ECLI:NL:RBALK:2009:BK1559

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810117-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor daders gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen meerdere verdachten die betrokken waren bij een gewapende overval op 19 maart 2009 in de gemeente Harenkarspel. De verdachten, waaronder de hoofdverdachte, werden beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval werd gepleegd door een groep van zes mannen, die de slachtoffers onder bedreiging van vuurwapens en geweld dwongen tot afgifte van geld en goederen, waaronder een kluis, een laptop en spelcomputers. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de aanhouding van de verdachten beoordeeld en geconcludeerd dat de politieagenten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van beïnvloeding. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van vijf jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor een deel toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 5000,- is vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachten ook verplicht om de kosten van de benadeelde partijen te vergoeden, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810117-09 (P)
Datum uitspraak : 28 oktober 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Noord-Holland Noord – HvB Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 en 14 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2009 te [woonplaats], in de gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder andere) (een set) autosleutels en/of een halsketting en/of een of meerdere geldbedrag(en) en/of een kluis (met inhoud) en/of een laptop en/of een (aantal) spelcomputer(s) (Wii en/of X-box), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld mevrouw [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van (onder andere) een halsketting en/of een horloge en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) naar de woning (woonwagen) van die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] is/zijn toegegaan en/of (daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) deze woning betreden en/of
- (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meerdere van) zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s) uit zijn/hun kleding gepakt en/of getoonden/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden aan/op die/deze aldaar aanwezige [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (de geestelijk gehandicapte) [slachtoffer 3] en/of (de 15-jarige) [slachtoffer 4] en/of die/deze/een vuurwapen(s) (voor hen) zichtbaar doorgeladen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] geschreeuwd dat zij op de grond moest(en) gaan liggen en/of: "waar is je man" en/of "Goud. Geld geef het!" en/of "Dit is een overval." en/of "ik schiet je kop eraf. Niet gillen. Niet schreeuwen. Mond houden" en/of "We gaan schieten" en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] eenmaal of meerdere malen op/tegen de borst en/of (elders) op/tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of hard geduwd en/of (meerdere keren) tegen hem geschreeuwd dat hij zijn bek moest houden en/of dat hij zou worden geslagen en/of
- heeft hij, verdachte, of één van zijn mededaders met een mes in de handen de voordeur van die woning bewaakt en/of de voordeur op slot gedraaid en/of- heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 3] (onder bedreiging van een/dat/die vuurwapen(s)) gedwongen naar de badkamer te gaan, waarna hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededader(s) (de polsen van) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 4] met (een) tierip(s) heeft/hebben vastgebonden en/of (daarna) die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] aan elkaar heeft/hebben vastgebonden en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] eenmaal of meerdere malen met een vuurwapen, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of in het gezicht geslagen en/of gestompt en/of
- nadat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met die [slachtoffer 2] naar haar (naastgelegen) woning waren geweest om te bezien of daar geld en/of goederen van zijn/hun gading konden worden weggenomen, is die [slachtoffer 2] eveneens (onder bedreiging van een vuurwapen) gedwongen om naar de badkamer in de woning van [slachtoffer 1] te gaan, alwaar hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) (de polsen van) die [slachtoffer 2] met (een)tierip(s) en/of tape heeft/hebben vastgebonden.
3. De voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank verklaart zich bevoegd tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard behoort te worden in de strafvervolging van verdachte. De raadsman heeft daartoe in de eerste plaats gesteld, dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest omdat politieambtenaar [politieambtenaar] ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt van zijn dienstwapen. Vervolgens is volgens de raadsman de toetsing van de aanhouding vertroebeld door het geven van een getuigentraining aan de desbetreffende politieagent en is de zaak inhoudelijk op onrechtmatige wijze beïnvloed door het geven van informatie aan getuigen.
- De rechtmatigheid van de aanhouding
Ten aanzien van de aanhouding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op donderdag 19 maart 2009 om 21.36.54 uur is door Regionale Meldkamer politie Noord-Holland Noord, naar aanleiding van de melding van een overval in [woonplaats], aan alle politie eenheden gemeld dat zij moeten uitkijken naar een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] en een Peugeot 307 met kenteken [kenteken 2], waarvan de kentekenplaten zijn gestolen.
Om 21:53:33 wordt door de politieagenten [politieagent 1] en E. [politieagent 2] aan de meldkamer medegedeeld dat zij voornoemde Golf waarnemen op de provinciale weg tussen Castricum en Krommenie. In hun proces-verbaal van bevindingen hebben deze politieagenten voorts vermeld dat ter hoogte van de Provinciale Weg Westzaan-West Graftdijk, te Krommenie een aantal herkenbare politievoertuigen positie innamen achter genoemde Golf, teneinde deze Golf een stopteken te kunnen geven. De auto’s reden inmiddels op de N242 (N8) (pagina 268-269).
Politieagenten [politieagent 3] en [politieagent 4] hebben geverbaliseerd dat zij genoemde Golf op de N246 door middel van een daktransparant een stopteken hebben gegeven. De bestuurder van het voertuig gaf hier gehoor aan en stopte op een vluchthaven. Hierop hebben verbalisanten hun vuurwapen ter hand genomen en deze gericht en gericht gehouden op de personen in de Golf. De bestuurder van de Golf keek verbalisanten aan door het openstaande raam. Verbalisanten schreeuwden meerdere malen “politie, handen omhoog”. Vervolgens zagen zij dat de Volkswagen wegreed in de richting van de Rijksweg A8. Hierop hebben verbalisanten de achtervolging ingezet. Vervolgens zagen zij dat de Golf ter hoogte van de afrit A8 een aanrijding kreeg met een op de middenberm stilstaand opvallend dienstvoertuig, waarna de Golf is doorgereden richting Westzaan. Verbalisanten hebben de achtervolging voortgezet en zagen dat de Golf zich op de [adres] in Beverwijk vast reed in zand op een onverharde weg. Zij zagen dat de verdachten de portieren openden, waarop verbalisant [politieagent 3], de bestuurder van het dienstvoertuig, zijn voertuig tegen de portierdeur van de Golf heeft aangereden om te voorkomen dat de verdachten uit de auto konden stappen. Vervolgens heeft verbalisant [politieagent 4] haar vuurwapen ter hand genomen en deze gericht en gericht gehouden op de verdachten in de personenauto. De inzittenden zijn allen aan de rechterzijde uit de Golf gestapt en weggerend (pagina 270-272). Na een achtervolging te voet werden zes verdachten, waaronder verdachte, aangehouden (pagina 415).
