ECLI:NL:RBALK:2009:BK4138

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810198-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld: poging of voltooid delict?

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 13 oktober 2009, stond de verdachte terecht voor diefstal met geweld, gepleegd op 18 mei 2009 in Alkmaar. De tenlastelegging omvatte zowel een poging tot diefstal als een voltooide diefstal, waarbij de verdachte een tas van de aangeefster, mevrouw [slachtoffer], zou hebben weggenomen. De rechtbank constateerde echter dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig was, omdat de uitvoeringshandelingen in de tenlastelegging wezen op een voltooide diefstal, terwijl het subsidiaire deel een poging impliceerde. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het subsidiaire deel nietig werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de aangeefster, mevrouw [slachtoffer], op het moment van de diefstal haar tas uit de fietsmand wilde pakken, maar dat de verdachte deze tas had vastgegrepen. De rechtbank nam kennis van de verklaringen van getuigen, waaronder de vriend van de aangeefster, die de verdachte had aangehouden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de tas slechts gedurende een korte tijd in zijn bezit had, waardoor niet kon worden vastgesteld dat hij als heer en meester over het goed had beschikt. Dit leidde tot de vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit.

De benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer], had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar omdat de verdachte was vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810198-09 (P)
Datum uitspraak : 13 oktober 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2009 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening op de openbare weg de [straatnaam], althans op een openbare weg, heeft weggenomen een (dames)tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of één of meer omstanders, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
* naar die [slachtoffer] is gefietst/gegaan en/of
* onverhoeds die tas (die zich in een fietsmand bevond) heeft vast gegrepen en/of
* die tas heeft opgetild en/of
* (terwijl die [slachtoffer] die tas [ook] vast hield) één of meermalen (met kracht) heeft getrokken en/of gerukt aan die tas en/of
* één of meermalen (met kracht) tegen (het lichaam van) die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
* (nadat verdachte die tas [alzo] in zijn bezit had gekregen) is weggefietst en/of
* (terwijl die [slachtoffer] en/of één of meer omstanders aan verdachtes fiets trokken) (met kracht) is doorgefietst;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2009 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg de [straatnaam], althans op een openbare weg, weg te nemen een (dames)tas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
* naar die [slachtoffer] is gefietst/gegaan en/of
* (onverhoeds) die tas heeft vast gegrepen en/of
* die tas heeft opgetild en/of
* met die tas is weggefietst,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of één of meer omstanders, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
* onverhoeds die tas (die zich in een fietsmand bevond) heeft vast gegrepen en/of
* die tas heeft opgetild en/of
* (terwijl die [slachtoffer] die tas [ook] vast hield) één of meermalen (met kracht) heeft getrokken en/of gerukt aan die tas en/of
* één of meermalen (met kracht) tegen (het lichaam van) die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
* (nadat verdachte die tas [alzo] in zijn bezit had gekregen) is weggefietst en/of
* (terwijl die [slachtoffer] en/of één of meer omstanders aan verdachtes fiets trokken) (met kracht) is doorgefietst.
3. De voorvragen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding wat betreft het subsidiair ten laste gelegde nietig verklaard dient te worden, omdat de tenlastelegging op dit punt innerlijk tegenstrijdig is. Kennelijk is bedoeld subsidiair een poging tot diefstal met geweld van een tas ten laste te leggen, maar de in dit onderdeel opgenomen zinsnede (dat hij) ‘met die tas is weggefietst’ is hiermee in strijd nu dit een voltooid delict impliceert.
De officier van justitie heeft gesteld dat aan de raadsman moet worden toegegeven dat de genoemde zinsnede ten onrechte op die plaats in de tenlastelegging is opgenomen en heeft de rechtbank verzocht slechts met betrekking tot deze enkele passage de partiële nietigheid van de dagvaarding uit te spreken.
De rechtbank overweegt als volgt:
Het is evident dat de steller van de tenlastelegging heeft beoogd subsidiair een poging tot diefstal met geweld ten laste te leggen. Het kwalificatieve deel van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt echter van feitelijke grondslag voorzien door uitvoeringshandelingen die zien op het voltooide delict. Niet alleen de zinsnede: (dat hij) ‘met die tas is weggefietst’, maar ook de passage: (dat hij) ‘(nadat verdachte die tas [alzo] in zijn bezit had gekregen) is weggefietst’ past immers uitsluitend bij een voltooide diefstal met geweld.
