RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.811022-09 (P)
Datum uitspraak : 23 december 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam en huisnummer], [postcode en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 december 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. E.F.E. Hoekstra, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 16 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A. met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (merk: Samsung), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
B. met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
* die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
* die [slachtoffer] een of meerdere malen (onder bedreiging van een mes) heeft/hebben tegengehouden en/of gedwongen heeft/hebben met hem/hen mee te lopen en/of
* die [slachtoffer] (dreigend) een mes heeft/hebben getoond en/of hem (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'als je wegrent, sla(an) ik/we je dood' en/of 'als je me niet iets waardevols geeft, komt deze van pas' en/of 'als je het aan school of aan de politie vertelt, komen we je opzoeken' althans (telkens) woorden van dergelijke (dreigende) strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend een mes getoond en/of hem (daarbij) de woorden toegevoegd: ‘als je wegrent, sla(an) ik/we je dood’ en/of ‘als je me niet iets waardevols geeft, komt deze van pas’ en/of ‘als je het aan school of aan de politie vertelt, komen we je opzoeken’, althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende strekking;
hij op of omstreeks 16 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) zich anders dan door misdrijf, te weten door overhandiging van die [slachtoffer], onder zich had, zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat sprake is geweest van diefstal van de mobiele telefoon en niet van afpersing. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het cumulatief/alternatief onder A ten laste gelegde. Verdachte dient te worden aangemerkt als medepleger van dit feit. Verdachte heeft feitelijke handelingen verricht. Bovendien heeft verdachte niets heeft ondernomen om de situatie te beëindigen of zich daaraan te onttrekken. Dit maakt dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw is onvoldoende duidelijk of sprake is geweest van diefstal dan wel afpersing van de mobiele telefoon, aangezien de aangever, verdachte en de medeverdachte daarover verschillend verklaren. De raadsvrouw heeft om die reden vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde.
Beoordeling van de tenlastelegging
Op 19 maart 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van straatroof gepleegd op 16 maart 2009 in Heerhugowaard. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij omstreeks 14.30 uur uit het schoolgebouw kwam en bij de fietsenstalling werd tegengehouden door twee jongens. De jongens liepen vervolgens achter hem aan en hielden hem na ongeveer 30 meter opnieuw tegen, waarbij de blanke jongen voor hem ging staan en hem een duwtje gaf. Even later werd hij opnieuw tegengehouden en werd hem om geld gevraagd. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zei dat hij geen geld bij zich had, waarop hij de jongens hoorde zeggen dat hij dan maar iets anders waardevols aan ze moest afgeven. Op dat moment ziet hij dat de blanke jongen een vlindermes aan de donkere jongen geeft. De donkere jongen zegt tegen hem dat als hij weg zou rennen, dat ze hem dan dood zouden slaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij vervolgens ongeveer een uur door de twee jongens is ‘vastgehouden’ en dat hij niet weg mocht. Gedurende dat uur is hij meerdere keren met de dood bedreigd. Volgens [slachtoffer] werden de bedreigingen geuit door de donkere jongen en zei de blanke jongen: “Je hoort wat hij heeft gezegd tegen je”. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij na ongeveer een uur moest meelopen naar winkelcentrum Middenwaard. Daar aangekomen bleef de donkere jongen bij hem staan zodat hij niet weg kon lopen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich zo bedreigd voelde dat hij ook absoluut niet weg durfde te lopen. Nadat de twee jongens en [slachtoffer] het winkelcentrum hadden verlaten, is het mes op De Vecht weer tevoorschijn gekomen. [slachtoffer] heeft verklaard dat de donkere jongen het mes in de hand had en dreigend voor zich hield met de punt omhoog. Daarbij werd gezegd: “Als je me niet iets waardevols geeft, komt deze van pas”. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op dat moment zijn mobiele telefoon van het merk Samsung in zijn hand had en dat deze telefoon vervolgens door de blanke jongen uit zijn hand werd gepakt. [slachtoffer] heeft verklaard dat de blanke jongen tijdens het lopen al had gezegd dat hij het niet aan school en aan de politie mocht vertellen, want anders zouden ze hem opzoeken. Toen de twee jongens wegliepen zei de blanke jongen dit weer tegen hem. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij samen met zijn mentor schoolfoto’s heeft bekeken en dat hij op één van de foto’s de blanke dader herkende. Bij de foto stond de naam [verdachte].
