ECLI:NL:RBALK:2009:BJ9953

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.701264.09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag van vrachtwagenchauffeur

Op 26 maart 2009 vond er op de kruising van de Drechterlandseweg met de Sluisweg te Hoogkarspel een ernstig verkeersongeval plaats. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, reed met een te hoge snelheid en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij in botsing kwam met een personenauto. De bestuurder van deze auto, [naam slachtoffer], kwam hierbij om het leven. De rechtbank Alkmaar oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van meer dan 80 kilometer per uur de kruising opreed, terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond. De rechtbank nam de verklaringen van getuigen en de analyses van de verkeerssituatie in overweging, en concludeerde dat de verdachte niet overtuigend had aangetoond dat hij zich aan de verkeersregels had gehouden. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren, met een vervangende hechtenis van 60 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer, tot een bedrag van € 9358,67. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn handelen was veroorzaakt, en dat de vordering van de benadeelde partij voor een deel toewijsbaar was. De zaak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.701264.09 (P)
Datum uitspraak : 6 oktober 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt - kort gezegd - dat de rechtbank, onder bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en daarnaast aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest en dat voorts de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 9418,46 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De vader van het slachtoffer heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 26 maart 2009 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Drechterlandseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- te rijden over de rechterrijstrook (bestemd voor rechtdoorgaand verkeer) van de ter plaatse uit twee rijstroken bestaande rijbaan van genoemde weg met een hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- naderende de kruising of splitsing met de Sluisweg alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht bestemd voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en/of
- zonder af te remmen, althans zonder zijn snelheid tijdig en/of voldoende te verminderen en/of tijdig zijn voertuig tot stilstand te brengen, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens met een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting van links bij groen licht de kruising was opgereden, in aanrijding of botsing is gekomen, waardoor de bestuurder van die personenauto ([naam slachtoffer]) werd gedood;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2009 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, als
bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee heeft gereden op de rechterrijstrook (bestemd voor rechtdoorgaand verkeer) van de ter plaatse uit twee rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Drechterlandseweg,
- met een hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- de kruising of splitsing met de Sluisweg is genaderd, alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld, en het licht bestemd voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en/of
- zonder af te remmen, althans zijn snelheid niet tijdig en/of voldoende heeft verminderd en/of tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens met een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting van links bij groen licht de kruising was opgereden, in aanrijding of botsing is gekomen;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
A. De rechtbank stelt omtrent de feiten het volgende vast
Op 26 maart 2009 heeft op de kruising van de Drechterlandseweg met de Sluisweg te Hoogkarspel een verkeersongeval plaatsgevonden . Hierbij waren betrokken een vrachtwagen, bestuurd door de verdachte, en een personenauto, bestuurd door het slachtoffer [naam slachtoffer]. De vrachtwagen is op voornoemde kruising tegen de personenauto gebotst, tengevolge waarvan de bestuurder van de personenauto korte tijd later is overleden.
B. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met zijn vrachtauto met te hoge snelheid en rijdend door rood licht de kruising is opgereden en daarbij is opgebotst tegen de personenauto van het slachtoffer [naam slachtoffer]. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in deze situatie de verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in die zin dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag.
C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met de op voornoemde kruising toegestane snelheid van 80 km per uur de kruising is opgereden, waarbij het verkeerslicht voor hem groen licht uitstraalde, dat hij vervolgens de personenauto van het slachtoffer [naam slachtoffer] van links zag komen en dat hij ondanks krachtig remmen tegen de rechter zijkant van de personenauto is gebotst.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de lezing van zijn cliënt wordt ondersteund door de verklaring van de bijrijder van de vrachtwagen, de getuige [naam getuige 1] en door de verklaring van de op de terechtzitting onder ede gehoorde getuige [naam getuige 2], chauffeur van een tegemoetkomende vrachtauto.
Daarnaast heeft de raadsman de schriftelijke vastlegging van een melding aan de politie overgelegd, gedateerd 27 maart 2009. Deze melding is gedaan door [naam getuige 3]. Deze heeft bij de politie gemeld dat de verkeerslichten op de kruising van de Drechterlandseweg met de Sluisweg te Hoogkarspel, in de week waarin het ongeval zich heeft voorgedaan, naar zijn mening niet goed gefunctioneerd hebben. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat hij een tweetal personen heeft gesproken, die gelijke ervaringen hadden als de melder [naam getuige 3].
