RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810168-09 (P)
Datum uitspraak : 22 september 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Naam verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot aanpassing omschrijving van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 april 2009 in de gemeente Anna Paulowna ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit restaurant [naam onderneming 1] (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of restaurant [naam onderneming 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat restaurant te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar dat restaurant is/zijn gegaan en/of een toegangsdeur heeft/hebben geforceerd en/of een of meerdere glaslat(ten) heeft/hebben verwijderd, althans een of meerdere ra(a)m(en) en/of een kozijn heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair: hij op of omstreeks 18 april 2009 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [naam onderneming 2] (gelegen aan de [straatnaam], aldaar) heeft weggenomen zes, althans een of meerdere portemonnee('s) en/of tien althans een of meerdere bankpas(sen) en/of een (aantal) identiteitskaart(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere bewoner(s) van [naam onderneming 2] en/of een of meerdere werknemer(s) van [naam onderneming 2] en/of [naam onderneming 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 april 2009 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zes, althans een of meerdere portemonnee('s) en/of tien althans een of meerdere bankpas(sen) en/of een (aantal) identiteitskaart(en), in elk geval enig goed, heeft verworven, voor handen heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit, en wel aldus dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in restaurant [naam onderneming 1] te Anna Paulowna. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte en zijn mededaders zijn op 18 april 2009 in de vroege ochtend aangetroffen in een auto op de parkeerplaats op de [straatnaam] te Anna Paulowna.
Verbalisanten hadden vlak daarvoor, rond 06.13 uur, een melding gekregen dat gepoogd was in te breken in restaurant [naam onderneming 1] te Anna Paulowna. Het signalement dat daarbij werd doorgegeven van de daders luidde als volgt: vier Antilliaans uitziende mannen met donkere kleding. Als verbalisanten op weg zijn naar [naam onderneming 1] , zien zij een auto geparkeerd staan op bovengenoemde parkeerplaats, met daarin drie getinte mannen. Deze parkeerplaats bevindt zich op een afstand van ongeveer 2,5 kilometer van het restaurant [naam onderneming 1] . Deze drie mannen waren geheel in het zwart gekleed en droegen een dubbele laag kleding. Zij bleken te zijn genaamd: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Bij het doorzoeken van de auto werden onder meer een schroevendraaier, beitel, bivakmutsen, handschoenen, portemonnees en geld aangetroffen.
Op 18 april 2009 werd tevens aangifte gedaan van een inbraak eerder die nacht in de [naam onderneming 2] te Den Helder. De goederen die aldaar werden weggenomen, bleken de portemonnees met inhoud te zijn die in de auto van verdachten werden aangetroffen. Verdachten hebben tegenover de politie uiteindelijk bekend dat zij deze inbraak in [naam onderneming 2] hebben gepleegd. Ook ter terechtzitting heeft verdachte met betrekking tot dat feit een bekennende verklaring afgelegd.
De methode die werd gebruikt bij de inbraak in [naam onderneming 2] bleek vervolgens overeen te komen met die bij de poging inbraak bij [naam onderneming 1] , te weten het forceren van kozijnen en ramen.
De officier van justitie is van mening dat het geen toeval kan zijn dat deze mannen in de nacht van 18 april 2009 rond 06.35 uur op de parkeerplaats in Anna Paulowna aanwezig waren met de buit van de inbraak in [naam onderneming 2]. Immers, gelet op het tijdspad dat uit de loop der gebeurtenissen geconstrueerd kan worden, het signalement van verdachten en de plaats waar zij zijn aangehouden, kan het niet anders zijn dan dat deze verdachten ook de daders zijn van de poging inbraak in restaurant [naam onderneming 1] te Anna Paulowna, aldus de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot inbraak in [naam onderneming 1] , zodat niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Verdachte ontkent dit feit en naast de aangifte is er, behoudens de door de officier van justitie genoemde bevindingen, geen bewijsmiddel voor de betrokkenheid van verdachte.
Uit de processtukken blijkt evenmin dat technisch onderzoek is verricht met betrekking tot eventuele sporen bij restaurant [naam onderneming 1] . Het enkele gegeven dat verdachte samen met anderen die nacht een andere inbraak heeft gepleegd in Den Helder en vervolgens in een auto op 2,5 kilometer van het betreffende restaurant is aangetroffen,
is onvoldoende om uit te sluiten dat vier anderen dan verdachte en zijn twee mededaders hebben geprobeerd in te breken in [naam onderneming 1] te Anna Paulowna.
De rechtbank zal het door de officier van justitie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2009, waarvan de raadsman heeft betoogd dat dit niet tot de processtukken mag worden gerekend, nu dit stuk daags voor de zitting is ontvangen, toevoegen aan het dossier. Dit processtuk doet echter niet af aan het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder feit 1 ten laste gelegde. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5. De bewijsmotivering
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft bekend deze inbraak samen met anderen te hebben gepleegd.
Beoordeling van de tenlastelegging
Op 18 april 2009 om 07.27 uur wordt aangifte gedaan van inbraak door de groepsleider van de [naam onderneming 2] te Den Helder. Het raam van het kantoor, behorende bij de instelling, was ingegooid en de kluis stond open. De sleutel van de kluis was uit de lade van de kast gehaald. Uit de kluis waren onder meer zes portemonnees met daarin geld, bankpassen en identiteitskaarten van bewoners weggenomen.
Verdachte heeft op 26 mei 2009 bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze inbraak heeft gepleegd. Zij hadden in de nacht van 18 april 2009 het plan opgevat om in te breken in [naam onderneming 2] te Den Helder, omdat ze hadden gehoord dat daar geld aanwezig zou zijn. Zij hebben het raam geopend met een breekijzer en vervolgens is iemand naar binnen gegaan om de inhoud van de kluis mee te nemen.
Ter terechtzitting is verdachte bij die verklaring gebleven.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
primair hij op 18 april 2009 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de [naam onderneming 2], gelegen aan de [straatnaam], heeft weggenomen zes portemonnees en tien bankpassen en identiteitskaarten, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming en een valse sleutel.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet is gebleken van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake feit 1 en feit 2, primair, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd deze hoofdelijk toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een instelling voor en woonomgeving van gehandicapte mensen. Inbraak is een ernstig feit en berokkent veel schade, angst en overlast bij de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 april 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder meerdere malen ter zake vermogensdelicten tot (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 3 september 2009, opgemaakt door M.M. de Geus, reclasseringswerkster.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie gevorderd, worden volstaan, onder meer gelet op de omstandigheid dat verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 275, 94 wegens materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie (3) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] niet ontvankelijk in diens vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L. Jansen en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Stroink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2009.