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting grotendeels bevestigd hetgeen aangever [slachtoffer] heeft verklaard. Verdachte heeft erkend dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] een jongen van school heeft tegengehouden, aanvankelijk op het schoolplein en later nog een keer. Ook heeft verdachte erkend dat hij een vlindermes aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat het mes op De Vecht door [medeverdachte] is opengeklapt, waarbij het goed mogelijk is dat de punt omhoog wees. Verdachte heeft bevestigd dat er om geld is gevraagd, of anders om andere waardevolle spullen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegen aangever heeft gezegd: “je kan maar beter iets geven”. Ook heeft verdachte bevestigd dat er meerdere bedreigingen zijn geuit. Verdachte heeft voorts bekend dat hij samen met [medeverdachte] naar Alkmaar is gegaan en dat hij er bij was toen de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer] in een telefoonwinkel is verkocht.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [verdachte] een jongen heeft bedreigd en deze jongen heeft gedwongen om mee te lopen naar winkelcentrum Middenwaard. Hij zag dat die jongen bang was. Eenmaal in Middenwaard aangekomen, heeft die jongen zijn telefoon aan [verdachte] afgegeven.
Voor de kwalificatie van genoemd voorval gaat de rechtbank - anders dan de raadsvrouw - uit van de feiten zoals die door aangever zijn uiteengezet in zijn aangifte. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd, een en ander zoals hieronder is weergegeven.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair cumulatief/alternatief onder B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Samsung), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
* die [slachtoffer] hebben tegengehouden en gedwongen hebben met hen mee te lopen en
* die [slachtoffer] dreigend een mes hebben getoond en hem de woorden hebben toegevoegd: 'als je wegrent, slaan we je dood' en 'als je me niet iets waardevols geeft, komt deze van pas' en 'als je het aan school of aan de politie vertelt, komen we je opzoeken', althans telkens woorden van dergelijke dreigende strekking.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De inhoud van het in dit vonnis onder 7. genoemde rapport, opgemaakt naar aanleiding van het in opdracht van de officier van justitie door D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog met betrekking tot de verdachte verrichte onderzoek, geeft de rechtbank geen aanleiding tot niet-strafbaarheid van de verdachte te concluderen.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De oplegging van straf of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de maatregel betreffende het gedrag zal opleggen voor de duur van één jaar, subsidiair één jaar vervangende jeugddetentie. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank 23 dagen jeugddetentie zal opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft door gebracht.
De raadsvrouw heeft namens verdachte en zijn moeder verzocht om de maatregel betreffende het gedrag, zoals geadviseerd op te leggen. Voorts heeft de raadsvrouw ervoor gepleit de op te leggen vervangende jeugddetentie te matigen tot maximaal zes maanden. Ten aanzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, zoals door de officier van justitie gevorderd, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel en/of straf die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het psychologisch pro justitia rapport van 30 juni 2009 van drs. D. Breuker en de bespreking daarvan ter zitting en de vanwege de Raad voor de Kinderbescherming uitgebrachte rapporten van 9 april 2009 en 2 juli 2009 is gebleken. Verder heeft de rechtbank zich laten leiden door het ter terechtzitting besproken advies Gedragsbeïnvloedende Maatregel van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 november 2009 opgesteld door C. Bookelman en het door J. Conijn van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, opgestelde rapport van 4 september 2009 over de haalbaarheid van de voorgestelde maatregel en de actuele aanvulling op dat rapport van 26 november 2009.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 23 juni 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon en daarbij gedreigd met geweld. Het slachtoffer, een medescholier, werd op een vervelende manier enkele keren tegengehouden en meerdere keren bedreigd, onder meer met een mes. Uiteindelijk werd hij beroofd van zijn mobiele telefoon. Dit is een ernstig feit, dat voor het slachtoffer zeer bedreigend en intimiderend is geweest, vooral ook omdat verdachte en zijn mededader het slachtoffer ruim anderhalf uur lang onder bedreigingen hebben gedwongen bij hen te blijven en met hen mee te lopen.
