNA van verdachte op een in de gestolen Opel Omega van aangever [slachtoffer 5] aangetroffen sigarettenpeuk op het standpunt dat in het dossier niet duidelijk is of de verbalisant deze peuk in die auto heeft aangetroffen en dat het mogelijk is dat een ieder die peuk in die auto kan hebben geplaatst, zodat om die redenen het onderzoeksresultaat van het NFI buiten het bewijs moet worden gelaten.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 8 tweede cumulatief op het standpunt gesteld dat uit het dossier en kijkend naar de fotoprints niet duidelijk valt op te maken dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden terwijl [slachtoffer 5] nog half in zijn auto stond, en evenmin duidelijk is welke schade voor de auto dit tot gevolg heeft gehad.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1:
Op 16 oktober 2009 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan terzake diefstal uit haar woning aan [adres] te Middenmeer . De aangeefster heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2009 te 19.15 uur haar oprit opreed en toen een Volkswagen Passat geparkeerd zag staan met het kenteken [kenteken] of [kenteken]. Nadat de aangeefster haar auto had geparkeerd zag ze haar voordeur open gaan en zag ze een persoon in de deuropening staan die zij herkende als [verdachte], die bij haar in huis in de zomer aan het klussen was geweest. De aangeefster heeft gezien dat [verdachte] haar woning weer binnen ging en heel snel weer terug kwam. De aangeefster voelde vervolgens dat [verdachte] haar een duw gaf om er langs te kunnen en ze zag hem in de Volkswagen Passat stappen. Op dat moment heeft de aangeefster haar vriend gebeld die heel snel kwam aanrijden.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte een sweater met capuchon droeg. Zij herkende deze sweater, want die had [verdachte] tijdens zijn stucadoorwerkzaamheden in de boerderij van aangeefster vaker aangehad. De aangeefster heeft het vermoeden dat het raam van de “opkamer” is opengetrokken omdat zij deze wijd open zag staan. De aangeefster heeft verklaard dat de sluiting van dit raam niet sterk is.
De aangeefster mist uit haar woning een grote zwarte tas van V&D. Tevens mist zij 50 Euro uit haar portemonnee en een klein zwart portemonneetje met daarin 175 Euro. Ze heeft voorts geconstateerd dat haar laptop van het merk Cibercom was weggenomen.
De getuige [getuige 2] heeft als getuige verklaard dat hij op 16 oktober 2009 rond 19.15 uur werd gebeld door zijn vriendin juist op het moment dat hij het erf aan [adres] te Middenmeer kwam oprijden. De getuige heeft verklaard dat hij zijn auto op de dam had neergezet en dat hij toen zag dat een donkerkleurige Volkswagen Passat hem net kon passeren. De getuige heeft gezien dat er maar één persoon in de auto zat en heeft de hem bekende [verdachte] achter het stuur van de Volkswagen Passat herkend .
De verbalisanten [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] hebben op 16 oktober 2009 te 19.24 uur een onderzoek ingesteld in de woning van de aangeefster. De verbalisanten hebben gezien dat er links van de voordeur een raam wijd open stond. De verbalisant [opsporingsambtenaar 4] heeft geprobeerd om dit raam zelf van buitenaf te openen. Zij kon met enige kracht het raam van buitenaf open trekken .
In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [opsporingsambtenaar] en [aspirant agent] is gerelateerd dat de verbalisanten voornoemd op 16 oktober 2009 te 19.25 uur een melding kregen dat een inbraak was gepleegd in Middenmeer, waarbij [verdachte] de dader zou zijn, die zou zijn weggereden in een donkerkleurige Volkswagen, gelijkend op een Passat, voorzien van het kenteken [kenteken] of [kenteken]. Diezelfde dag, omstreeks 21.15 uur zien de verbalisanten een donkerkleurige Volkswagen Passat, voorzien van het kenteken [kenteken], rijden op de Oosttangent te Heerhugowaard. De verbalisanten hebben de achtervolging ingezet en zijn de Volkswagen Passat op de Amstel te Heerhugowaard uit het oog verloren. De verbalisanten hebben de Volkswagen Passat vervolgens kort daarop aangetroffen op de parkeerplaats aan het Deltaplein te Heerhugowaard.