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet overtuigend kan worden bewezen dat aan verdachtes schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
D. Beoordeling van de tenlastelegging en behandeling van de verweren
Naar aanleiding van het ongeval van 26 maart 2009 is een verkeersongevalsanalyse gemaakt. Daarnaast is een analyse gemaakt van de configuratie en werking van de verkeersregelinstallatie.
Uit de betreffende proces-verbalen blijkt dat de verkeerslichtinstallatie ten tijde van het ongeval in werking was en dat op de betreffende fasen geen storingen zijn geconstateerd. Uit het onderzoek van het logschema van de verkeersregelinstallatie is gebleken dat om 00.30 uur een voertuig, vermoedelijk een vrachtwagen, komende vanaf Enkhuizen, met volle snelheid door rood rijdt. Kort daarvoor rijdt een auto door groen vanaf de Sluisweg. Uit het onderzoek van de tachograafschijf van de vrachtauto van verdachte blijkt dat verdachte vlak voor de aanrijding met een hogere snelheid dan 80 kilometer per uur heeft gereden.
Getuige [naam getuige 4] reed, voordat het ongeval plaatsvond én ten tijde van het ongeval, achter de vrachtwagen van verdachte. [naam getuige 4] heeft verklaard dat hij ging afremmen omdat hij rood had. Hij zag dat de vrachtauto niet afremde. [naam getuige 4] heeft verklaard dat hij links de rode [merk auto] heeft zien staan. Hij heeft gezien heeft dat deze groen licht heeft gekregen en de Drechterlandseweg is opgereden. Hij heeft gezien dat de bestuurder van de vrachtauto vol door rood is gereden. Hij heeft gezien dat een aanrijding tussen beide auto’s is ontstaan.
Op grond van de verklaring van de getuige [naam getuige 4] , het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse alsmede het proces-verbaal van analyse van de verkeersregelinstallatie op de kruising Drechterlandseweg met de Sluisweg te Hoogkarspel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur het kruispunt van de Drechterlandseweg met de Sluisweg te Hoogkarspel is opgereden, waarbij hij het voor hem uitstralende rode verkeerslicht heeft genegeerd en tegen de rechter zijkant van de personenauto van het slachtoffer [naam slachtoffer] is gebotst, ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] is overleden .
Door bij rood licht én met deze snelheid een kruising op te rijden heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden en heeft hij aldus schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Gezien het feit dat in het proces-verbaal van analyse verkeersregelinstallaties is vastgesteld dat de verkeerslichtinstallatie ten tijde van het ongeval in werking was en dat op de betreffende fasen geen storingen zijn geconstateerd, ziet de rechtbank geen aanleiding nader onderzoek te doen naar aanleiding van de door de raadsman in het geding gebrachte melding omtrent de werking van de verkeerslichten, gedaan door [naam getuige 3], noch naar de ervaringen van [naam getuige 5] of [naam getuige 6]. Deze meldingen zien op andere tijdstippen dan het tijdstip van het ongeval. Dat er op het moment van het ongeval een storing was in de detectielus van het kruisende fietspad, fase 25, doet aan voorgaande niet af.
Vanwege de strijdigheid met bovengenoemde bewijsmiddelen brengen de verklaringen van verdachte en die van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] de rechtbank evenmin tot een ander oordeel.
De in totaal drie verklaringen die verdachte op 26 maart en 7 april bij de politie heeft afgelegd, bevatten voor zover het betreft het moment waarop het verkeerslicht groen zou zijn geworden en het moment waarop verdachte de [merk auto] heeft gezien, bovendien tegenstrijdigheden.
Ten aanzien van de verklaring ter terechtzitting van [naam getuige 2] overweegt de rechtbank nog het volgende.
