ECLI:NL:RBALK:2009:BK3472

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810347.07
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachten in mensenhandelzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 16 november 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen meerdere verdachten in het onderzoek Sierra, dat betrekking heeft op mensenhandel en gedwongen prostitutie. De rechtbank heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de procesgang en de wijze waarop het openbaar ministerie zijn dossier heeft samengesteld. Tijdens de zittingen kwam naar voren dat er belangrijke stukken, waaronder tapgesprekken, niet aan de rechtbank waren overgelegd, wat de rechtsgang heeft geschaad. De rechtbank oordeelde dat deze handelswijze een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde met zich meebracht, waardoor de verdachte niet in zijn recht op een eerlijke behandeling kon worden voorzien. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie opzettelijk stukken had achtergehouden, wat leidde tot misleiding van zowel de verdachte als de rechtbank zelf. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, gezien de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van transparantie en volledigheid in de procesvoering, vooral in zaken van zo'n ernstige aard als mensenhandel.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810347.07
Datum uitspraak : 16 november 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [postcode en woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 november 2008, 14 januari 2009, 14 mei 2009, 3, 4 en 5 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen door de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, en door de officier van justitie naar voren is gebracht.
Als benadeelde partijen hebben zich gevoegd [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 4] Zij hebben zich laten bijstaan door mr. G.A.M. Van Dijk, advocaat te Alkmaar.
2. De tenlastelegging
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 november 2008 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2005 tot en met 14 juni 2007, in elk geval gelegen in de periode van 1 februari 2006 tot en met 28 februari 2006 te Groningen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, genaamd [slachtoffer 5], immers heeft hij, verdachte, een of meer ke(e)r(en) een money transfer geïnd die afkomstig was van genoemde [slachtoffer 5], terwijl hij (als echtgenoot van deze vrouw, met wie hij op
23 augustus 2005 een (schijn)huwelijk was aangegaan) wist, dat die [slachtoffer 5]
(gedwongen) in de prostitutie werkzaam was;
art 273a lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
2.
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Groningen en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Deventer en/of in de gemeente Leeuwarden en/of in de gemeente Utrecht, in ieder geval in/vanuit Nederland en/of Bulgarije en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor (een) derde(n) tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], zich daardoor
tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n);
(artikel 250a lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor (een) derde(n) tegen betaling, terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], zich door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) werd(en) gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van die seksuele handelingen;
(artikel 250a lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel door misbruik vanuit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen, die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor (een) derde(n) te bevoordelen;
(artikel 250a lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht)
terwijl dat feit/die feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben gehad;
(artikel 250a lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
immers heeft die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
met betrekking tot die [slachtoffer 3] in voornoemde periode:
(- in Bulgarije)
- terwijl die [slachtoffer 3] zich in een zwakke economische en/of financiële en/of psychische en/of sociale positie bevond en/of die in Nederland niet bekend was en/of die onbekend was met de wijze en/of de omstandigheden waaronder er in Nederland (zelfstandig) in de prostitutie gewerkt kan worden en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks machtig was -
* een vertrouwensband met die [slachtoffer 3] opgebouwd en/of die [slachtoffer 3] ingepalmd en/of misleid door die [slachtoffer 3] voor te spiegelen, dat zij in Nederland in de prostitutie veel geld kon verdienen en/of met dat verdiende geld dan een appartement in Bulgarije zou kunnen kopen en/of dat ze maar een maand in de prostitutie hoefde te werken om veel geld te verdienen en/of
* (per auto) met die [slachtoffer 3] een reis gemaakt van Bulgarije naar Nederland en/of
* het paspoort van die [slachtoffer 3] afgepakt en haar gedwongen naar Nederland te gaan om in de prostitutie te werken en/of
(- in Nederland)
* die [slachtoffer 3] zich in een van die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) afhankelijke situatie laten bevinden door haar niet te laten beschikken over haar paspoort/identiteitsdocumenten en/of