De verbalisanten hebben vervolgens een zoekslag naar de verdachte gemaakt in de omgeving. In de steeg tussen het Spaarne en het Deltaplein te Heerhugowaard zag de verbalisant [aspirant agent] vervolgens een man lopen die voldeed aan het signalement van [verdachte]. Verbalisant [aspirant agent] zag dat de man om zijn schouder een damestas droeg en dat daaruit een voorwerp stak, dat later een laptop bleek te zijn. Toen deze persoon na te zijn weggerend en de tas met daarin een laptop te hebben weggegooid, was aangehouden bleek het te gaan om de verdachte [verdachte].
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op die avond vlak voor zijn aanhouding een laptop bij zich had die hij kort daarvoor had gekocht van een junk.
Op 18 oktober 2009 zijn de door de verdachte in zijn vlucht weggegooide tas en laptop getoond aan aangeefster [slachtoffer 1] en [getuige 2]. Beiden herkenden de zwarte handtas, de laptop, merk Cybercom met toebehoren, de oplader en de draadloze internetaansluiting van het merk Thomson als zijnde hun eigendom .
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verdachte is geweest die door aangeefster [slachtoffer 1] en getuige [getuige 2] is herkend als degene die in hun woning is geweest op 16 oktober 2009. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de mogelijkheid dat getuigen zich hebben vergist in hun herkenning van de dader niet aannemelijk, zelfs niet nu de dader een capuchon op had. Getuigen kenden immers de verdachte reeds als degene die in de zomer bij hun thuis als stucadoor had geklust, en herkenden hem overigens ook aan diens sweater met capuchon. Een latere confrontatie ter herkenning tussen getuigen en de verdachte zou daaraan naar het oordeel van de rechtbank niets hebben toegevoegd. Ook het gegeven dat er in de woning geen sporen van verdachte zijn aangetroffen, acht de rechtbank niet van belang, nu vaststaat dat aangevers direct na het weggaan van de verdachte uit hun woning hun laptop misten, die een kleine twee uur later bij de verdachte is aangetroffen.
De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit met uitzondering van de Thomson computer, nu het kennelijk geen computer maar een draadloze internetaansluiting van het merk Thomson heeft betroffen.
Ten aanzien van feit 4:
Op 16 oktober 2009 heeft de verbalisant [aspirant agent] aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling. De aangever heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2009 in een steeg in de nabij het Gouwe te Heerhugowaard heeft getracht de verdachte staande te houden en dat hij door de verdachte op zijn linker wang is gestompt . De aangever voelde daarbij pijn. De aangever heeft verklaard dat hij door de vuistslag van verdachte een pijnlijke dikke wang heeft opgelopen.
In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [opsporingsambtenaar] en [aspirant agent] is opgetekend dat de verbalisanten op 16 oktober 2009, belast met de noodhulpsurveillance, gekleed waren in opvallend dienstuniform en rijdend in een opvallend dienstvoertuig, toen zij omstreeks 19.25 uur een melding kregen dat een inbraak was gepleegd in Middenmeer, waarbij [verdachte] de dader zou zijn. [verdachte] zou zijn weggereden in een donkerkleurige Volkswagen, gelijkend op een Passat, voorzien van het kenteken [kenteken] of [kenteken]. Diezelfde dag, omstreeks 21.15 uur zien de verbalisanten voornoemd een donkerkleurige Volkswagen Passat, voorzien van het kenteken [kenteken], rijden op de Oosttangent te Heerhugowaard. De verbalisanten hebben de achtervolging ingezet en zijn de Volkswagen Passat op de Amstel te Heerhugowaard uit het oog verloren. De verbalisanten hebben de Volkswagen Passat vervolgens kort daarop aangetroffen op de parkeerplaats aan het Deltaplein te Heerhugowaard.