De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij op het moment van de botsing ongeveer 20 tot 25 meter van de kruising was verwijderd. Hij heeft verklaard te hebben gezien dat de [merk auto] van het slachtoffer met aanzienlijke snelheid de kruising is opgereden en daarbij heeft gebotst tegen de linkerflank van de vrachtauto van verdachte. Deze verklaring van [naam getuige 2] is in strijd met de feiten zoals die blijken uit het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, het proces-verbaal van analyse verkeersregelinstallaties en het aanvullende proces-verbaal van de verbalisant [naam opsporingsambtenaar] Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat zich geen (vracht)auto op 25 meter van de kruising heeft bevonden op het moment van de botsing. Wel was er een (vracht)auto - komend vanuit de tegenovergestelde richting - de kruising op ongeveer 150 meter genaderd. [naam getuige 2] heeft verklaard dat de [merk auto] van het slachtoffer tegen de linkerflank van de vrachtauto is gereden, terwijl uit het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse blijkt dat de [merk auto] in de flank is gereden door de vrachtauto van verdachte.
Daarbij komt dat getuige [naam getuige 2] zich niet direct of vlak na het ongeval heeft gemeld bij de politie om een verklaring af te leggen met betrekking tot zijn waarnemingen vlak voor en tijdens het ongeval. [naam getuige 2] heeft eerst geruime tijd later contact opgenomen met de werkgever van de verdachte, waarna [naam getuige 2] eerst ter zitting voor de eerste maal heeft verklaard.
F. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2009 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Drechterlandseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- te rijden over de rechterrijstrook (bestemd voor rechtdoorgaand verkeer) van de ter plaatse uit twee rijstroken bestaande rijbaan van genoemde weg met een hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en
- naderende de kruising met de Sluisweg alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht bestemd voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde, zonder zijn snelheid tijdig te verminderen, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising op te rijden en vervolgens is hij met een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting van links bij groen licht de kruising was opgereden, in botsing gekomen, waardoor de bestuurder van die personenauto ([naam slachtoffer]) werd gedood.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft als beginnend bestuurder van een vrachtauto een verkeersongeval veroorzaakt, door met een hogere snelheid te rijden dan ter plaatse is toegestaan. Daarbij is verdachte door rood licht een kruising opgereden. Verdachte is daarbij in botsing gekomen met een personenauto, tengevolge waarvan de bestuurder van die personenauto is overleden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie is gebleken dat de verdachte niet eerder voor enig misdrijf of overtreding is veroordeeld. Uit het rapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 31 juli 2007, komt de verdachte naar voren als een evenwichtig en rustig persoon. Uit het rapport komt voorts naar voren dat de verdachte een aangeslagen en kwetsbare indruk maakt ten gevolge van het ongeval en dat hij meeleeft met de nabestaanden van het slachtoffer. De rapporteur acht de kans op recidive klein.
Verdachte heeft op de terechtzitting naar voren gebracht dat hij zijn werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur weer heeft hervat.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een taakstraf op zijn plaats, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Op grond van hetgeen de rechtbank omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft overwogen zal de rechtbank bepalen dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet langer zal zijn dan de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest.
8. Vordering van de benadeelde partij
De nabestaanden van het slachtoffer hebben bij naam van [naam benadeelde partij] vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 9418,46 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De raadsman heeft ter zitting gesteld dat bij een eventuele bewezenverklaring de verzekeraar van de werkgever van de verdachte, [NAAM VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ], bereid is de nabestaanden schadeloos te stellen en dat om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die betreft de kosten die verband houden met de uitvaart en afwikkeling van de erfenis, alsmede de kosten voor psychologische hulp tot een bedrag van € 105,21, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 9358,67, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, betreffende in de toekomst te verwachten kosten voor psychologische hulp ad € 60,-, niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het feit dat de verzekeraar van de werkgever van verdachte bereid is de schade te vergoeden, doet niet af aan de aansprakelijkheid van verdachte noch aan de toewijsbaarheid van de schadevergoeding in dit strafgeding.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f van het Wetboek van Strafrecht en van de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
11. Beslissing
Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (éénhonderd twintig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere ontzeg¬ging van de rijbevoegd¬heid in mindering is ge¬bracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 9358,67 (negenduizend driehonderd achtenvijftig euro en zevenenzestig eurocent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde partij] te betalen een som geld ten bedrage van € 9358,67 (negenduizend driehonderd achtenvijftig euro en zevenenzestig eurocent) , bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 81 (éénentachtig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.H. Franke, voorzitter,
mr. A.E. Merkus en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2009.
Mr. E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede
te ondertekenen