RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810075-09; 14.810011-09 (ttzgev); 14.810120-08 (tul)(P)
Datum uitspraak : 17 september 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 en 3 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman/raadsvrouw van verdachte, mr. G.E. Lieffijn, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat daartoe een vordering tot aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314 van het wetboek van strafvordering is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een geldbedrag en/of één of meer pasje(s) en/of een rijbewijs en/of een paspoort) en/of een (mobiele) telefoon (merk Samsung, type L310),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die woning is/zijn binnengedrongen en/of (vervolgens) dat hij/zij die [slachtoffer 1] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer 1] (enige) tijd (stevig) heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) één of meerma(a)l(en) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Waar is je vader, waar is de kluis met geld?", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en),
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die winkel is toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben hij/zij zich (enige tijd) bij, althans in de (onmiddellijke) nabijheid van, die winkel opgehouden en/of heeft/hebben hij en/of (één van) zijn mededadere(s) aldaar één of meerma(a)l(en) aangebeld en/of die [slachtoffer 2] aangesproken en/of tegen de ramen getikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een (tabaks)winkel gelegen aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een personenauto naar, althans in de (onmiddellijke) nabijheid van, die (tabaks)winkel is gereden en/of heeft/hebben hij/zij (op de weg daar naar toe) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, opgehaald en/of bij zich gestoken en/of heeft hij (in die personenauto) een panty over zijn hoofd getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente(n) [gemeente] en/of [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van (een) met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of een afpersing in vereniging, te plegen tegen de eigenaar, [slachtoffer 2] genaamd, van een (tabaks)winkel aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats], als volgt heeft gehandeld:
- verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) is/zijn opzettelijk naar die winkel toegereden, althans naar de nabijheid van die winkel en/of
- verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft/hebben (onderweg naar die winkel) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, bestemd tot het
begaan van dat misdrijf, opgehaald en/of bij zich gestoken en aldus voorhanden gehad en/of
- verdachte heeft in de auto onderweg naar de plaats delict een panty over zijn hoofd getrokken.
parketnummer 14.810011-09
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 11 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en/of een telefoon en/of een geldbedrag van 4 euro, althans enig geldbedrag en/of eau de toilette (merk Armani), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee en/of een telefoon en/of een geldbedrag van 4 euro, althans enig geldbedrag en/of eau de toilette (merk Armani), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, naar die [slachtoffer 3] is toegegaan en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, door zijn fysieke overwicht en/of dominante uitstraling en/of gedrag een dermate dreigende situatie voor die [slachtoffer 3] gecreëerd (waaraan die [slachtoffer 3] zich niet kon onttrekken) dat de vrees van die [slachtoffer 3] voor geweld gerechtvaardigd was en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of getoond gehouden en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Geef me je telefoon dan krijg je je portemonnee terug" en/of heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat als hij, die [slachtoffer 3], die telefoon niet zou geven hij, verdachte, dat scherpe en/of puntige voorwerp door de kop van die [slachtoffer 3] zou rammen, althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte, ook de oplader van die telefoon wilde hebben en/of (daarna) is hij, verdachte, samen met die [slachtoffer 3] naar de woning van die [slachtoffer 3] gelopen en/of heeft
hij, verdachte, onderweg die [slachtoffer 3] een of meerma(a)l(en) op/tegen het lichaam geduwd en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] een of meerma(a)l(en) vast- en/of beetgepakt en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd:
"Beter geef je me gewoon echt je spullen" en/of "Als je niet luistert, doe ik je vader ook iets aan", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] om/bij/in de nek gegrepen en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Je moet geen grappen maken" en/of "Als je ook maar 1 telefoontje pleegt naar de politie dan komen mijn vrienden wel even langs om jouw en je vader wat aan te doen", althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarna) is hij, verdachte, die [slachtoffer 3] (tegen de zin van die [slachtoffer 3]) gevolgd zijn woning binnen in en/of (daarna) heeft hij, verdachte, dat geldbedrag en/of die eau de toilette weggenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair en onder parketnummer 14.810011-09 tenlastegelegde.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Feit 1:
De raadsman heeft gesteld dat het op 19 februari 2009 door de verdachten toegepaste geweld louter gericht was op het verwerven van een kluis met geld. Dit is niet gelukt, zodat ten aanzien van die kluis slechts sprake is van een poging tot diefstal met geweld. Nu het geweld niet bedoeld was om de diefstal van de portemonnee en de mobiele telefoon te faciliteren, deze werden immers buiten medeweten van verdachte gestolen, is van een diefstal met geweld van die goederen geen sprake.