Daar komt nog bij dat de in een op een 'poging' toegesneden tenlastelegging gebruikelijke slotzin: ‘terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid' ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het subsidiaire deel van de tenlastelegging hierdoor zodanig innerlijke tegenstrijdig, dat de opgave van het subsidiair ten laste gelegde feit, in zijn geheel bezien, niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom het subsidiaire deel van de tenlastelegging nietig verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Aan verdachte is primair ten laste gelegd – kort gezegd – de diefstal met geweld van een tas toebehorende aan mevrouw [slachtoffer].
De discussie met betrekking tot de vraag of het primair ten laste gelegde bewezen kan worden, spitst zich toe op de vraag of er sprake is geweest van een voltooid delict, dan wel een van poging.
De officier van justitie is van mening dat inderdaad sprake is van een voltooide diefstal en heeft bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd.
De verdediging daarentegen heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. In de visie van de raadsman is de tas op geen enkel moment volledig in de macht van verdachte geweest, zodat hooguit van een poging en niet van een voltooid delict gesproken kan worden.
De rechtbank overweegt als volgt:
Aangeefster, mevrouw [slachtoffer], heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 18 mei 2009 tegen middernacht op de fiets bij haar huis in de [straatnaam] te Alkmaar aankwam. Op het moment dat zij haar sleutels wilde pakken uit haar tas, die in haar fietsmand lag, werd deze tas vastgepakt door een man, die op een fiets zat. De aangeefster voelde dat de man de tas optilde uit de fietsmand, maar zij trok de tas terug. Hierop is een situatie ontstaan waarin de aangeefster en haar belager beiden aan de tas trokken. Aangeefster is hierbij door verdachte ook geduwd. Opeens trok de man zo hard aan de tas ‘dat hij deze in zijn bezit kreeg’, aldus de aangeefster, waarna hij is weggefietst. Kort hierna is hij aangehouden door de vriend van de aangeefster, J. [getuige 1], die op het hulpgeroep van zijn vriendin naar buiten was gekomen.
[getuige 1] heeft als getuige verklaard dat hij heeft gezien dat een man met één hand zijn vriendin, mevrouw [slachtoffer], vast had en met de andere hand haar tas. Vervolgens heeft hij gezien dat de man mevrouw [slachtoffer] losliet en naar zijn fiets liep. De man pakte zijn fiets vast en liet deze direct weer los, aldus [getuige 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de man daarop heeft aangehouden. Getuige [getuige 1] heeft niet verklaard gezien te hebben dat verdachte de tas bij zich had toen hij naar de fiets liep.
Getuige [getuige 2], die direct achter getuige [getuige 1] naar buiten kwam rennen, heeft verklaard dat hij had gezien dat een man naar zijn fiets rende, dat deze man probeerde weg te fietsen, maar dat dit niet lukte. De man stapte van zijn fiets af toen hij [getuige 1] en [getuige 2] aan zag komen rennen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de tas van mevrouw [slachtoffer] naast de fiets van de man op straat zag staan toen hij naar [getuige 1] toeliep om hem te helpen de man aan te houden.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij heeft geprobeerd de tas van mevrouw [slachtoffer] weg te nemen door deze uit haar handen te trekken. Ter terechtzitting heeft hij tevens verklaard dat het ‘zou kunnen’ dat hij de tas even alleen heeft vast gehad, maar hij heeft ontkend dat hij met de tas is weggefietst.
De rechtbank is van oordeel dat het op grond van genoemde bewijsmiddelen weliswaar mogelijk is dat de bewuste tas gedurende luttele ogenblikken in het bezit is geweest van verdachte, maar dit is dan gedurende een zodanig korte tijdspanne geweest, dat naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd kan worden dat verdachte als heer en meester over het weggenomen goed heeft beschikt. Derhalve is geen sprake van een voltooid delict, zodat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
5. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 489,80 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, terwijl de dagvaarding wat betreft het subsidiair ten laste gelegde nietig is verklaard, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
6. Beslissing
De rechtbank:
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het subsidiair ten laste gelegde.
? Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres] niet ontvankelijk in de vordering.
? Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Bordewijk, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. L.M. Kos, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 oktober 2009.