* die [slachtoffer 3] voorgehouden dat zij de door die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) gemaakte kosten diende terug te betalen en/of
* die [slachtoffer 3] in de prostitutie laten werken en/of
* een woonadres en/of een werkplek voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of laten regelen en/of
* die [slachtoffer 3] van/naar haar werkplek gebracht/opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
* voor die [slachtoffer 3] bepaald welke handelingen zij diende te verrichten en/of welk tarief en/of werktijden zij diende te hanteren en/of
* het door die [slachtoffer 3] in de prostitutie verdiende geld van haar afgenomen en/of laten afnemen en/of doen afstaan en/of
* die [slachtoffer 3] (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht gehouden en/of doen geloven dat ze (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht werd gehouden en/of
* die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
* die [slachtoffer 3] doen geloven, dat zij een deel van de opbrengst van haar prostitutiewerk zou gaan ontvangen en/of
* die [slachtoffer 3] doen geloven, dat die [medeverdachte 1] geld voor haar in bewaring hield en/of
* die [slachtoffer 3] onder druk gezet om in de prostitutie te blijven werken door die [slachtoffer 3] een deel van de opbrengst toe te zeggen en/of haar familie niet op de hoogte te stellen van haar prostitutiewerkzaamheden in Nederland en/of
* een (schijn)huwelijk tussen die [slachtoffer 3] en [verdachte] geregeld en/of laten regelen en/of
* een verblijfsvergunning voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of laten regelen en/of
* die [slachtoffer 3] aangegeven, dat hij, [medeverdachte 1], aan [verdachte] een geldbedrag van 15.000,- Euro moest geven voor het tussen haar en die [verdachte] afgesloten huwelijk en zij,[slachtoffer 3], dit bedrag bij elkaar diende te verdienen en/of
* die [slachtoffer 3] mishandeld en/of
* die [slachtoffer 3] bedreigd en/of
* een of meer ke(e)r(en) intimiderend tegen die [slachtoffer 3] geschreeuwd en/of
* door die [medeverdachte 1]'s (intimiderende) gedrag en (voortdurende) controle die [slachtoffer 3] grote angst ingeboesemd met betrekking tot het welzijn van die [slachtoffer 3] en/of haar familie en/of
* (aldus) op enigerlei (andere) wijze, misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) over die [slachtoffer 3] had(den);
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 december 2004 te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of te Groningen, althans in Nederland en/of te Bulgarije, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (onder meer)
- op of omstreeks 5 februari 2002 te Bulgarije een huwelijk met voornoemde [slachtoffer 3] aan te gaan en/of
- zich gezamenlijk met die [slachtoffer 3] in te schrijven op een (woon)adres in Nederland, waardoor het voor die [slachtoffer 3] mogelijk werd om legaal in Nederland in de prostitutie werkzaam te zijn;
art 48 Wetboek van Strafrecht
art 250a lid 1 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
art 250a lid 2 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
3.
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 14 juni 2007 in de gemeente Groningen en/of in de gemeente Amsterdam in ieder geval in/vanuit Nederland en/of Bulgarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11],
door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
(artikel 273a/273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11], zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten;
(artikel 273a/273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11];
(artikel 273a/273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft, heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11];
(artikel 273a/273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht)
immers heeft die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
met betrekking tot die [slachtoffer 5] (in genoemde periode):
* die [slachtoffer 5] in de prostitutie laten werken en/of
* voor die [slachtoffer 5] bepaald en/of laten bepalen welke handelingen zij diende te verrichten en/of welk tarief en/of welke werktijden zij diende te hanteren en/of
* het door die [slachtoffer 5] in de prostitutie verdiende geld van haar afgenomen en/of laten afnemen en/of doen afstaan en/of
* die [slachtoffer 5] (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht gehouden en/of doen geloven dat ze (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht werd gehouden en/of
* die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
* die [slachtoffer 5] bedreigd en/of
* een (schijn)huwelijk tussen die [slachtoffer 5] en [verdachte] geregeld en/of laten regelen en/of
* een verblijfsvergunning voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of laten regelen en/of
* door die [medeverdachte 1]'s en/of zijn mededader(s) (intimiderende) gedrag en (voortdurende) controle die [slachtoffer 5] grote angst ingeboesemd met betrekking tot het welzijn van die [slachtoffer 5] en/of haar familie en/of
* (aldus) op enigerlei (andere) wijze, misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat verdachte en/of zijn mededader(s) over die [slachtoffer 5] had(den);