De verbalisanten hebben vervolgens een zoekslag naar de verdachte gemaakt in de omgeving. In de steeg tussen het Spaarne en het Deltaplein te Heerhugowaard zag verbalisant [aspirant agent] vervolgens een man lopen die voldeed aan het signalement van [verdachte] en zag dat de man om zijn schouder een damestas droeg waaruit een voorwerp stak, hetgeen hem verdacht maakte. De verbalisant [aspirant agent] heeft deze persoon verzocht te blijven staan., waarop de man “natuurlijk”antwoordde .Desgevraagd antwoordde de verdachte dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. Op dat moment zag verbalisant [aspirant agent] dat de verdachte een laptop met zich meevoerde in de tas.
Nadat de verbalisant [aspirant agent] de verdachte had gevraagd om mee te lopen naar het dienstvoertuig is deze weggerend. Verbalisant [aspirant agent] is achter hem aangerend waarna de verdachte de tas met laptop in de richting van de verbalisant gooide. Verbalisant [aspirant agent] riep tijdens het rennen luid en duidelijk; “staan blijven”.
Verbalisant [aspirant agent] relateert in zijn aangifte dat hij de verdachte van achteren bij zijn schouders had waarna de verdachte zich los wist te rukken en zich omdraaide met zijn gezicht naar verbalisant [aspirant agent]. Vervolgens zag en voelde verbalisant [aspirant agent] dat de verdachte hem met zijn rechtervuist een slag gaf op zijn linkerwang, waarna hij pijn voelde. Vervolgens heeft verbalisant [aspirant agent], samen met zijn collega’s [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar 5] de verdachte aangehouden. Het bleek te gaan om [verdachte].
In zijn proces-verbaal van bevindingen relateert verbalisant [opsporingsambtenaar 5] dat hij op 16 oktober 2009 tezamen met collega [aspirant agent] aan de achterzijde van [adres] stond. Hij vermeldt vervolgens: Ik zag dat langs ons een man kwam lopen. De man liep rustig langs ons. Bij het voorbijgaan zagen wij dat de man een grijze capuchon had. Ik hoorde dat collega [aspirant agent] de man aansprak en hem naar zijn legitimatie vroeg. Ik hoorde dat de man tegen hem zei dat hij geen legitimatie bij zich had. Ik zag dat de man een zwarte tas bij zich droeg en dat hij de tas plotseling in de richting van collega [aspirant agent] gooide en hard wegrende .
Vervolgens relateert verbalisant [opsporingsambtenaar 5] dat hij heeft gezien dat collega [aspirant agent] de man wist te achterhalen en hem probeerde te controleren. De man trok zich los en sloeg zijn collega [aspirant agent] met kracht tegen zijn hoofd .
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat het hem helemaal niet duidelijk was dat verbalisant [aspirant agent] politieagent was toen deze hem aansprak, dat hij zich niet veilig voelde in die situatie en daardoor was gaan rennen en vervolgens hardhandig om zich heen heeft gemaaid nadat hij op de grond werd gewerkt. Ook de raadsvrouw heeft er op gewezen dat het verdachte niet duidelijk was wie hem naar zijn identiteitsbewijs vroeg en dat hij niet bewust heeft geslagen.
Met betrekking tot de al of niet kenbaarheid van de functie van verbalisant [aspirant agent] overweegt de rechtbank het volgende: Zowel uit de hiervoor weergegeven aangifte van verbalisant [aspirant agent] als uit het relaas van [aspirant agent], [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar 5] blijkt dat verbalisant [aspirant agent] was gekleed in opvallende politiekleding. Na het aanspreken door verbalisant [aspirant agent] heeft verdachte op zijn vraag geantwoord en is hem vervolgens gevraagd mee te lopen naar het dienstvoertuig. De rechtbank stelt vast dat voor verdachte kenbaar moet zijn geweest dat hij te maken had met een politiefunctionaris.
