ECLI:NL:RBALK:2009:BK9290

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1981
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning voor het belastingjaar 2006

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 31 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning voor het belastingjaar 2006. Eiser, wonende te [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen de onroerende zaakbelasting (OZB) die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen. De WOZ-waarde van de woning was vastgesteld op € 471.000,00, met als waardepeildatum 1 januari 2003. Eiser stelde dat deze waarde te hoog was en had sprongcassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 25 april 2008, waarin de WOZ-waarde ook al was vastgesteld op dit bedrag. De rechtbank oordeelde dat het instellen van sprongcassatie de werking van de eerdere uitspraak niet schorste, waardoor de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2006 als juist werd beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de WOZ-waarde te herzien. Eiser had in de bezwaarprocedure geen verzoek gedaan om te worden gehoord, wat volgens de wet niet kon worden aangemerkt als een reden om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht was uitgegaan van de WOZ-waarde van € 471.000,00 voor de berekening van de OZB. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam. De zaak is van belang voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de procedures rondom bezwaar en beroep tegen belastingaanslagen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/1981 WOZ
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij beschikking gedateerd 31 juli 2006 heeft verweerder aan eiser voor het belastingjaar 2006 een aanslag onroerende zaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd ter zake van zijn onroerende zaak aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: eisers woning) ter hoogte van € 456,00. Bij deze aanslag is uitgegaan van een WOZ-waarde van eisers woning van € 471.000,00.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 26 juni 2008 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld bij brief van 1 juli 2008.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting van 23 juni 2009 gevoegd behandeld met de zaken geregistreerd onder de nummers AWB 08/3660 WOZ en AWB 09/1185 WOZ. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam gemachtigde]. Verweerder is verschenen bij gemachtigden R. Schoon (taxateur) en A.J. van Griethuijsen.
Onder aanhouding van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 9 september 2009 met toepassing van artikel 8:50 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een onderzoek ter plaatse van eisers woning ingesteld. Partijen zijn schriftelijk uitgenodigd om bij dit onderzoek aanwezig te zijn. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam gemachtigde]. Voor verweerder zijn verschenen R. Schoon (taxateur),
A.J. van Griethuijsen en M. Bot.
Vervolgens hebben partijen de rechtbank toestemming gegeven om nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. Voor het doen van uitspraak heeft de rechtbank de onderscheiden zaken weer gesplitst en het onderzoek op 2 december 2009 gesloten.
Motivering
1. In deze zaak dient de rechtbank te beoordelen of bij de berekening van de OZB voor het belastingjaar 2006 terecht is uitgegaan van een waarde van eisers woning van € 471.000,00.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de waarde van eisers woning voor het tijdvak 2005-2006 met de uitspraak van de rechtbank van
25 april 2008 onherroepelijk is komen vast te staan op € 471.000,00. Van omstandigheden die moeten leiden tot herziening van de WOZ-waarde is verweerder niet gebleken. Voorts heeft verweerder aangegeven dat de tarieven van de OZB door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Verordening onroerende zaakbelastingen. Hiertegen kan op grond van artikel 8:2 van de Awb geen bezwaar worden aangetekend. De tarieven blijven volgens verweerder binnen de wettelijk voorgeschreven tariefverhoudingen en leiden niet tot een onredelijke of willekeurige heffing. Ten slotte heeft verweerder met betrekking tot de compensatie voor het belastingjaar 2005 opgemerkt dat de aanslag in dat jaar met een te hoog tarief is opgelegd, hetgeen nu wordt verrekend.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij sprongcassatie tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 april 2008 heeft ingesteld en dat de door hem bestreden WOZ-waarde van zijn woning van € 471.000,00 om die reden nog niet in rechte is komen vast te staan. Voorts is eiser van mening dat verweerder hem in de bezwaarfase had moeten horen. Eiser heeft ten slotte gesteld dat verweerder zich ten onrechte niet inhoudelijk heeft uitgelaten over de WOZ-waarde van zijn woning die volgens hem te hoog is vastgesteld.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij beschikking gedateerd 28 februari 2005 heeft verweerder ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van eisers woning voor het tijdvak 2005 2006 vastgesteld op € 471.000,00, waarbij is uitgegaan van 1 januari 2003 als waardepeildatum. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar van 16 mei 2006 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de uitspraak van 25 april 2008 met nummer AWB 06/2138 WOZ geoordeeld dat de WOZ-waarde van eisers woning van € 471.000,00 niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is gegrond verklaard aangezien eiser ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase maar de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak van bezwaar van 16 mei 2006 zijn door de rechtbank in stand gelaten.
5. De rechtbank stelt vast - en tussen partijen is niet in geschil - dat eiser sprongcassatie heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 april 2008. Uit artikel 6:16 van de Awb in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb volgt echter dat dit niet de werking van de uitspraak schorst. Om deze reden zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de WOZ-waarde voor eisers woning van € 471.000,00 voor het tijdvak 2005-2006 met waardepeildatum 1 januari 2003.
6. Uit artikel 19, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de Wet WOZ - voor zover hier van belang en zoals dat luidde ten tijde hier van belang - volgt dat indien een onroerende zaak in het tijdvak waarvoor de waarde is vastgesteld wijzigt als gevolg van bouw, verbouwing, verbetering, afbraak, vernietiging of een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere omstandigheid, welke wijziging of verandering een verandering in de waarde van ten minste 5 procent met een minimum van € 11.345,00 ten gevolge heeft, de waarde wordt bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin de bedoelde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen. Eenvoudig gezegd betekent dit dat de WOZ-waarde van eisers woning voor het belastingjaar 2006 op een lager bedrag dan € 471.000,00 kan worden vastgesteld indien de staat van de woning op 1 januari 2006 als gevolg van één van voornoemde omstandigheden een waardevermindering van meer dan € 23.550,00 heeft ondergaan ten opzichte van de waarde van de woning naar de staat op 1 januari 2005.
7. Niet gesteld noch gebleken is dat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan als bedoeld in artikel 19, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de Wet WOZ op grond waarvan voor de waardebepaling van eisers woning voor het belastingjaar 2006 uitgegaan moet worden van de toestandsdatum 1 januari 2006. Dit betekent dat verweerder bij de berekening van de OZB voor het belastingjaar 2006 terecht is uitgegaan van een waarde van eisers woning van € 471.000,00.
8. De rechtbank constateert dat eiser in het kader van zijn bezwaar tegen de beschikking van 31 juli 2006 niet heeft verzocht om een hoorzitting. In artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ in samenhang gelezen met artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat een belanghebbende in de bezwaarprocedure, in afwijking van artikel 7:2 van de Awb, alleen wordt gehoord op zijn verzoek. Nu eiser geen verzoek heeft gedaan kan de omstandigheid dat hij niet is gehoord geen reden zijn om het beroep gegrond te verklaren.
9. Gezien het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling is bij deze beslissing geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2009.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.