Politieagent [politieambtenaar] heeft op 21 maart 2009 bij de Rijksrecherche verklaard dat hij samen met zijn collega’s achter twee verdachten aanrende, die vanuit de Golf wegvluchtten. [politieambtenaar] schreeuwde hen een aantal keren toe: “Politie, blijf staan of ik schiet”. Toen de verdachten dit bevel bleven negeren door te blijven rennen, heeft [politieambtenaar] zijn wapen getrokken en in de richting van de benen van een van de twee verdachten- naar later bleek verdachte - geschoten. [politieambtenaar] heeft verdachte hierbij in zijn linker grote teen geraakt. [politieambtenaar] heeft hierover verklaard dat hij bewust voor de benen van verdachte koos, omdat hij verdachte wilde aanhouden . Politieagent [politieagent 3] heeft over de achtervolging te voet verklaard dat er tijdens de achtervolging overal om hem heen werd geroepen: “Staan blijven, politie” .
De raadsman van verdachte stelt dat [politieambtenaar] heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van de Politiewet en artikel 7 lid 1 sub a en b van de Ambtsinstructie voor de Politie. Niet redelijkerwijs kon worden aangenomen dat verdachte een voor onmiddellijk gebruik zijnd vuurwapen bij zich had en zou gebruiken en voorts was er voor [politieambtenaar] geen reden om te schieten omdat hij bang was dat verdachte niet aangehouden kon worden. Naar de mening van de raadsman had [politieambtenaar] daarom tijdens de achtervolging geen gebruik mogen maken van zijn vuurwapen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte bevond zich in een auto waarvan het vermoeden bestond dat de inzittenden betrokken waren bij een overval op een woning waarbij gebruik was gemaakt van vuurwapens. Nadat de bestuurder van deze auto in antwoord op een zichtbaar stopteken van een politiewagen was gestopt en de inzittenden door de politie waren gesommeerd om uit te stappen is de bestuurder doorgereden teneinde te ontkomen aan de aanhouding. Vervolgens is de auto - na een wilde achtervolging - tot stilstand gekomen in een zandheuvel en probeerden de verdachten wederom aan hun aanhouding te ontkomen door uit de auto te stappen en te voet verder te vluchten. Tenslotte bleef verdachte rennen terwijl [politieambtenaar], de politieagent die hem achtervolgde, alsmede zijn collega’s, verdachte toeschreeuwden dat hij moest blijven staan. Verdachte probeerde aldus koste wat kost te ontkomen aan zijn aanhouding. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [politieambtenaar] heeft gehandeld in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en dat hij met het door hem toegepaste geweld - het na meermalen waarschuwen schieten op de benen van verdachte - heeft voldaan aan de daaraan gestelde eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, zoals ook verwoord in artikel 8 lid 1 Politiewet.
Overigens heeft [politieambtenaar] tevens gehandeld conform het bepaalde in artikel 7 van lid 1 sub b jo artikel 10a van de Ambtsinstructie voor de Politie. [politieambtenaar] heeft immers op verdachte geschoten omdat hij zich aan zijn aanhouding probeerde te onttrekken en heeft voorafgaande aan het schieten verdachte gewaarschuwd dat hij op hem zou schieten wanneer hij niet zou blijven staan.
- De getuigentraining van politieambtenaren [politieambtenaar] en [politieagent 3]
Volgens de raadsman hebben de politieambtenaren [politieambtenaar] en [politieagent 3] op 29 september 2009 bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd die beïnvloed zijn door de daaraan voorafgaande getuigentraining die zij hebben gevolgd. Daarnaast zijn deze verklaringen volgens de raadsman tegenstrijdig met de verklaringen die zij hebben afgelegd bij de Rijksrecherche op 21 maart 2009, respectievelijk 20 maart 2009. Bovendien ontkent verdachte te hebben gehoord dat hij moest blijven staan omdat er anders geschoten zou worden.
De rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is geworden op welke tegenstrijdigheden de verdediging doelt. De verbalisanten hebben ieder een uitgebreide verklaring bij de Rijksrecherche afgelegd en zijn daarna op een aantal specifieke onderdelen van die eerdere verklaring bij de rechter-commissaris nader bevraagd. Duidelijk is dat er sprake was van een achtervolging, waarbij veel politieagenten betrokken waren. Dat verbalisanten op een aantal punten niet eenduidig verklaren over de volgorde van de gebeurtenissen is niet vreemd gelet op de omstandigheden van die avond. De rechtbank acht dit echter niet relevant nu uit zowel de verhoren bij de Rijksrecherche als bij de rechter-commissaris wél duidelijk wordt dat er – vóórdat er werd geschoten – door meerdere politieambtenaren werd gewaarschuwd dat de verdachten moesten blijven staan omdat er anders zou worden geschoten.
Ten aanzien van de gestelde beïnvloeding van [politieambtenaar] en [politieagent 3] door middel van een getuigentraining overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het getuigenverhoor van [politieagent 3] bij de rechter-commissaris op 29 september 2009 blijkt dat zowel [politieagent 3] als [politieambtenaar] op de zaterdag voorafgaande aan het verhoor bij de rechter-commissaris op initiatief van de korpschef een rechtbanktraining hebben gedaan, meer in het bijzonder betreffende getuigenverhoren.
Met de advocaat en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onwenselijk is dat politieagenten vlak voor hun verhoor als getuige bij de rechter-commissaris een training hebben gekregen die er duidelijk op was gericht hen voor te bereiden op het verhoor bij de rechter-commissaris in deze specifieke zaak. Daar komt nog bij dat de politieambtenaren in elkaars aanwezigheid deze training hebben gevolgd. De rechtbank is echter van oordeel dat deze onwenselijke gang van zaken in deze zaak geen consequenties heeft nu – zoals hiervoor al is vastgesteld – niet is gebleken dat [politieambtenaar] en [politieagent 3] een andere verklaring hebben afgelegd dan de verklaring die zij al eerder bij de Rijksrecherche, vlak na de aanhouding van verdachten, hebben afgelegd. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de inhoud van de getuigenverklaringen van [politieagent 3] en [politieambtenaar] is beïnvloed door de getuigentraining.