Ambtshalve overweegt de rechtbank nog ten overvloede dat verdachte door verbalisant [aspirant agent] was staande gehouden teneinde diens identiteit vast te kunnen stellen. Nadat verdachte desgevraagd had meegedeeld dat hij geen legitimatiebewijs bij zich had, was het doel van de staande houding nog niet bereikt en heeft verbalisant [aspirant agent] aan verdachte gevraagd om even mee te lopen naar het dienstvoertuig. Verdachte is echter in plaats van mee te lopen onverwachts weggerend en heeft een tas met een laptop naar de verbalisant gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat de staande houding van de verdachte nog voortduurde op het moment dat verbalisant [aspirant agent] verdachte heeft vast gepakt, waarbij verbalisant vervolgens direct een vuistslag kreeg van verdachte. Verbalisant [aspirant agent] is daarmee gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening mishandeld. Voorzover verdachte heeft willen betogen dat hij heeft gehandeld uit noodweer, stuit dit verweer reeds af op de vaststelling dat verbalisant rechtmatig handelde toen hij de verdachte vastpakte, waarmee van een wederrechtelijke aanranding door verbalisant geen sprake is geweest. Een beroep op noodweer(exces) komt de verdachte reeds daarom niet toe.
Ten aanzien van feit 5:
Op 16 oktober 2009 heeft de aangever [opsporingsambtenaar], agent van politie, aangifte gedaan van mishandeling . De aangever heeft verklaard dat hij tijdens de insluiting van de verdachte [verdachte] op datum voornoemd op het politiebureau aan het Mallegatsplein te Alkmaar door verdachte tegen de muur is gegooid, waarbij hij het eerst met zijn hoofd de muur raakte, waardoor hij dizzy werd. De aangever heeft voorts verklaard dat de verdachte hem meermalen tegen het hoofd sloeg met gebalde vuisten. De aangever heeft gevoeld dat hij twee keer op zijn achterhoofd is geraakt ter hoogte van zijn oor en daarbij pijn voelde. De aangever heeft verklaard dat hij als gevolg van de mishandeling een schaafwond en een bult op zijn hoofd heeft opgelopen, alsmede een kleine schaafplek op zijn linker oor. De aanleiding van een en ander was volgens aangever het feit dat verbalisant zag dat verdachte een zakje hash bij zich had, dat hij niet wilde afstaan, waarbij op enig moment de verdachte zijn voet op het stukje had gezet, terwijl verbalisant probeerde het te pakken. Daarbij had verdachte kans gezien verbalisant vast te pakken en met veel kracht en snelheid uit de cel naar de gang tegen de muur te duwen. Bij het terugbrengen naar de cel had de verdachte voorts meerdere klappen gegeven aan verbalisant en is vervolgens gepast geweld gebruikt om de verdachte naar de grond te krijgen.
In zijn proces-verbaal van bevindingen relateert de verbalisant [opsporingsambtenaar 2] dat hij op 16 oktober 2009 heeft geassisteerd bij het begeleiden van de verdachte naar het cellencomplex van het politiebureau aan het Mallegatsplein te Alkmaar. De verbalisant heeft gezien dat zijn collega [opsporingsambtenaar] en de verdachte in gevecht raakten. Hij heeft gezien dat de verdachte [opsporingsambtenaar] meerdere stompen op zijn hoofd gaf. De verbalisant heeft ook gezien dat [opsporingsambtenaar] door de verdachte werd vastgegrepen en tegen de muur werd gegooid .
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich heeft verdedigd tegen het disproportionele geweld van de politie en de verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de verbalisanten een slinger heeft gegeven toen ze om zijn nek hingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande bewijsmiddelen niet is gebleken dat door de verbalisanten tijdens de insluiting van de verdachte in het cellencomplex van het politiebureau te Alkmaar disproportioneel geweld is toegepast op de verdachte, waartegen de verdachte zich heeft verdedigd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verbalisanten getracht de verdachte onder controle te krijgen nadat hij zich in toenemende mate ging verzetten tegen de inbeslagname van een brokje hash. Voorts is door verbalisanten eerst geweld gebruikt nadat de verdachte verbalisant [opsporingsambtenaar] meermalen had mishandeld, zodat het verweer al om die reden moet worden verworpen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank derhalve een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk mishandeld.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair:
Op 10 maart 2009 doet [slachtoffer 3] aangifte van inbraak in zijn woning aan [adres] te Heerhugowaard, gepleegd tussen 9 maart 2009 te 23.00 uur en 10 maart 2009 uur te 08.40 uur .