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen de periode van 01 januari 2005 tot en met 27 augustus 2007 te Amsterdam en/of te Groningen, althans in Nederland en/of te Bulgarije opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (onder meer)
- op of omstreek 23 augustus 2005 te Bulgarije een huwelijk met die [slachtoffer 5] aan te gaan en/of
- gezamenlijk met die [slachtoffer 5] in te schrijven op een (woon)adres in Nederland, waardoor het voor die [slachtoffer 5] mogelijk werd om legaal in Nederland in de prostitutie werkzaam te zijn;
art 48 Wetboek van Strafrecht
art 273a lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273a lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 5 februari 2002 tot en met 17 maart 2005 (mede) ten gunste van [slachtoffer 3]
en/of
op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2005 tot 1 januari 2007 (mede) ten gunste van [slachtoffer 5]
(telkens) te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of te Groningen, in elk geval (telkens) in Nederland en/of in Bulgarije (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Staat der Nederlanden (de Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft bewogen tot de afgifte van (een) verblijfsvergunning(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een (schijn)huwelijk(en) gesloten en/of in stand gehouden, met respectievelijk die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5]
waardoor de Staat der Nederlanden (de Immigratie- en Naturalisatiedienst) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2007 tot en met 27 augustus 2007, in elk geval op of omstreeks 27 augustus 2007, in de gemeente Groningen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ([huisnummer]) ongeveer 320, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
6.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 09 juli 2007 tot en met 27 augustus 2007 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3. De voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding wat betreft de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten partieel nietig verklaard dient te worden, nu de opgave van die feiten deels niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. In de tenlastelegging van voornoemde feiten is onvoldoende duidelijk en onvoldoende begrijpelijk ten laste gelegd waar het gaat (bij feit 2) om beschuldigingen ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en (bij feit 3) om beschuldigingen ten aanzien van [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]. Ten aanzien van deze vrouwen worden in de tenlastelegging geen specifieke handelingen op tijdstippen en plaatsen naar voren gebracht, noch wordt verwezen naar concrete incidenten in het dossier. De tenlastelegging omschrijft naar het oordeel van de rechtbank derhalve slechts ten dele op voldoende wijze de aan verdachte verweten gedragingen en kan daarmee slechts voor dat deel (namelijk bij feit 2 ten aanzien van [slachtoffer 3] en bij feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 5]) fungeren als grondslag van het onderzoek op de terechtzitting, en zal voor het overige dan ook nietig worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de overige tenlastegelegde feiten.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft op gronden zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota’s en nader onderbouwd ter terechtzitting, betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. De officier van justitie heeft, zoals gemotiveerd in de door haar overgelegde reactie, aangegeven dat er geen aanleiding is het openbaar ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte het volgende.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling op de terechtzitting van 4 november 2009 onder meer het volgende naar voren gebracht:
“Ik heb vanochtend op het parket nog drie ordners gezien waarin tapgesprekken zijn opgenomen. Ik kan geen antwoord geven op de vraag van de voorzitter waarom er voor is gekozen niet alle stukken met betrekking tot de taps aan de rechtbank te overleggen. Mij was wel duidelijk dat de rechtbank alle stukken wilde hebben. Ik kan u ook niet aangeven waarom juist deze drie ordners niet zijn verstrekt.”
Na onderbreking van de zitting heeft de officier van justitie vervolgens nog het volgende gesteld:
“Het procesdossier wordt onder regie van het openbaar ministerie samengesteld uit de door de politie aangeleverde stukken. Het procesdossier vormt de basis voor de vervolging. Het maken van een selectie uit deze stukken is volgens de Hoge Raad toegestaan. U zult erop moeten vertrouwen dat de officier van justitie hierin de juiste keuzes maakt. Ik kan niet concreet aangeven waarom in deze zaak stukken buiten het procesdossier zijn gebleven. U heeft het procesdossier. Daarnaast zijn er stukken die u niet heeft en die naar het oordeel van het openbaar ministerie niet relevant zijn. Op uw vraag of ik weiger deze nadere stukken over te leggen is het antwoord ja. Ik kan niet aan het verzoek voldoen om die overige stukken aan het procesdossier toe te voegen. U deelt mij nogmaals mee dat het verzoek alle stukken betreft. Ik kan daar niet aan voldoen. Op uw vraag waarom ik aan uw verzoek niet kan voldoen antwoord ik dat ik daarin geen inzicht kan geven. Ik kan voorts geen inzicht geven in de inhoud van de stukken die ik niet zal overleggen.”