- De beïnvloeding van aangevers/getuigen
Op 19 maart 2009, omstreeks 21.50 uur, hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de meldkamer de melding gekregen naar het [adres] te [woonplaats] te gaan in verband met een overval op een woning door een zestal verdachten. De verbalisanten waren rond 22.15 uur ter plaatse. Geverbaliseerd is dat de slachtoffers in bijzijn van elkaar en van familie en vrienden kort zijn gehoord (pagina 93-94). De verdediging heeft aangevoerd dat – door deze wijze van verhoren – de getuigen elkaar hebben beïnvloed, meer in het bijzonder met betrekking tot specifieke daderinformatie. Daarnaast zijn de getuigen beïnvloed doordat door de politie aan hen is medegedeeld dat er zes jongens waren opgepakt. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 15 september 2009 bij de rechter-commissaris waarin zij heeft verklaard dat tijdens genoemd eerste verhoor van de slachtoffers twee rechercheurs de woning binnenkwamen en hen vertelden dat er zes jongens waren opgepakt.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu niet is gebleken dat de getuigen elkaar met betrekking tot de daderinformatie hebben beïnvloed.
In de eerste plaats blijkt uit de meldingen die zijn binnengekomen al snel dat er gesproken wordt van een overval door zes Marokkanen. In de eerste melding op donderdag 19 maart 2009 om 21:25:12 bij de Regionale Meldkamer politie Noord-Holland Noord wordt nog gesproken over “vijf gewapende Marokkanen met messen en pistolen”. Maar kort daarna, om 21:37: 07 uur komt de melding binnen dat de overval is gepleegd door zes Marokkanen met wapens.
Verder heeft [slachtoffer 2] in de door de raadsman aangehaalde verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat de rechercheurs halverwege haar verklaring binnenkwamen met de mededeling dat er zes mannen waren opgepakt. Uit het proces-verbaal – waar de raadsman ook aan refereert – betreffende het eerste verhoor van de getuigen blijkt dat [slachtoffer 1] als eerste getuige is gehoord. Zij heeft het over vijf of zes personen (pagina 94). [slachtoffer 2] is pas nà [slachtoffer 1] gehoord en verklaart reeds kort na aanvang van haar verhoor dat zij dacht dat er zes daders waren. Nu zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de rechercheurs eerst halverwege haar verhoor meedeelden dat er zes jongens waren opgepakt, zijn derhalve noch [slachtoffer 1], noch [slachtoffer 2] door deze mededeling beïnvloed.
Dat de getuigen elkaar hebben beïnvloed blijkt evenmin. Integendeel, bij de rechter-commissaris blijft [slachtoffer 1] immers bij haar eerste verklaring dat er vijf of zes daders waren, ofschoon haar moeder [slachtoffer 2] van meet af aan over zes daders heeft gesproken.
Conclusie
Gelet op vorenstaande is geen sprake van een schending van enig vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek zoals verwoord in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Aanwezigheid van redenen tot schorsing van de vervolging
Uit het onderzoek op de terechtzitting zijn de rechtbank geen gronden gebleken die
moeten leiden tot schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
A. De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Voorafgaande aan de overval
Op 15 maart 2009 heeft hoofdagent [politieagent 6], omstreeks 23:30 uur in Purmerend een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] gecontroleerd in verband met een kapot rechterachterlicht en omdat er vijf mannen in zaten. [politieagent 6] heeft toen de namen van alle inzittenden opgeschreven (pagina 264). Dit waren onder andere:
[verdachte 2] , geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 1] , geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 3] , geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 4] , geboren [geboortedatum ] te [woonplaats].
Op 19 maart 2009, omstreeks 10.00 uur is door twee politieagenten in burger, die belast waren met recherchewerkzaamheden, diezelfde Golf waargenomen op de N245 richting [woonplaats]. Voorts wordt een zwarte Peugeot 307 met kenteken [kenteken 2] waargenomen. In de VW Golf zaten vier of vijf mannen van vermoedelijk Marokkaanse afkomst. In de Peugeot zat alleen de bestuurder: een blanke man met kort haar, leeftijd tussen de 30 en 40 jaar. Deze auto’s rijden in eerste instantie achter elkaar, maar voor de verkeerslichten reed de bestuurder van de Peugeot naar de linkerrijbaan. De bestuurder opende het rechterraampje van zijn voertuig en ging in gesprek met de bestuurder van de andere auto. Ze lachten naar elkaar en het gevoel ontstond dat de bestuurders elkaar kenden. Vervolgens zijn de kentekens opgevraagd. Op de Peugeot zou een duplicaat kenteken moeten zitten, dit bleek echter niet het geval. De Golf staat op naam van [verdachte 2], die in HKS (Herkenningsdienstsystemen) voorkomt vanwege een veroordeling voor artikel 311 Wetboek van Strafrecht (Sr). Men zag dat de beide auto’s op de carpoolplaats ter hoogte van de afslag naar [woonplaats] parkeerden. Kort erna zagen zij de Peugeot weer rijden, nu zaten er vier of vijf personen in. Hij reed richting [woonplaats] De agenten zijn teruggereden naar de carpoolstrook, waar de Golf nog bleek te staan, met daarin nog één persoon. De Golf rijdt vijf minuten later weg, ook in de richting van [woonplaats]. Gezien wordt dat hij [woonplaats] inrijdt. In [woonplaats] raakt hij vijf minuten uit zicht. Op de [straatnaam] komen ze de Golf weer tegen, dan zitten er weer vier tot vijf personen in. De Peugeot wordt niet meer waargenomen (pagina 229-232). De agenten zien dat één van de jongens die aanvankelijk op de carpoolstrook stond later in de Peugeot zit en weer later weer in de Golf (pagina 230-231). Naar aanleiding van het bovenstaande is diezelfde dag nog een aandachtsvestiging opgemaakt door [politieagent 5], één van de agenten die in het onopvallende dienstvoertuig zat (pagina 233).