Feit 2:
Naar mening van de raadsman kunnen de in de tenlastelegging genoemde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van een diefstal met geweld. Nu er aldus geen sprake is van een begin van uitvoering dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 3:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat er nog geen sprake was van een poging, nu het nog niet tot een uitvoeringshandeling was gekomen. Derhalve dient de verdachte van het onder 3 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
het onder parketnummer 14.810011-09 tenlastegelegde:
De raadsman acht de afpersing en het geweldselement van de diefstal niet bewezen. Met betrekking tot de tenlastegelegde diefstal heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
C. Vaststelling van de feiten
Feit 1:
Op 20 februari 2009 doet [slachtoffer 1] aangifte van een diefstal met geweld, gepleegd op 19 februari 2009 in haar woning in de [straatnaam] in Heerhugowaard. Aangeefster verklaart dat er die avond bij haar werd aangebeld. Als ze open doet ziet ze drie mannen staan, met doeken voor hun mond en mutsen op. Ze wordt vastgepakt en naar achteren geduwd, haar huis in. Er wordt tegen haar gezegd dat ze stil moet zijn en ze wordt met iets hards tegen haar hoofd geslagen. De persoon die haar slaat blijkt een vuurwapen te hebben, welk wapen hij op haar richt. Een andere man heeft een soort buis of knuppel bij zich. Door twee daders wordt ze onder bedreiging van het vuurwapen de trap op naar boven geduwd, de derde blijft beneden en gaat haar slaapkamer in. Boven schiet de moeder van aangeefster haar te hulp, waardoor de twee mannen het huis verlaten, op de voet gevolgd door de derde man. Later blijkt aangeefster haar portemonnee en haar telefoon te missen .
[medeverdachte 1] bevestigt op 11 april 2009 de aangifte van [slachtoffer 1]. Hij verklaart dat hij de overval samen met verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft gepleegd. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zijn de woning binnengegaan, [medeverdachte 3] was de chauffeur. Ook [medeverdachte 2] bekent dat hij zich samen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] heeft schuldig gemaakt aan de diefstal met geweld. Op de terechtzitting van 1 september 2009 heeft verdachte erkend dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning is binnengegaan.
Feit 2:
Op 23 februari 2009 legt [slachtoffer 2] bij de politie een verklaring af over een voorval de avond ervoor. Hij verklaart dat er bij zijn tabakswinkel werd aangebeld. Bij de deur stond een jongen die hem vroeg of hij geld kon wisselen. Hij zei de jongen dat hij weg moest gaan. Deze jongen liep vervolgens het pad af met nog twee personen. Kort daarna werd er tegen het raam getikt en stond dezelfde jongen weer voor het raam. Hij vroeg [slachtoffer 2] opnieuw of hij kon wisselen. Toen [slachtoffer 2] zei dat hij de politie had gebeld liep de jongen weg.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij degene was die de tabakswinkel heeft aangewezen als een plek die kon worden overvallen. Hij was die avond in het gezelschap van [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft op 4 maart 2009 verklaard dat hij die avond met verdachte en twee anderen, namelijk [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] naar [gemeente] is gereden. Hij moest daar ergens achteruit in parkeren. De andere jongens zijn daar uitgestapt, [medeverdachte 1] bleef in de auto wachten. Hij wist dat verdachte van plan was een overval te plegen. [medeverdachte 2] heeft op 29 april 2009 verklaard dat hij op 22 februari 2009 samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] naar de tabakswinkel in [gemeente] is gereden. Verdachte had gezegd dat daar veel geld zou liggen. Verdachte heeft aangebeld, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] stonden op een meter of zes van de deur vandaan te wachten.