De rechtbank verkeerde in de veronderstelling ter zitting van 3 november 2009 te beschikken over het complete dossier. De vraag of het dossier compleet was is op diverse momenten aan de orde geweest. In het proces-verbaal van de zitting van 24 november 2008 is over het verhandelde daar en toen immers het volgende opgenomen:
“De rechtbank draagt de officier van justitie dan ook nadrukkelijk op alle stukken die betrekking hebben op het onderzoek Sierra aan het dossier toe te voegen”.
Op dat moment is derhalve reeds door de rechtbank bepaald dat het oordeel over wat in het onderzoek “Sierra” relevante en irrelevante stukken zijn ter beoordeling aan de rechtbank moet worden gelaten. Overigens had de officier van justitie, hoewel er ook na die datum nog aanvullingen op het dossier zijn geweest van de zijde van het openbaar ministerie, op de zitting van 10 november 2008al het volgende gesteld:
“Thans kan ik u meedelen dat alle stukken in dit onderzoek aan de rechtbank en de verdediging zijn verstrekt. Er zijn geen stukken die betrekking hebben op de zaken tegen één van deze verdachten […] waarover de politie wel beschikt, maar de rechtbank of de verdediging niet”.
De rechtbank is zich er overigens van bewust dat er in de zaak van verdachte geen zitting is geweest op 24 november 2008. Deze zitting heeft alleen plaatsgevonden in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank is echter van oordeel dat het voor een ieder duidelijk is geweest dat het ging om het toevoegen van alle stukken in het onderzoek “Sierra”, een onderzoek waar ook het onderzoek naar verdachte deel van uitmaakt.
De rechtbank concludeert derhalve uit hetgeen ter zitting van 4 november 2009 is verhandeld dat de officier van justitie bewust stukken heeft achtergehouden en nog steeds achterhoudt. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat zij weigert stukken te overleggen op zichzelf in de onderhavige zaak voldoende is om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat door deze handelswijze er van de zijde van het openbaar ministerie een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te kort is gedaan.
Nu de officier van justitie voorts geen duidelijkheid kan, dan wel wenst, te verschaffen over de aard en de inhoud van de stukken die zij weigert te overleggen (met uitzondering van de inhoud van de drie ordners met tapgesprekken), blijft het voor de rechtbank en ook voor de verdediging van het grootste belang zelf van deze stukken kennis te kunnen nemen.
De rechtbank is van oordeel dat door de handelswijze van de officier van justitie niet alleen verdachte in zijn belangen is geschaad, maar dat hierdoor bovendien de rechtbank is misleid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval dan ook geen andere sanctie past dan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de officier van justitie ook ten aanzien van het onder feit 5 en feit 6 ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard. Immers, het op de zitting van 4 november jl. verhandelde heeft eveneens betrekking op deze feiten.
Overwegingen ten overvloede
De rechtbank wenst ten overvloede zijn ongerustheid uit te spreken over de wijze waarop het belang dat de samenleving heeft bij een opsporings- en vervolgingsapparaat dat zich te allen tijde controleerbaar opstelt in dit onderzoek volstrekt onvoldoende door het openbaar ministerie is onderkend.
Deze ongerustheid ziet, behalve op het achterhouden van stukken, ondermeer op het navolgende.
- het feit dat de selectie van te vertalen tapgesprekken werd overgelaten aan (daartoe niet opgeleide) tolken, die slechts werden geïnstrueerd belastende gesprekken aan te wijzen;
- het feit dat is besloten geen proces-verbaal op te maken van enige handeling die zag op het vergaren van bewijsmateriaal in Bulgarije, waardoor dit deel van het onderzoek onduidelijk en niet toetsbaar is gebleven;
- de manier van horen van de aangeefsters in dit onderzoek, waarbij niet zozeer waarheidsvinding als wel het verzamelen van belastende informatie ten aanzien van de verschillende verdachten in dit onderzoek voorop leek te staan;
- de manier waarop is omgegaan met de vrouwen die zijn verzocht aangifte te doen tegen de verdachten in dit onderzoek, waarbij eveneens een groter belang leek te worden gehecht aan het verzamelen van belastende informatie dan aan waarheidsvinding.
4. De benadeelde partijen
Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
BESLISSING
Verklaart de dagvaarding wat betreft de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten partieel nietig op de wijze zoals onder 3 weergegeven.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2009.
de oudste rechter is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.