[brigadier 1], brigadier van politie, werkzaam als informatiecoördinator Overvallen en Ramkraken bij de afdeling Regionale Informatie Organisatie, steunpunt bureau Mallegatsplein te Alkmaar, werd diezelfde ochtend door zijn collega [politieagent 5] van de waarneming bij [woonplaats] op de hoogte gesteld. Hij heeft deze informatie diezelfde dag nader onderzocht en zag in het zogenaamde Blue View systeem staan dat deze Golf een paar dagen eerder ook al door agent [politieagent 6] was gecontroleerd. De personen die toen in de auto zaten bleken allen op één na blijkens HKS antecedenten te hebben op het gebied van 312, 311, 300 Sr en andere misdrijven. De Golf stond op naam van de eveneens aangehouden medeverdachte [verdachte 2]. De kentekenplaten die op de Peugeot zaten bleken op 13 januari 2009 van een soortgelijke Peugeot ontvreemd te zijn in Diemen.
Bij[brigadier 1] ontstond het vermoeden dat de door [politieagent 6] in de Golf aangetroffen personen bezig waren met het treffen van voorbereidingshandelingen tot het plegen van ernstige misdrijven binnen het bewakingsgebied van de regiopolitie Noord-Holland Noord. Hierop besloot hij alle wachtcommandanten werkzaam binnen de avonddienst van de regiopolitie Noord-Holland Noord per e-mail op de hoogte te stellen van zijn bevindingen. Op bureau Mallegatsplein heeft [brigadier 1] het onderwerp persoonlijk op de briefing van de avonddienst ingebracht (pagina 241-243).
De overval op 19 maart 2009 te [woonplaats]
Op donderdag 19 maart 2009 is om 21:25:12 bij de Regionale Meldkamer politie Noord-Holland Noord de melding binnengekomen dat in perceel [adres] 1 te [woonplaats] een overval gaande was. Gesproken wordt over “vijf gewapende Marokkanen met messen en pistolen”. Even later, om 21:37: 07 uur is er weer een melding binnengekomen. Een mevrouw die zich [slachtoffer 1] noemt, meldt dat er al eerder is gebeld en dat zij in huis is overvallen door zes Marokkanen met wapens. “Ze zijn er nu niet meer, maar ze hebben ons geboeid met tie-rips in de badkamer”.
Op de bewuste avond, 19 maart 2009, omstreeks 21.50 uur, hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de meldkamer de melding gekregen naar het [adres] te [woonplaats] te gaan in verband met een overval op een woning door een zestal verdachten. De verbalisanten waren rond 22.15 uur op plaats delict, [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats], aangekomen. Ter plaatse hoorden zij van een collega dat er zes personen in de woning waren geweest die op zoek waren naar geld en goud.
Op 20 maart 2009 heeft mevrouw [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een gewapende overval die heeft plaatsgevonden in de woning van haar dochter aan het [adres 1] te [woonplaats], gemeente Harenkarspel (pagina 98-104). Uit deze aangifte komt het volgende naar voren:
Mevrouw [slachtoffer 2] woont in een woonwagen op het [adres 2] te [woonplaats]. In de wagen naast haar wonen haar dochter, mevrouw [slachtoffer 1], haar schoonzoon de heer [naam schoonzoon] en haar kleinzonen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
Op de avond van 19 maart 2009 omstreeks 20.45 uur bevond zij zich in de woning van haar dochter. Ze zat samen met haar dochter in de woonkamer. [slachtoffer 3] bevond zich in zijn slaapkamer en [slachtoffer 3]slaap zat in de kamer van zijn moeder achter de computer. Plotseling kwam er een onbekende jongen de wagen binnen. Hij droeg een pistool en riep: “Dit is een overval. Leggen, leggen! Geld, geld ! En goud”. Hij richtte daarbij het pistool op [slachtoffer 2] en haar dochter, waarna zij op de grond zijn gaan liggen. Vervolgens kwamen er nog vijf jongens binnen. Een van hen bleef bij de voordeur staan. Hij deed de deur op slot. Toen [slachtoffer 2] met haar dochter op de grond lag zag zij dat de mannen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] uit de slaapkamers hadden opgehaald. Eén van de mannen had een pistool op het hoofd van [slachtoffer 4] gericht. [slachtoffer 2] vroeg - bij wijze van poging de anderen te beschermen - de mannen met haar mee te gaan naar haar wagen. Er gingen twee jongens met haar mee. De jongen die bij de voordeur stond draaide de deur van het slot en liet [slachtoffer 2] met twee jongens naar buiten gaan. Eenmaal in de woning van [slachtoffer 2], riep een van de jongens om geld en juwelen. Toen [slachtoffer 2] aangaf dat zij geen geld en juwelen had werd zij door een van de mannen met de achterkant van het pistool tegen haar achterhoofd geslagen. Daarna kreeg zij een klap tegen de rechterzijde van haar gezicht. Daarna keerden de twee mannen met [slachtoffer 2] terug in de woning van [slachtoffer 1]. Na binnenkomst in de wagen werd zij direct begeleid naar de badkamer. In de badkamer zag zij haar dochter en kleinzoons zitten; [slachtoffer 1] en haar zoon [slachtoffer 4] waren aan elkaar vastgebonden bij de polsen. [slachtoffer 2] werd in de badkamer met tape bij de polsen vastgebonden.
Er zijn een laptop, 2 spelcomputers (een Wii en een X box) en een kluis met inhoud van [slachtoffer 4] meegenomen. Een van de mannen bleef roepen om geld. Toen heeft [slachtoffer 1] tegen [slachtoffer 2] gezegd dat er geld in de kast lag en dat ze dat maar aan de mannen moest geven. [slachtoffer 2] werd door twee mannen meegenomen. [slachtoffer 2] heeft, terwijl haar handen nog vast getapet waren, het geld gevonden en aan één van de mannen afgegeven.
Op 26 maart 2009 heeft [slachtoffer 2] een nadere verklaring afgelegd (pagina 106-109) waarin zij vermeldt dat de eerste man die de woning binnenkwam en hen met een revolver bedreigde, dit wapen heeft doorgeladen en dit wapen constant op hen gericht bleef houden. Hij is ook degene geweest die met haar mee is gegaan naar haar woning en haar daar met dat wapen op haar hoofd heeft geslagen. Daarnaast was volgens [slachtoffer 2] nog een tweede man in de woning aanwezig die een wapen vast had. Ook deze man heeft zijn wapen gericht gehouden op [slachtoffer 2] en haar dochter terwijl hij hen toeschreeuwde dat ze moesten gaan liggen. Deze tweede man heeft [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] onder bedreiging van dat wapen uit de slaapkamers gehaald en later in de badkamer dit wapen continu gericht gehouden op die [slachtoffer 2], haar dochter en kleinzoons. Over de persoon die in de hal bij de ingang van de woning bleef wachten heeft ze nog verklaard dat deze een mes in zijn handen had.