In een aanvullende verklaring heeft de aangever [slachtoffer 3] verklaard dat onder meer een laptop van het merk Toshiba uit zijn woning is verdwenen. Op 10 maart 2009 tussen 12.30 en 13.00 uur heeft de aangever op de site van Marktplaats een laptop te koop zien staan van hetzelfde merk en type als de gestolen laptop. De aangever heeft de verkoper [getuige 1] thuis bezocht en heeft de laptop bekeken. De aangever heeft geconstateerd dat de codes op de te koop aangeboden laptop overeenkwamen met de gestolen laptop. De aangever heeft de laptop meegekregen van de aanbieder met de naam [getuige 1], zijnde de als getuige gehoorde [getuige 1].
De getuige [getuige 1] heeft op 16 maart 2009 tegenover de politie verklaard dat hij op 10 maart 2009 omstreeks 08.30 uur op bezoek was bij [getuige 3] op het adres [adres] te Heerhugowaard. De getuige heeft verklaard dat kort daarna ook een andere jongen daar verscheen die hij kent als [verdachte] en dat volgens hem diens achternaam [verdachte] is. De getuige heeft gezien dat [verdachte] een plastic tas bij zich had waarin een laptop zat. De getuige heeft gezien dat het een laptop van het merk Toshiba betrof. De getuige heeft [verdachte] horen zeggen dat hij van de laptop af wilde. De getuige heeft de laptop meegenomen naar huis en heeft de volgende dag € 150,- betaald aan [verdachte]. De getuige heeft op foto de verdachte herkend als degene die hij kent als [verdachte] .
In hun proces-verbaal van bevindingen verklaren de verbalisanten [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7] dat zij van de getuige [getuige 3] hebben gehoord dat hij heeft gezien dat [verdachte] op 10 maart 2009 in zijn woning een laptop heeft overhandigd aan [getuige 1].
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij regelmatig bij [getuige 3] thuis komt, dat hij [getuige 1] ook kent, maar dat [getuige 1] hem een laptop heeft aangeboden en niet andersom.
De rechtbank is gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige 1] van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte in ieder geval voor 8.30 uur op 10 maart 2009 in het bezit is gekomen van de in de nacht van 9 op 10 maart 2009 gestolen laptop die niet vergezeld ging van een oplader of andere accessoires en dat verdachte de laptop snel daarna heeft doorverkocht aan de getuige [getuige 1]. Gelet op deze omstandigheden en gelet op de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7] voornoemd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op het moment dat hij in het bezit kwam van de laptop redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen laptop betrof.
Ten aanzien van feit 7 primair en 8 tweede cumulatief:
Op 24 september 2009 heeft de aangever [slachtoffer 5] aangifte gedaan van de diefstal van zijn personenauto van het merk Opel Omega, kleur blauw, voorzien van het kenteken [kenteken] . De aangever heeft verklaard dat hij zijn voertuig op 24 september 2009 te 16.30 uur had geparkeerd in een parkeerhaven aan de Lauwers te Heerhugowaard, met de contactsleutel nog in het slot. De aangever stond op een afstand van 10 meter van zijn auto met zijn compagnon [slachtoffer 6] te praten toen hij hoorde van zijn compagnon dat er een vent in zijn auto vandoor ging. De aangever heeft verklaard dat hij de man maar zeer kort heeft gezien en dat hij alleen heeft gezien dat het een man betrof van ongeveer 1.90 meter lang met een groen petje op.