Feit 3
Op 24 februari 2009 om 18.06 uur worden verdachte, [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] in een auto op de [straatnaam] te [vestigingsplaats] aangehouden door een arrestatieteam van de politie. In de auto wordt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen . De beslissing tot ingrijpen van de politie was gebaseerd op een aantal afgeluisterde telefoongesprekken, die werden gevoerd via de mobiele telefoon van verdachte . Het bevel tot opnemen en afluisteren van deze gesprekken was verleend naar aanleiding van een overval op de [straatnaam] in Heerhugowaard op 19 februari 2009.
In een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 6] wordt gesproken over vervoer . In een volgend telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 6] van 24 februari 2009 om 17.15 uur wordt gesproken over een “ding” en dat [medeverdachte 5] bij verdachte is en dat [medeverdachte 5] alleen binnen zal gaan en er eerst nog een “ding” opgehaald moet worden . [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij verdachte op 24 februari 2009 is tegengekomen en dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij geld wilde maken . Vervolgens zijn [medeverdachte 5] en verdachte in de auto gestapt bij [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7]. [medeverdachte 5] heeft voorts verklaard dat verdachte onderweg vroeg of hij dat “ding” nog had en dat ze toen onderweg zijn gestopt en dat [medeverdachte 5] toen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft opgehaald en bij zich gestoken. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 7] verdachte en [medeverdachte 5] met de auto hebben opgehaald en dat verdachte hem van te voren had verteld dat hij een overval wilde plegen op een tabakszaak bij de stoplichten in [gemeente] .
Het onder parketnummer 14.810011-09 ten laste gelegde
Op 11 januari 2009 doet [slachtoffer 3] aangifte van een diefstal met geweld . Hij verklaart die nacht te zijn uit geweest in Heerhugowaard. Toen hij naar huis liep kwam hij verdachte tegen die hem vroeg of hij iets bij zich had. Aangever gaf hem toen zijn portemonnee. Verdachte haalde vervolgens iets glimmends uit zijn zak, een steekvoorwerp. Verdachte zei daarop “geef mij je telefoon dan krijg jij je portemonnee terug”. Ook zei verdachte dat als aangever het niet zou geven hij, verdachte, hem door zijn kop zou rammen. Aangever gaf verdachte toen zijn telefoon, waarop verdachte zei ook de oplader te willen hebben. Hij liep daarop met aangever mee naar huis. Onderweg duwde hij aangever en zei hij steeds: “Beter geef je me gewoon echt je spullen”. Daarnaast zei hij de hele tijd dat als aangever niet zou luisteren hij, verdachte, de vader van aangever ook wat zou aandoen. Aangekomen bij het huis van aangever zei verdachte dat aangever geen grapjes moest maken en dat als aangever één telefoontje naar de politie zou plegen zijn vrienden wel even langs zouden komen om hem en zijn vader wat aan te doen. Aangever voelde dat verdachte hem bij de nek greep. Toen de vader van aangever na lang aanbellen de deur opendeed is verdachte met aangever mee naar binnen gegaan en hem naar zijn kamer gevolgd. Op zijn kamer heeft verdachte 4 euro van de strijkplank gepakt en een flesje Armani eau de toilette. Vervolgens gingen aangever en verdachte weer naar de woonkamer, alwaar de oplader van de telefoon van aangever bleek te liggen. Verdachte zei nog: “geen grapjes en geen politie”en is vervolgens weggegaan.
De vader van aangever, [vader van slachtoffer 3], heeft verklaard dat hij wakker werd gebeld door zijn zoon en toen zag dat deze in het gezelschap was van een klein donker getint mannetje. Eerst ging zijn zoon met deze jongen naar boven, om vervolgens naar de woonkamer te komen. Aangever vroeg toen aan zijn vader waar zijn oplader was. Hij gaf deze aan hem, waarna de jongen die bij zijn zoon was naar buiten liep. Toen de jongen weg was vertelde zijn zoon dat de jongen [verdachte] heette, hem had bedreigd en spullen van hem had weggenomen. Hierop heeft [vader van slachtoffer 3] de politie gebeld. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de 4 euro en het flesje Armani heeft weggenomen, maar hij heeft ontkend dat hij de telefoon en de portemonnee tegen de wil van aangever heeft weggenomen. Deze zou aangever zelf hebben gegeven.