Op 20 maart 2009 heeft mevrouw [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een gewapende overval die heeft plaatsgevonden in haar woning aan het [adres1] te [woonplaats], gemeente Harenkarspel (pagina 123-131). In deze aangifte is opgenomen dat zij zich op 19 maart 2009 omstreeks 21.00 uur in de woonkamer van haar woning bevond in gezelschap van haar moeder [slachtoffer 2]. Haar zoon [slachtoffer 4] zat in de ouderlijke slaapkamer en haar andere zoon [slachtoffer 3] bevond zich in zijn eigen slaapkamer. Plotseling hoorde ze de voordeur opengaan en zag zij een jongen binnenkomen met een pistool in zijn handen. Terwijl deze jongen het wapen op haar richtte riep hij: “Dit is een overval”, “waar is je man”, “Goud. Geld geeft het!”, “Ik schiet je kop er af. Niet gillen. Niet schreeuwen. Mond houden”. [slachtoffer 1] werd bevolen op de grond te gaan liggen. Ze hoorde dat er tegen [slachtoffer 3] werd geschreeuwd dat hij zou worden geslagen en dat hij zijn bek moest houden. Ze voelde dat ze omhoog werd getrokken, op welk moment ook een pistool tegen haar slaap werd gedrukt. Tijdens het opstaan hoorde ze: “opstaan, omhoog, naar achteren, niet schreeuwen, mond dicht we schieten”.
Toen ze zag dat er iemand bij haar zoon [slachtoffer 4] liep, heeft ze geroepen dat hij zijn horloge en zijn gouden ketting moest afgeven, omdat de jongens constant om geld en goud schreeuwden. Een van de jongens draaide de voordeur van de woning aan de binnenzijde op slot. Alle vier werden zij de badkamer in geduwd alwaar zowel haar polsen als die van haar zoon [slachtoffer 4] werden vastgebonden. Vervolgens werden haar polsen vastgebonden aan die van [slachtoffer 4]. Ze zag dat de polsen van haar moeder werden vastgebonden met tape. Omdat de daders bleven schreeuwen om geld heeft zij haar moeder gevraagd geld uit de ouderlijke slaapkamer te gaan halen en aan de daders te geven. Haar moeder is het geld gaan halen en heeft het aan de mannen gegeven.
In de goederenbijlage (pagina 143 – 136) bij deze aangifte zijn de goederen opgenomen die bij de overval zijn weggenomen. Het betreft onder meer: een horloge (merk Konrad), een goudkleurige halsketting met daaraan een hangertje in de vorm van een panter, een kluis met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 4] [slachtoffer 1]. En verder twee spelcomputers (X-box en Wii), een laptop en geld toebehorende aan [slachtoffer 1].
Op 9 april 2009 heeft [slachtoffer 1] namens haar geestelijke gehandicapte zoon [slachtoffer 3] aangifte gedaan van de gewapende overval in de woning aan het [adres 1] te [woonplaats] (pagina 199-200). Hoofdagente [hoofdagent], die vlak na de overval rond 21.45 uur, ter plaatse met de slachtoffers van de overval aan het [adres 1] te [woonplaats] heeft gesproken, heeft geverbaliseerd dat [slachtoffer 3] [slachtoffer 3] haar huilend vertelde dat hij geslagen was en daarbij op zijn borst wees (pagina 220).
Volgens [slachtoffer 4], die op 20 maart 2009 een verklaring over de overval heeft afgelegd zijn er zes jongens in de woning geweest, waarvan er twee beschikten over een wapen. Hij hoorde de daders roepen dat zij goud en geld wilden. Hij vond de kreten bedreigend overkomen en heeft daarom zijn ketting en zijn horloge afgegeven. [slachtoffer 4] werd met zijn moeder, oma en broer naar de badkamer begeleid. Eenmaal in de badkamer werden [slachtoffer 4] en zijn moeder door twee jongens door middel van tie-rips met handen aan elkaar vast gebonden. De polsen van zijn oma werden met tape vast gemaakt (pagina 160-164).
Op 26 maart 2009 heeft [slachtoffer 4] [slachtoffer 1] een nadere verklaring afgelegd (pagina 168) waarin hij verklaart dat hij zijn ketting heeft afgegeven omdat hij bang was dat de daders op zijn familie zouden schieten. Hij zag dat zijn moeder bang was en dat zij naar hem riep dat hij zijn ketting moest afgeven.
Achtervolging en aanhouding verdachten
Op donderdag 19 maart 2009 om 21.36.54 uur is door Regionale Meldkamer politie Noord-Holland Noord naar aanleiding van de overvalmelding in [woonplaats] aan alle politie eenheden gemeld dat zij moesten uitkijken naar een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] en een Peugeot 307 met kenteken [kenteken 2], waarvan de kentekenplaten zijn gestolen. Er wordt voorts vermeld dat deze auto’s die ochtend rond 10.00 uur door twee rechercheurs zijn waargenomen. De inzittenden waren toen vijf Marokkanen.
Om 21:42:27 meldt de meldkamer van Zaansteek-Waterland aan de collega’s in de hele regio dat er een gewapende overval is geweest op een woning in [woonplaats], gepleegd door vier à vijf Marokkanen en er zijn pistolen en messen gebruikt. Er moet worden uitgekeken naar de kentekenplaten [kenteken 1] en [kenteken 2].
Om 21:53:33 wordt aan de meldkamer gemeld dat de Golf door politieagenten [politieagent 1] en [politieagent 2] is waargenomen op de provinciale weg tussen Castricum en Krommenie.
Na een achtervolging, die geëindigd is in Beverwijk op de [adres] (pagina 337) en waarbij de verdachten uit de Golf zijn gevlucht, werden de navolgende zes verdachten aangehouden (pagina 415):
[verdachte 3, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 4, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 2, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 5, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 1, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
[verdachte 6, geboren [geboortedatum] te [woonplaats];
Aantreffen wapens
Op de zogenaamde vlucht plaats delict is een sporenonderzoek ingesteld. Op een fietspad is onder andere aangetroffen een pistool Walther P990, kaliber 40, serienummer [nummer] (ter hoogte van de woning gelegen aan de [adres] (pagina 337). In de houder bevonden zich geen patronen en ook in de kamer zat geen patroon. Bij nader onderzoek bleek het pistool nog een serienummer te hebben (415025). De serienummers bleken ontvreemd gesignaleerd te staan in Duitsland.