De aangever heeft vervolgens verklaard dat hij diezelfde dag om ongeveer 17.50 uur met zijn compagnon naar huis reed en dat hij bij het Shell tankstation in Heerhugowaard zijn auto zag staan. De compagnon van de aangever heeft zijn BMW voor de Opel Omega geparkeerd. De aangever heeft gezien dat er op dat moment een blanke manspersoon met een groen petje in de Opel Omega zat. De aangever heeft vervolgens verklaard dat de verdachte in zijn auto is ontkomen nadat hij de BMW van zijn compagnon had geramd.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 24 september 2009 te 16.30 in zijn tuin aan [adres] te Heerhugowaard stond te praten met de aangever [slachtoffer 7] en dat hij toen een man met een getint uiterlijk en een groen petje op in de auto van [slachtoffer 7] zag zitten en dat deze daarmee de straat uit reed .
Op 24 september 2009 heeft de aangever [slachtoffer 6] aangifte gedaan van het verlaten van plaats ongeval, gepleegd op 24 september 2009 te 18.02 uur aan de Westerweg te Heerhugowaard . De aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 24 september 2009 omstreeks 18.00 uur in zijn auto, een BMW 530 reed samen met zijn compagnon en dat hij toen bij het Shell tankstation aan de Westerweg te Heerhugowaard de eerder die dag gestolen auto van zijn compagnon zag staan. De aangever heeft verklaard dat hij zijn auto voor de Opel Omega heeft geparkeerd met de bedoeling om deze auto klem te zetten. De aangever heeft verklaard dat zijn compagnon reeds was uitgestapt toen hij voelde dat de gestolen auto met kracht tegen de portier aan de bestuurderszijde reed en dat zijn auto daardoor een halve meter verschoof. De aangever zag vervolgens de gestolen auto achter zijn auto langs hard wegrijden. De aangever beschrijft de bestuurder van de gestolen auto als een blanke man met een fors postuur, hoekig gezicht, lengte 190 cm, lichtkleurige bovenkleding en een groene pet op zijn hoofd. Aangever verklaart dat hij de man zeker herkent als degene die hij eerder zag op de Lauwers en die de auto van zijn compagnon stal.
In hun proces-verbaal van bevindingen relateren de verbalisanten [opsporingsambtenaar 6], [opsporingsambtenaar7] en [opsporingsambtenaar 8] dat zij op 24 september 2009 onderzoek hebben ingesteld bij het Shell benzinestation, gevestigd aan de Westerweg te Heerhugowaard. De verbalisanten hebben uit de bewakingsbeelden van het tankstation geconstateerd dat de bestuurder van de Opel Omega kort daarvoor de shop van het tankstation had bezocht. De verbalisanten herkennen op de print van de bewakingsbeelden de hen ambtshalve bekende [verdachte] . De prints zijn door de verbalisanten opgevraagd en aan het dossier toegevoegd . De officier van justitie K.J.M. van Bijsterveldt heeft op 19 oktober 2009 schriftelijk gevorderd dat Shell station Vroneroord de camerabeelden van de beveiligingscamera met betrekking tot de periode van 24 september 2009 tussen 17.30 uur en 18.30 uur zal verstrekken .
Op fotobijlage met het nummer nr. 4 van de prints van de beelden van de bewakingscamera zijn twee foto’s te zien waarop onder meer een man staat met een groen petje
Aan de verdachte is op de terechtzitting onder meer de fotobijlage met nummer 4 getoond. De verdachte heeft zichzelf herkend op deze fotobijlage
Op 27 september 2009 is de aangever [slachtoffer 5] aanvullend gehoord . De aangever heeft aanvullende aangifte gedaan van de diefstal uit zijn auto van een laptop, merk Fuijici Siemens, een Tom Tom, een scanner, merk Canon, opladers ten behoeve van mobiele telefoons, 12 volts oplader ten behoeve van laptop, een internet USB stick, een colbert en een jack. Aan de aangever wordt vervolgens een foto getoond van een manspersoon (fotobijlage 4). De aangever herkent deze persoon voor honderd procent als de man die zijn auto bestuurde bij het wegrijden van het tankstation. Verder herkent hij het groene petje en de kleur van de kleding van deze man als welke de man droeg die zijn auto wegnam in Heerhugowaard.