Blijkens het psychologisch onderzoek van D. Breuker is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een ernstige oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en zwakbegaafdheid ten aanzien van de verbale vermogens. Er is tevens sprake van een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling en van middelenmisbruik. De gebrekkige ontwikkeling was aanwezig ten tijde van het plegen van het feit. Er is bij betrokkene sprake van een gedragstoornis, een verstandelijke verbale beperking en van een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling, tegen de achtergrond waarvan hij geneigd is tot gezagondermijnend, provocerend en delinquent gedrag, zoals ook het plegen van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het plegen van het feit, wordt geadviseerd om betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gaande het onderzoek bleek ook dat betrokkene zeer veel behoefte heeft aan externe structurering om niet in de problemen te komen. Hij is gemakkelijk beïnvloedbaar gebleken en voelt zich aangetrokken tot verkeerde jongens en deviant gedrag.
Als er niet voldoende kader geboden wordt dan komt hij tot niets en glijdt hij vrijwel meteen af tot meer problematisch, passief en deviant gedrag. De kans op recidive is op basis van het vorenstaande zeer groot te noemen. Er is tevens een groot risico op toenemend middelengebruik en rondhangen op straat. Het ontbreekt betrokkene aan een zinvolle dagbesteding. Wat werk en school betreft, kan hij zich slechts beperkt aan afspraken en regels houden, en raakt hij snel uitgekeken en verveeld. Het ontbreekt hem in het algemeen aan de motivatie om voor langere tijd ergens mee bezig te zijn. Wat betreft de rol van moeder, lijkt dit niet meer wezenlijk van invloed te zijn op het gedrag van betrokkene. Hij gaat al enige tijd volledig zijn eigen gang.
Op dit moment wordt niet verwacht dat betrokkene zelf in staat is om zijn leven op positieve wijze te keren. Vanwege de enigszins complexe, meervoudige problematiek lijkt behandeling en begeleiding vanuit een besloten setting op dit moment het meest wenselijk. Indien een civielrechtelijke maatregel niet haalbaar zou zijn, wordt geadviseerd om betrokkene in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel een pakket aan voorwaarden op te leggen en een intensief ambulant behandel- en begeleidingstraject op te starten. [..]
Uit het advies Gedragsbeïnvloedende Maatregel van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 november 2009 opgesteld door C. Bookelman blijkt
dat verdachte een licht verstandelijk beperkte 18-jarige jongen is, die vanaf zijn 8e jaar onder toezicht heeft gestaan. Alle ingezette hulp heeft niet kunnen voorkomen dat verdachte betrokken is geraakt bij het onderhavige delict (…). Verdachte heeft gedwongen intensieve ambulante behandeling nodig, aangezien hij niet in staat wordt geacht zelf zijn leven op een positieve wijze te keren. Aangezien verdachte voorlopig bij zijn moeder blijft wonen is het belangrijk dat moeder betrokken wordt bij de behandeling. Deze behandeling kan worden geboden in de vorm van Multi Dimensionele Familie Therapie (MDFT) van de Brijder stichting. Daarnaast is er een individuele behandeling nodig. Gezien het verbale IQ van verdachte is de jeugdreclassering van mening dat een Psychomotore Therapie (PMT) beter zal aanslaan dan een therapie waarbij veel gesproken wordt. Deze therapie zal zich moeten richten op de agressie- en emotieregulatie en wordt aangeboden bij Stichting De Praktijk. Men gaat er van uit dat de behandelingen tenminste een jaar zullen duren. Van belang is dat de behandeling een stevig gedwongen karakter heeft, hetgeen in het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel kan worden geboden.