Politieambtenaar [politieagent 3] heeft verklaard dat hij tijdens de achtervolging in Beverwijk gericht op de verdachte [verdachte 6] heeft geschoten. Voorts heeft hij verklaard bij verdachte [verdachte 6] een vuurwapen in zijn linkerhand te hebben gezien. Een zwartkleurig pistool. Volgens zijn verklaring heeft hij de man geraakt, waarbij de man tegelijkertijd het vuurwapen liet vallen. Het wapen kwam volgens [politieagent 3] een paar meter voorbij de man op het fietspad terecht (pagina 338).
Uit het procesverbaal technisch onderzoek (pagina 485) blijkt dat dit pistool een vuurwapen is in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het pistool van het merk Smith & Wesson werkte naar behoren en was technisch in goede staat.
Onder verdachte [verdachte 6] is in beslag genomen een wapen merk BBM 315 automatisch alarm 8 mm knal, zonder patroon houder (pagina 2531). Blijkens het proces-verbaal wapentechnisch onderzoek van 5 mei 2009 (pagina 459) betreft het een pistool, merk BBM (Bruni), model .315 Auto, kaliber 8 millimeter/.315 knal/gas en is door het vervangen van de loop dit pistool geschikt gemaakt voor het verschieten van scherpe patronen. Het vuurwapen valt onder categorie III, sub 1 van artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
In de Golf zijn aangetroffen een wapen cal 4.5 mm zwart RWS model C225 en een vuurwapen zwart no [nummer] (pagina 2532). De Golf en genoemde voorwerpen zijn in beslag genomen onder verdachte [verdachte 2] (pagina 2537).
Het wapen cal 4.5 mm RWS model C225 is blijkens het proces-verbaal wapentechnisch onderzoek van 5 mei 2009 (pagina 462) een voorwerp dat geschikt/bestemd is om projectielen door een loop af te schieten en is een wapen in de zin van de wet wapens en munitie. Het betreft een metalen gasdrukpistool dat gelijkenis vertoont met een echt wapen en valt onder categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Het wapen no 06L10537 is blijkens het proces-verbaal wapentechnisch onderzoek van 5 mei 2009 (pagina 465) een wapen (gasdrukpistool) van een onbekend merk “Made in Taiwan”in de zin van de wet wapens en munitie en vertoont sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen. Het valt onder categorie I sub 7 van artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie
Aangetroffen goederen
In genoemde Golf werden onder meer de volgende goederen aangetroffen.
Een grijze kluis, een zwarte sporttas met daarin onder andere een X box en een Wii spelcomputer en een laptoptas met daarin een laptop (pagina 2675 e.v.)
[slachtoffer 1] heeft een aan haar getoonde Wii spelcomputer, X box en laptoptas met de laptop herkend als zijnde de goederen die haar toebehoren en zijn gestolen bij de overval op haar woning op 19 maart 2009 (pagina 142-143). Blijkens een proces-verbaal van bevindingen betreffende tonen foto’s aangeefster [slachtoffer 1] (pagina 145-146), in samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming (pagina 2686-2687) betreft het hier de goederen die in de Golf zijn aangetroffen.
Bij de aanhouding van verdachte werd door verbalisanten naast zijn hoofd een zilver zwart horloge aangetroffen van het merk Konrad (pagina 263). Dit horloge is door aangeefster [slachtoffer 1] herkend als zijnde het horloge van haar zoon [slachtoffer 4] [slachtoffer 1] dat was gestolen tijdens de overval op de woning aan het [adres1] te [woonplaats] (pagina’s 143 en 146).
In de achterzak van de broek van medeverdachte [verdachte 2] is een goudkleurige hanger in de vorm van een goudkleurige panter met daarin een rood oog aangetroffen en inbeslaggenomen (pagina 665). Beide goederen zijn door verbalisanten aan aangeefster [slachtoffer 1] en aan [slachtoffer 4] [slachtoffer 1] getoond (pagina 670) en door hen herkend (pagina 157 respectievelijk pagina 173) als zijnde het eigendom van [slachtoffer 4] [slachtoffer 1], welke waren weggenomen tijdens de overval op de woning aan het [adres1] te [woonplaats].
Forensisch technische onderzoek naar bij de overval aangetroffen schoensporen
Naar aanleiding van de overval op de woning aan het [adres 1] te [woonplaats] op 19 maart 2009 is diezelfde dag op plaats delict forensisch technisch onderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek zijn onder meer twee verschillende schoensporen aangetroffen. De afdeling Forensische Opsporing van de politie Noord-Holland Noord heeft de schoenen van de aangehouden verdachten nader onderzocht en vergeleken met de op de plaats delict aangetroffen schoensporen. Uit dit onderzoek is komen vast te staan dat de profielen van de schoenen van medeverdachten [verdachte 6] (rechterschoen) en [verdachte 4] (linkerschoen) overeenkomen met twee schoensporen die zijn aangetroffen in de linker slaapkamer (gezien vanuit de toegangsdeur) van de genoemde woning (pagina 445-448).
B. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich in de vluchtauto bevond en is gevlucht, maar dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte in de woning is geweest waar de overval heeft plaatsgevonden. De enige die heeft verklaard over de rol van verdachte is medeverdachte [verdachte 5]. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat hij onduidelijk is over zijn eigen rol, waardoor zijn verklaring onbetrouwbaar is.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De verklaringen van de verdachten
Van de zes verdachten heeft slechts één van hen, te weten [verdachte 5], een verklaring afgelegd over de wijze waarop de overval is voorbereid en uitgevoerd. Meer in het bijzonder heeft hij daarbij aandacht besteed aan de verschillende rollen die hij en zijn medeverdachten daarbij hebben gespeeld. Met de verdediging en anders dan de officier van justitie acht de rechtbank zijn verklaring op onderdelen – met name ten aanzien van zijn eigen rol en de rol die zijn medeverdachten hebben gespeeld – niet voldoende betrouwbaar en zal daarom zijn verklaring bij de bewezenverklaring buiten beschouwing laten. Daarnaast zal de rechtbank, om dezelfde reden, ook de eigen verklaringen van de verdachten buiten beschouwing laten.