D. De beoordeling van de bewijsmiddelen
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld van de in de tenlastelegging genoemde goederen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is van diefstal met geweld van de telefoon en de portemonnee nu het geweld van verdachten niet gericht was op de diefstal van deze goederen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte en zijn mededaders naar de woning zijn gegaan om een diefstal met geweld te plegen. Dat verdachte daarbij kennelijk de hoop had in de woning een kluis aan te treffen betekent niet dat er geen verband bestaat tussen het door hem en zijn mededaders uitgeoefende geweld en de goederen die daadwerkelijk zijn weggenomen. Het is immers juist dit uitgeoefende geweld geweest dat de diefstal van de portemonnee en de telefoon mogelijk heeft gemaakt. Zo verdachte niet tevoren reeds het opzet op de diefstal met geweld van meer dan alleen een kluis had, heeft hij door zijn handelen in ieder geval welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn mededaders van de gelegenheid gebruik zouden maken om ook andere zaken weg te nemen.
Feit 2
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hetgeen op 22 februari 2009 is geschied een begin van uitvoering van diefstal met geweld is. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte om de tabakszaak in [gemeente] te overvallen samen met anderen naar die tabakszaak is gereden, dat de auto achteruit is ingeparkeerd, verdachte naar de winkel is toegegaan en aldaar met een smoesje heeft aangebeld en op de ramen heeft getikt in de hoop dat de eigenaar zou opendoen. Ondertussen stonden twee medeverdachten in de nabijheid te wachten. Met name het daadwerkelijke aanbellen is aan te merken als een gedraging gericht op de voltooiing van het misdrijf. Het is slechts aan de argwaan van de winkeleigenaar te danken dat het plan van verdachte en zijn mededaders niet is gelukt en de deur gesloten bleef.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven aangeduide bewijsmiddelen volgt dat er een plan was om een overval te gaan plegen, en dat voor dat doel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is opgehaald, vervoer is geregeld en men vervolgens is gereden naar de tabakswinkel aan de [straatnaam] in [vestigingsplaats], gemeente [gemeente]. Niet is komen vast te staan dat één of meer van de inzittenden van de auto een panty over zijn hoofd heeft getrokken noch is er sprake van andere voorbereidingshandelingen vóór het moment van ingrijpen door de politie. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een begin van uitvoering in de zin van een strafbare poging en derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 3 primair tenlastegelegde poging.
Wel is sprake van voorbereidingshandelingen, zoals onder 3 subsidiair ten laste gelegd. Verdachten hadden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden.
De rechtbank zal overigens bewezen verklaren dat verdachte en zijn medeverdachten naar de tabakswinkel zijn gereden nu dit op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan, maar is van oordeel dat dit deel van de bewezenverklaring geen bestanddeel in de zin van artikel 46 Wetboek van Strafrecht oplevert.
Het onder parketnummer 14.810011-09 tenlastegelegde:
De rechtbank acht de lezing van verdachte dat [slachtoffer 3] de portemonnee, telefoon en oplader vrijwillig aan verdachte zou hebben gegeven ongeloofwaardig. Gelet op de aangifte en de verklaring van de vader van aangever is kort nadat verdachte de woning had verlaten de politie gebeld met de melding dat verdachte aangever heeft beroofd. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat aangever dit zou hebben gedaan indien eerdergenoemde zaken, zoals verdachte stelt, vrijwillig zouden zijn afgegeven. De stelling van de raadsman dat verdachte klein van postuur is en derhalve geen fysiek overwicht kan hebben gehad, gaat voorbij aan de verklaring van aangever dat hij dacht dat verdachte een mes bij zich droeg. Het is dus niet het fysieke overwicht van verdachte geweest dat tot afgifte van de spullen heeft geleid, maar de bedreiging met een wapen en de overige bedreigingen die verdachte jegens aangever heeft geuit. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [straatnaam] nummer 14 heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende een geldbedrag en pasjes en een rijbewijs en een paspoort, en een mobiele telefoon, merk Samsung, type L310, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders die woning zijn binnengedrongen en vervolgens dat zij die [slachtoffer 1] stevig hebben vastgepakt en hebben geduwd en die [slachtoffer 1] enige tijd stevig hebben vastgehouden en die [slachtoffer 1] met kracht éénmaal tegen haar hoofd hebben geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht en gericht gehouden;
2.
