ECLI:NL:RBALK:2010:BL1969

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2928
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van openbaar parkeerterrein aan de Californiëstraat te Den Helder in verband met woningbouw

Op 4 februari 2010 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak waarin de gemeenteraad van Den Helder op basis van artikel 9 van de Wegenwet een parkeerterrein aan de Californiëstraat aan het openbaar verkeer heeft onttrokken. Dit besluit was genomen in verband met de bouw van woningen aan de Californiëstraat. Verzoekster, die het niet eens was met deze beslissing, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeenteraad de belangen bij de realisering van het bouwplan zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van verzoekster bij het gebruik van het parkeerterrein. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeenteraad voldoende aannemelijk had gemaakt dat er op korte termijn saneringswerkzaamheden moesten plaatsvinden en dat er compensatie werd geboden voor het verdwijnen van het parkeerterrein. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden hoger beroep instellen, maar tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummers: 09/2928 BESLU en 10/140 BESLU
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
verzoekster,
tegen
de raad van de gemeente Den Helder,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Op 5 maart 2009 is in het Helders Weekblad verweerders voornemen gepubliceerd om op grond van artikel 9 van de Wegenwet het parkeerterrein dat is gelegen aan de Californiëstraat te Den Helder aan het openbaar verkeer te onttrekken. Bij brief van 14 april 2009 heeft verzoekster haar zienswijze tegen het voornemen kenbaar gemaakt. Bij besluit van
30 november 2009, gepubliceerd in het Helders Weekblad van 10 december 2009, heeft verweerder de ingediende zienswijzen ongegrond verklaard en het parkeerterrein aan de Californiëstraat te Den Helder aan het openbaar verkeer onttrokken. Bij ongedateerde brief, bij de rechtbank ingekomen op 1 december 2009, heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 15 januari 2010 heeft verzoekster tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld ter zitting van 19 januari 2010, waar verzoekster, daartoe ambtshalve opgeroepen, is verschenen in persoon. Verweerder is, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, verschenen bij gemachtigde A. Wolters.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek een voorlopige voorziening te treffen de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Aangezien alle voor een beslissing relevante feiten en omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geding aan de orde zijn geweest meent de voorzieningenrechter dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal dan ook gebruik maken van de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
3. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen.
4. Verweerder heeft zich in het besluit van 30 november 2009 en blijkens de overige gedingstukken op het standpunt gesteld dat de onttrekking van het openbare parkeerterrein aan de Californiëstraat te Den Helder aan het openbaar verkeer verband houdt met de bouw van 31 woningen aan de Californiëstraat. Om het bouwplan te kunnen realiseren zal de functie van openbaar parkeerterrein aan de Californiëstraat moeten worden opgeheven en zal het terrein aan de openbaarheid moeten worden onttrokken. Het gaat om 67 parkeerplaatsen die hoofdzakelijk worden gebruikt door bewoners van omliggende woonstraten. Door het opheffen van de 67 openbare parkeerplaatsen verliezen zij een parkeergelegenheid dicht bij de woning. Dit wordt volgens verweerder onder meer gecompenseerd door de aanleg van 14 nieuwe parkeerplaatsen in de Californiëstraat en de aanleg van maximaal 15 extra stallingsplaatsen in het bouwplan. Daarnaast zullen naar verwachting in 2011 en 2012 twee parkeergarages op de kop van de Beatrixstraat en aan de westzijde van de Spoorstraat worden opgeleverd. Verweerder heeft voorts aangegeven dat in het centrum van Den Helder parkeerregulerende maatregelen zullen worden ingevoerd.
5. Verzoekster heeft betoogd dat zij geen inspraak heeft gehad. Ongeveer 50 gezinnen, die afhankelijk zijn van het parkeerterrein aan de Californiëstraat voor het parkeren van hun auto, raken hun parkeerplaats kwijt. Volgens verzoekster worden haar belangen ernstig geschaad.
6. In artikel 11, tweede lid, van de Wegenwet is bepaald dat op de voorbereiding van een besluit tot het onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het voornemen tot onttrekking is gepubliceerd en dat belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verweerder om tot het besluit van 30 november 2009 te komen de juiste voorbereidingsprocedure heeft gevolgd. De stelling van verzoekster dat daarnaast een inspraakprocedure gevoerd had moeten worden treft geen doel.
7. De in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid is van discretionaire aard. Verweerder komt ter zake een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De voorzieningenrechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of sprake is geweest van strijd met wettelijke voorschriften dan wel van zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
8. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen of dat dat besluit om andere redenen niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt er door verweerder voldoende compensatie geboden voor het verdwijnen van het parkeerterrein aan de Californiëstraat. Zoals door verweerder ter zitting is aangegeven kennen de parkeerterreinen Breewaterstraat en Californiëstraat voor het normale gebruik een overmaat. Met uitzondering van de piekmomenten voor centrumbezoek is ongeveer 30 tot 40% van de parkeervakken onbezet. Hierdoor kan, na onttrekking van het parkeerterrein aan de Californiëstraat, een deel van de parkeervraag worden opgevangen op het parkeerterrein aan de Breewaterstraat. Voorts heeft verweerder een particuliere braakliggende bouwkavel aan de Molenstraat ingericht met 31 parkeerplaatsen als tijdelijke parkeerlocatie voor vergunninghouders, vooruitlopend op de realisering van de parkeergarages aan de Beatrixstraat en de Spoorstraat. Daarnaast heeft verweerder aangegeven in de woonstraten in de omgeving van de Californiëstraat parkeerregulerende maatregelen te gaan invoeren. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster woonachtig is in een woning zonder eigen parkeerplaats in het stadscentrum van [plaatsnaam]. In dat geval bestaat er niet zonder meer recht op een parkeerplaats in de onmiddellijke nabijheid van de woning. In de parkeernormen die verzoekster heeft aangehaald zijn richtlijnen neergelegd, en geen afstandsnormen die in absolute zin altijd in acht genomen moeten worden. Bovendien gelden deze parkeernormen met name voor het realiseren van nieuwe woonbebouwing en niet zozeer voor situaties als die van verzoekster. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de afstand van verzoeksters woning tot de parkeergelegenheden die na de onttrekking beschikbaar blijven of komen niet zodanig groot is dat verweerder niet tot deze manier van compenseren mocht komen.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de belangen bij de realisering van het bouwplan in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van verzoekster bij het kunnen blijven gebruiken van het parkeerterrein aan de Californiëstraat. Tenslotte heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat op korte termijn saneringswerkzaamheden moeten plaatsvinden. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder de beslissing tot onttrekking had moeten uitstellen.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Bij die uitkomst bestaat geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
10. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. Berkers, voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. A.S.T. Visser, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2010.
griffier voorzieningenrechter
Tegen de uitspraak op het beroep kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uit-spraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.