Op 27 september 2009 is de aangever [slachtoffer 6] aanvullend gehoord . In aanvulling op zijn aangifte maakt de aangever melding van de schade aan zijn BMW, te weten een ingedeukt linker voorportier en geringe schade aan het linker voorspatbord. Bij het wegnemen van de auto van zijn compagnon had hij gezien dat de dader een flinke kerel was met een soort lichtkleurig jack. Aan de aangever is vervolgens de foto van een persoon op fotobijlage nummer 4 getoond. De aangever heeft deze persoon voor 100 procent herkend als degene die in de auto van zijn compagnon zat en opzettelijk tegen zijn auto is aangereden.
De verbalisant [opsporingsambtenaar 9] heeft de ontvreemde Opel Omega op 24 september 2009 te 23.35 uur aangetroffen op de Sportlaan de Heerhugowaard. De verbalisant heeft geconstateerd dat de portieren niet waren afgesloten en dat het voertuig onder meer schade had aan de linker voorzijde en dat er vloeistof uit was gelopen .
Op 25 september 2009 heeft brigadier Forensische opsporing [brigadier] een onderzoek ingesteld in de personenauto van aangever [slachtoffer 5]. Daarbij trof hij een peuk van een filtersigaret aan in de rechterzijkant van het middenconsole aan passagierszijde. Het sporenmateriaal is inbeslaggenomen.en door hem voorzien van het DNA nummer AABD7537NL. Dit biologisch spoor is voor DNA onderzoek verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag
Uit het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut komt naar voren dat het DNA in het sporenmateriaal afkomstig kan zijn van [verdachte] en dat de kans dat het DNA op de peuk matcht met het DNA van een willekeurig gekozen persoon, kleiner is dan één op één miljard .
Anders dan de raadsvrouw komt de rechtbank tot de conclusie dat, de fotoprints van de camerabeelden opnamen betreffen van 24 september 2009 ten tijde van feit 8 tweede cumulatief. Daaraan doet niet af dat de vordering van de officier van justitie ter verstrekking van die camerabeelden pas op een later tijdstip is gedaan teneinde deze stukken aan het dossier toe te voegen In samenhang met de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en het feit dat verdachte op foto is herkend door verschillende personen, alsmede het aantreffen van een biologisch spoor met daarop een DNA-profiel dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de Opel Omega van de [slachtoffer 5] heeft weggenomen en daarmee vervolgens tegen de auto van [slachtoffer 6] is opgereden en schade aan die auto heeft veroorzaakt.
F. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
14.810385.09
hij op 16 oktober 2009 te Middenmeer, gemeente Wieringermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen een zwarte tas en een geldbedrag van 225,- euro en een Cibercom laptop, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
4.
14.810385.09
hij op 16 oktober 2009 in de gemeente Heerhugowaard, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [aspirant agent], aspirant van politie Noord-Holland Noord, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht tegen diens hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
14.810385.09
hij op 16 oktober 2009 in de gemeente Alkmaar, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar], agent van politie Noord-Holland Noord, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
* met kracht tegen een muur heeft gegooid en
* meermalen met kracht tegen diens hoofd heeft gestompt,
waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
6 subsidiair.
14.703454.09
hij in de periode van 9 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, een Toshiba laptop voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die laptop redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7 primair
14.703454.09
hij op 24 september 2009 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aan de [adres] staande personenauto (Opel Omega, kenteken: [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
8 tweede cumulatief
14.703454.09
hij op 24 september 2009 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk en wederrechtelijk een BMW 530 personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 6], heeft beschadigd door als bestuurder van een gestolen auto met kracht tegen die BMW te rijden;
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft, door middel van inklimming.