hij op 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gelegen aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging van geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders naar die winkel is toegegaan en vervolgens zich enige tijd bij die winkel hebben opgehouden en aldaar éénmaal aangebeld en die [slachtoffer 2] aangesproken en tegen de ramen getikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij op 24 februari 2009 in de gemeenten [gemeente] en [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van een met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of een afpersing in vereniging, te plegen tegen de eigenaar, [slachtoffer 2], van een tabakswinkel aan de [straatnaam] te [vestigingsplaats], als volgt heeft gehandeld:
- verdachte en zijn mededaders zijn opzettelijk naar de nabijheid van die winkel toegereden en
- één van zijn mededaders heeft onderweg naar die winkel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf opgehaald en bij zich gestoken en aldus hebben verdachte en zijn medeverdachten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden gehad;
parketnummer 14.810011-09
hij op 11 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 4 euro en eau de toilette, merk Armani, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte naar [slachtoffer 3] is toegegaan en (daarbij) heeft hij, verdachte, een dermate dreigende situatie voor die [slachtoffer 3] gecreëerd, waaraan die [slachtoffer 3] zich niet kon onttrekken, dat de vrees van [slachtoffer 3] voor geweld gerechtvaardigd was en aldus heeft hij voor [slachtoffer 3] een bedreigende situatie doen ontstaan en daarbij heeft hij, verdachte, [slachtoffer 3] een puntig voorwerp getoond en heeft hij, verdachte, [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: “Geef me je telefoon dan krijg je je portemonnee terug” en heeft hij, verdachte tegen [slachtoffer 3] gezegd dat als hij, [slachtoffer 3], die telefoon niet zou geven hij, verdachte, dat scherpe en puntige voorwerp door de kop van die [slachtoffer 3] zou rammen, en heeft hij, verdachte, tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte, ook de oplader van die telefoon wilde hebben en daarna is hij, verdachte, samen met [slachtoffer 3] naar de woning van [slachtoffer 3] gelopen en heeft hij, verdachte onderweg [slachtoffer 3] meermalen tegen het lichaam geduwd en heeft hij, verdachte, [slachtoffer 3] meermalen vastgepakt en daarbij heeft hij, verdachte, [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: “Beter geef me gewoon echt je spullen” en “Als je niet luistert, doe ik je vader ook iets aan” en heeft hij, verdachte, [slachtoffer 3] bij de nek gegrepen en daarbij [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: “Je moet geen grappen maken” en “Als je ook maar één telefoontje pleegt naar de politie dan komen mijn vrienden wel even langs om jou en je vader wat aan te doen” en daarna is hij, verdachte, [slachtoffer 3], tegen de zin van [slachtoffer 3], gevolgd zijn woning binnen en daarna heeft hij, verdachte, dat geldbedrag en die eau de toilette weggenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3.
Medeplegen van voorbereiding van medeplegen van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing.
Het onder parketnummer 14.810011-09 tenlastegelegde.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
- De eis van de officier
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
- Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is nog erg jong. Blijkens de psychologische rapportage is bij verdachte een gedragsstoornis geconstateerd die zich zou kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis. Een spoedige behandeling zou de kans van slagen van de behandeling doen toenemen en daarmee de kans op recidive verkleinen.
- Feitgerelateerde factoren
Terwijl verdachte als gevolg van een vonnis van deze rechtbank van 26 augustus 2008 in een proeftijd liep, heeft verdachte op 11 januari 2009 een slachtoffer door middel van geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van zijn telefoon en portemonnee. Eenmaal binnen in de woning van dit slachtoffer heeft verdachte vervolgens goederen van het slachtoffer gestolen.