Uit voormeld rapport van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, komt naar voren dat de maatregel haalbaar geacht wordt, waarbij de maatregel als volgt zal worden ingevuld:
- verdachte wordt door Stichting Agros begeleid in het vinden en behouden van werk en/of scholing;
- er zal een consult plaatsvinden bij de Brijder verslavingszorg;
- er zal een behandeling plaatsvinden in de vorm van Multidimensionale Gezinstherapie (MDFT, multy dimensional family therapy), gegeven door de Brijder verslavingszorg;
- er zal een behandeling plaatsvinden in de vorm van Psychomotore Therapie (PMT) bij Stichting De Praktijk.
Ter terechtzitting heeft mevrouw J. Conijn, namens Bureau Jeugdzorg, het advies gehandhaafd en nader toegelicht. Daarbij heeft zij onder meer aangegeven dat een eventueel voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van het zich houden aan de aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg, onvoldoende stevig geacht wordt, nu uit het verleden is gebleken dat verdachte zich in een dergelijke situatie te makkelijk aan een noodzakelijk geachte behandeling zal onttrekken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gezien de ernst daarvan een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigt. Blijkens het psychologisch rapport dat over verdachte is uitgebracht is bij verdachte sprake van een gedragsstoornis, een verstandelijk verbale beperking en een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Ook is sprake van middelengebruik. De kans op recidive is zonder adequate begeleiding en behandeling zeer groot, waarbij wordt opgemerkt dat niet wordt verwacht dat verdachte zelf in staat is om zijn leven op positieve wijze te keren. De gedragsdeskundige heeft primair geadviseerd verdachte in een gesloten setting in een civielrechtelijk kader te behandelen, gelet op de complexe problematiek. Gelet op het feit dat verdachte inmiddels 18 jaar is geworden, is het primaire advies niet langer uitvoerbaar gebleken Daarom adviseert de deskundige om aan verdachte een Gedragsbeïnvloedende Maatregel op te leggen. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg hebben geadviseerd om de maatregel op te leggen. Ter terechtzitting hebben verdachte en zijn moeder zich positief uitgelaten over de maatregel zoals deze nu wordt geadviseerd.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van één jaar passend en geboden nu de ernst van het begane misdrijf hiertoe aanleiding geeft en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de bij verdachte aanwezige problematiek oplegging van de maatregel rechtvaardigt. Verdachte verdient een laatste kans op hulp, welke hulp hem door deze maatregel op maat aangeboden kan worden. Indien verdachte niet of niet naar behoren meewerkt aan de maatregel, acht de rechtbank een vervangende jeugddetentie voor de duur van acht maanden passend en geboden, nu dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende mogelijkheden biedt tot het effectueren van de maatregel.
In tegenstelling tot de eis van de officier van justitie volstaat de rechtbank met het opleggen van de maatregel betreffende het gedrag en zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77w, 77wc en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair cumulatief
onder A. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek
BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan
hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Legt op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van
1(één) jaar, inhoudende dat
- veroordeelde door Stichting Agros wordt begeleid in het vinden en behouden van werk
en/of scholing;
- er een consult zal plaatsvinden bij de Brijder verslavingszorg;
- de veroordeelde zich zal laten behandelen en begeleiden door de Brijder verslavingszorg in de vorm van Multidimensionale Gezinstherapie (MDFT, multy dimensional family therapy);
- de veroordeelde deelneemt aan de Psychomotore Therapie (PMT) bij Stichting De Praktijk;
? Beveelt voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van
de maatregel heeft meegewerkt, in plaats van de maatregel vervangende jeugddetentie
wordt toegepast, welke vervangende jeugddetentie wordt vastgesteld op 8 (acht)
maanden.
? Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2009.
De voorzitter en de griffier zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.