4 en 5:
Telkens:
mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
6 subsidiair:
Schuldheling.
7 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
8. tweede cumulatief
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
- De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 primair en 8 gerekwireerd tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
- Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1, 2, 3, 4, 6,7 en 8 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw bepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd alsmede het buitensporig geweld dat door de politie zou zijn begaan. De raadsvrouwe heeft bepleit bij een eventuele strafoplegging een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
- Feitgerelateerde factoren
Verdachte heeft zich in een periode van ruim een half jaar schuldig gemaakt aan een reeks van vermogens- en geweldsdelicten, waaronder diefstal uit een woning, diefstal van een auto, heling en geweld tegen politieambtenaren en vernieling. De verdachte heeft de feiten op de terechtzitting grotendeels ontkend. Bovengenoemde vermogensdelicten leveren naast materiële schade vaak veel ergernis en ongemak op voor de benadeelden. Door zich schuldig te maken aan heling heeft hij bovendien bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Het geweld tegen de politieambtenaren die optreden in de rechtmatige uitoefening van hun functie veroorzaakt niet alleen pijn en letsel bij de betrokken politieambtenaren, maar door dergelijk geweld worden zij ook lichamelijk en psychisch gehinderd in de uitoefening van hun risicovolle en vaak gevaarlijke werkzaamheden.
Samenvattend heeft verdachte met zijn handelen blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van personen, andermans eigendommen en voor het openbaar gezag, waarbij opvalt dat de verdachte op een brutale en roekeloze wijze te werk gaat en daarbij in enkele gevallen geweld niet schuwt
- Verdachte gerelateerde factoren
Uit het briefrapport van de Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2010 is gebleken dat de verdachte niet in gesprek wil gaan met de Reclassering. Ook op de terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij niet met de Reclassering wil praten. De verdachte geeft aan dat hij geen verslavingsprobleem heeft en dat hij geen alcohol en drugs gebruikt als hij aan het werk is in de offshore.
Uit het uittreksel justitiële documentatie komt naar voren dat de verdachte meermalen terzake gewelds- en vermogensdelicten tot (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
8. Vordering van de benadeelde partijen
8.1 De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.485,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij betoogd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering waar het betreft de gevorderde verzekeringspremie. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de schade met betrekking tot de navigatieapparatuur en nieuwe kentekenpapieren ad € 485,- moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door haar bepleite vrijspraak.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8.2 De benadeelde partij [aspirant agent], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 650,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij gevorderd dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door haar bepleite vrijspraak.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor een gedeelte van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 250,-, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.3 De benadeelde partij [slachtoffer 5], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 13.034,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gevorderd dat deze kan worden toegewezen met uitzondering van de in de vordering genoemde schade ten aanzien van de verloren data in de gestolen laptop. De officier van justitie vordert dat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dat deel van de vordering niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door haar bepleite vrijspraak.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die de schade aan de auto alsmede de schade met betrekking tot de weggenomen goederen betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu door het ontbreken van schriftelijke stukken de ouderdom van de goederen niet eenduidig vast te stellen is, zal de rechtbank in redelijkheid rekening houden met 20% afschrijving van de waarde van de door de benadeelde partij in zijn vordering opgevoerde goederen.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 7 en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.727,20, kan de vordering in redelijkheid tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, dat ziet op de schade van de verloren data in de laptop, niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4, 7 primair en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 300, 304, 311, 350, 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2, 3 primair en subsidiair, 6 primair, en 8 eerste cumulatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 4, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 tweede cumulatief ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 11 (elf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [aspirant agent] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 250,- (tweehonderd vijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat hij dat gedeelte desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. .
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aspirant agent] te betalen een som geld ten bedrage van € 250,- , (tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2727,20 (zevenentwintighonderd zevenentwintig euro en twintig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat hij dat gedeelte desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] te betalen een som geld ten bedrage van € 2727,20 (zevenentwintighonderd zevenentwintig euro en twintig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. F.A. Egter van Wissekerke en mr. L. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2010.