Algemeen
Nu geen van de verdachten openheid van zaken heeft gegeven en de rechtbank de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 5] buiten beschouwing laat, gaat de rechtbank uit van de hierboven aangehaalde verklaringen van de aangevers en waarnemingen van politieambtenaren zoals neergelegd in genoemde processen-verbaal van bevindingen. Op basis van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de overval aan het [adres 1] te [woonplaats] op 19 maart 2009 heeft plaatsgevonden rond 21.00 uur. Naar aanleiding van de 112-melding van de slachtoffers dat er een overval heeft plaatsgevonden door vijf of zes Marokkanen, wordt de Volkswagen Golf waarin de mogelijke daders van de overval zijn gevlucht door politieambtenaren gesignaleerd rond 21.45 uur. Vervolgens zijn de verdachten na een achtervolging, waarbij verschillende politiekorpsen betrokken zijn geweest, rond 22.15 uur aangehouden in Beverwijk.
Gelet op
- het korte tijdsverloop tussen de overval (waarbij wordt gemeld dat deze is gepleegd door vijf of zes Marokkanen) en de aanhouding van zes verdachten van Marokkaanse afkomst, en
- het aantreffen van twee wapens alsmede de bij de overval gestolen kluis met inhoud, laptop, x-box en Wii in de Volkswagen Golf waarin de verdachten zijn aangehouden, en
- het aantreffen van de bij de overval weggenomen goudkleurige hanger in de vorm van een panter bij medeverdachte [verdachte 2] en
- het bij de aanhouding van medeverdachte [verdachte 1], in diens nabijheid aantreffen van het bij de overval gestolen horloge van het merk Konrad en
- het feit dat door middel van forensisch technisch onderzoek is komen vast te staan dat twee van de in de woning waar de overval heeft plaatsgevonden aangetroffen schoensporen afkomstig zijn van medeverdachten [verdachte 6] en [verdachte 4],
is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging, een en ander zoals hieronder weergegeven in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Medeplegen
Aangevers verklaren afwisselend over de aanwezigheid van vijf of zes daders. Ook voor de rechtbank is niet vast te stellen of alle zes de verdachten in de woning zijn geweest, in welke volgorde dat heeft plaatsgevonden en wat de rol is geweest die elk van de verdachte afzonderlijk binnen dan wel buiten de woning, dan wel voorafgaand aan de overval, heeft gespeeld. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank echter wel vast dat de zes - op 19 maart 2009, vlak na de overval - aangehouden verdachten gezamenlijk naar [woonplaats] zijn gegaan en dat het aan ieder van de zes verdachten op enig moment vóórdat de overval plaatsvond duidelijk is geweest dat er een overval gepleegd zou worden én dat daarbij in ieder geval twee wapens in het spel waren.
De rechtbank acht daarbij van belang dat geen van de verdachten zich voor of tijdens de gebeurtenissen van de overval heeft gedistantieerd, hoewel zij daarvoor ruim voldoende gelegenheid hebben gehad. Uit het feit dat vier van de aangehouden verdachten op 15 (dan wel 16) maart 2009 in genoemde Volkswagen Golf zijn gesignaleerd en die auto vervolgens op de ochtend van de dag waarop de overval heeft plaatsgevonden in [woonplaats] is gesignaleerd, leidt de rechtbank af dat de verdachten gezamenlijk de overval hebben gepland en uitgevoerd.
Gelet op het voorgaande, houdt de rechtbank alle zes verdachten in gelijke mate verantwoordelijk voor zowel de bedreiging met geweld, als het geweld dat bij de overval is gebruikt. Het is immers voor het aannemen van medeplegen, dat een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders veronderstelt, niet nodig dat alle medeplegers de betreffende uitvoeringshandelingen mede verrichten. Gelet op de hiervoor omschreven feitelijke gang van zaken kan het naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet anders zijn dan dat de samenwerking intensief is geweest.
F. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2009 te [woonplaats], in de gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis met inhoud en een laptop en spelcomputers (Wii en X-box), toebehorende aan mevrouw [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
• [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
• [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een halsketting en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 4],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders naar de woning (woonwagen) van deze [slachtoffer 1] zijn toegegaan en verdachte en/of zijn mededaders deze woning hebben betreden en
- vervolgens hebben hij, verdachte, en/of (een of meerdere van) zijn mededaders wapens gepakt en getoond en getoond gehouden aan en gericht en gericht gehouden op de aldaar aanwezige [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (de geestelijk gehandicapte) [slachtoffer 3] en/of (de 15-jarige) [slachtoffer 4] en een wapen (voor hen) zichtbaar doorgeladen en/of
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] geschreeuwd dat zij op de grond moesten gaan liggen en: "Waar is je man." en "Goud. Geld geef het!" en "Dit is een overval." en "Ik schiet je kop eraf. Niet gillen. Niet schreeuwen. Mond houden." en "We schieten." en
- heeft hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededaders die [slachtoffer 3] op/tegen de borst geslagen en/of hard geduwd en tegen hem geschreeuwd dat hij zijn bek moest houden en dat hij zou worden geslagen en
- heeft hij, verdachte, of één van zijn mededaders met een mes in de handen de voordeur van die woning bewaakt en de voordeur op slot gedraaid en - heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededaders die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 3] (onder bedreiging van een wapen) gedwongen naar de badkamer te gaan, waarna hij, verdachte, en/of (één of meerdere van) zijn mededaders de polsen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] met tie-rips hebben vastgebonden en daarna die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] aan elkaar hebben vastgebonden en
- heeft hij, verdachte, of één van zijn mededaders die [slachtoffer 2] met een wapen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en in het gezicht geslagen en
- nadat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededaders met die [slachtoffer 2] naar haar naastgelegen woning waren geweest om te bezien of daar geld en/of goederen van hun gading konden worden weggenomen, is die [slachtoffer 2] eveneens (onder bedreiging van een wapen) gedwongen om naar de badkamer in de woning van [slachtoffer 1] te gaan, alwaar hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededaders de polsen van die [slachtoffer 2] met tape heeft/hebben vastgebonden.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het jeugdige karakter van verdachte, het feit dat er in zijn ogen geen bewijs is voor een actieve opstelling van verdachte alsmede de blijvend fysieke schade die verdachte heeft opgelopen bij zijn aanhouding.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich, samen met vijf anderen, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de woning van een familie. Aangeefster bevond zich ‘s avonds in haar woning, waar op dat moment ook haar 65-jarige moeder, haar 15 jarige zoon en haar geestelijk gehandicapte zoon aanwezig waren. Plotseling werden zij geconfronteerd met een zestal jonge mannen en bedreigd met wapens. De overvallers hebben door gebruikmaking van grof geweld en onder uiting van ernstige bedreigingen een aantal goederen gestolen en hen gedwongen tot afgifte van geld, een horloge en een halsketting.
De rechtbank heeft geen inzicht kunnen krijgen in het exacte aandeel van verdachte bij deze overval. De rechtbank beoordeelt daarom, mede ook gelet op hetgeen bij de bewijsmotivering ten aanzien van het aspect medeplegen is overwogen, de rol van ieder van de zes betrokken verdachten als in beginsel gelijkelijk strafwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat bij de bepaling van de strafmaat geen rekening behoort te worden gehouden met het letsel dat verdachte heeft opgelopen bij zijn aanhouding. Weliswaar is dat letstel te betreuren, maar het is aan verdachte zelf te wijten dat hij dit letstel heeft opgelopen, zodat dit niet zal leiden tot strafvermindering.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij uit puur materiële overwegingen heeft gehandeld en volstrekt niet heeft stil gestaan bij de angst die hij, samen met zijn mededaders, teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers van de overval. Voor de slachtoffers is een dergelijke ervaring - in hun woning - op het moment zelf vreesaanjagend en, zoals blijkt uit de ter zitting door de raadsvrouw van de slachtoffers gegeven toelichting, gedurende een langere periode nadien traumatisch. Uit de aangiftes en de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat de slachtoffers doodsangst hebben gevoeld tijdens de confrontatie met de overvallers en bang waren dat ook de aanwezige familieleden het leven zouden laten. Alle slachtoffers hebben te kampen met psychische gevolgen, zoals slapeloosheid, gevoelens van onveiligheid, verlies van vertrouwen in medemensen en/of gevoelens van woede.
Bovendien is de rechtsorde door dit feit ernstig geschokt. Een dergelijk feit rechtvaardigt dan ook oplegging van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 maart 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden in herhaling te vervallen. De rechtbank heeft in het bijzonder meegewogen dat verdachte nog geen vier weken voor het bewezen verklaarde feit was vrijgekomen na een jeugddetentie van, in totaal, 18 maanden die hem was opgelegd voor onder meer diefstal met geweld. De rechtbank heeft tevens de jeugdige leeftijd van verdachte meegewogen.
Uit het dossier blijkt dat er geen reclasseringsrapportage over verdachte is uitgebracht omdat verdachte heeft geweigerd met de reclassering te spreken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf de enige passende sanctie is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
8. Vordering van de benadeelde partijen
8.1 Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan het [adres1] [woonplaats], heeft de gemachtigde mr. G. van Dijk, advocaat, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 63,65 wegens materiële schade en een vergoeding wegens immateriële schade waarvan in deze procedure een bedrag van
€ 7.500,- wordt gevraagd.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de geleden materiële schade van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze post bestaat uit medicatie die niet door de ziektekostenverzekering wordt vergoed. Nu deze kosten niet zijn betwist, kunnen deze kosten worden toegewezen zoals verzocht.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze vordering tot een bedrag van € 5000,- van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor toewijzing bij de behandeling van de strafzaak. Voor het overige gedeelte van de schade zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering voor het bedrag aan immateriële schade dat het bedrag van € 5000,- overstijgt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte -ook al zijn andere daders daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal (€ 63,65 + € 5000,- =) € 5.063,65, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schadevergoeding van € 5.000,- vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
8.2 Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende aan het [adres 2] [woonplaats], heeft de gemachtigde mr. G. van Dijk, advocaat, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 46,50 wegens materiële schade en een vergoeding wegens immateriële schade, waarvan in deze procedure een bedrag van € 7.500,- wordt gevraagd.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de geleden materiële schade van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze post bestaat uit medicatie die niet door de ziektekostenverzekering wordt vergoed. Nu deze kosten niet zijn betwist, kunnen deze kosten worden toegewezen zoals verzocht.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze vordering tot een bedrag van € 5000,- van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor toewijzing bij de behandeling van de strafzaak. Voor het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering voor het bedrag aan immateriële schade dat het bedrag van € 5000,- overstijgt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte -ook al zijn andere daders daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal (€ 46,50 + € 5000,- =) € 5.046,50, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schadevergoeding van € 5.000,- vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
8.3 Namens de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende aan het [adres 1] [woonplaats], heeft de gemachtigde mr. G. van Dijk, advocaat, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade waarvan in deze procedure een bedrag van € 7.500,- wordt gevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van
€ 5000,- van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor toewijzing bij de behandeling van de strafzaak. Voor het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering voor het bedrag aan immateriële schade dat het bedrag van € 5000,- overstijgt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte -ook al zijn andere daders daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 5000,-, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
8.4 Namens de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende aan het [adres 1] [woonplaats], heeft de gemachtigde mr. G. van Dijk, advocaat, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding vergoeding wegens immateriële schade waarvan in deze procedure een bedrag van € 7.500,- wordt gevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van
€ 5000,- van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor toewijzing bij de behandeling van de strafzaak. Voor het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering voor het bedrag aan immateriële schade dat het bedrag van € 5000,- overstijgt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte -ook al zijn andere daders daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 5000,-, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Beslissing
I Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
II Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
III Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.063,65 (vijfduizend en drieënzestig euro en vijfenzestig eurocent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schadevergoeding van € 5.000,- vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
IV Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd partij [slachtoffer 1], wonende aan het [adres 1] [woonplaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.063,65 (vijfduizend en drieënzestig euro en vijfenzestig), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
V Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.046,50 (vijfduizend en zesenveertig euro en vijftig eurocent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schadevergoeding van € 5.000,- vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
VI Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd partij [slachtoffer 2], wonende aan het [adres 2] [woonplaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.046,50 (vijfduizend en zesenveertig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
VIIWijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
VIIILegt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd partij [slachtoffer 4], wonende aan het [adres 1] [woonplaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.000,- (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
IXWijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 19 maart 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
X Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd partij [slachtoffer 3], wonende aan het [adres 1] [woonplaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.000,- (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2009.