Op 19 februari 2009 hebben verdachte en zijn mededaders zich aan een brute overval op een woning schuldig gemaakt. Het slachtoffer is met een wapen tegen haar hoofd geslagen en bedreigd. Een dergelijk misdrijf veroorzaakt grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, zoals ook is bevestigd door de op de terechtzitting door het slachtoffer [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring. De eigen woning is bij uitstek een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Naar de ervaring leert kunnen de slachtoffers nog langdurig kampen met de psychische gevolgen van een dergelijke overval. Kort na deze overval heeft verdachte met mededaders gepoogd een winkelier te overvallen en na deze mislukte overval is verdachte met mededaders twee dagen later, onder medebrenging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, wederom naar deze tabakszaak gereden met het doel deze te overvallen. Verdachte heeft telkenmale alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen enkel moment stilgestaan bij de ernstige gevolgen die zijn handelen voor anderen zou kunnen hebben.
- Verdachte gerelateerde factoren
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake gewelds- en vermogensdelicten tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Uit de psychologische rapportage d.d. 20 juni 2009 van drs. B.H. Boer komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van impulsiviteit, agressieve impulsdoorbraken en een verstoorde realiteitstoetsing. Tevens is er sprake van identiteitsproblematiek tengevolge van onder andere adoptie en verzet tegen sociale conventies. Vermoed wordt dat dit ten grondslag ligt aan verdachtes gedragsproblemen.
Om de recidivekans en verdere ontwikkeling van antisociale persoonlijkheidsstoornis terug te dringen, wordt een reclasseringscontact en een verplichte forensische psychiatrische behandeling geadviseerd, bijvoorbeeld bij de Reinier van Arkel Groep in Den Bosch.
Op de terechtzitting van 1 september 2009 heeft de heer Soffner van de Reclassering Nederland verklaard dat een reclasseringscontact niet wordt geadviseerd. Dit met name gelet op de ervaringen met verdachte in het recente verleden, waarin verdachte zich niet begeleidbaar heeft opgesteld. Voorts heeft Soffner verklaard dat het dossier van verdachte door de Van Arkel Groep is ontvangen, maar dat opname van verdachte niet eerder dan in het tweede kwartaal van 2010 zou kunnen plaatsvinden. Wellicht dat een opname gerealiseerd zal kunnen worden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling indien een gevangenisstraf wordt opgelegd. Gedurende de detentie van verdachte zal moeten worden onderzocht of verdachte gemotiveerd is, nu is daar nog niets over te zeggen, aldus Soffner.
Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de rechtbank als volgt.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden. Gelet op de leeftijd van verdachte was een andere strafmodaliteit wenselijk geweest. De rechtbank ziet ook het gevaar van verharding en afglijden, maar gezien het verleden en de houding van verdachte ziet de rechtbank geen alternatief dan verdachte de door de officier van justitie gevorderde straf op te leggen.
7. Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft, door tussenkomst van de gemachtigde mr. A.W.W. van Eelen, werkzaam bij Das Nederlandse Rechtsbijstand, Karspeldreef 15, 1104 BB Amsterdam, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1.485,68 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] geconcludeerd dat deze kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] gerefereerd met uitzondering van de gevraagde schadevergoeding voor de mobiele telefoon.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich door tussenkomst van de gemachtigde mr. A.W.W. van Eelen, werkzaam bij Das Nederlandse Rechtsbijstand, Karspeldreef 15, 1104 BB Amsterdam, voor de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 691,00 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Tevens heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De officier van justitie acht de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk in haar vordering, nu hetgeen haar is overkomen niet is opgenomen in de tenlastelegging en derhalve geen onderdeel uitmaakt van het bewezenverklaarde feit.
De raadsman volgt ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] de zienswijze van de officier van justitie.
De rechtbank zal [slachtoffer 4] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu er geen rechtstreeks verband bestaat met het onder 1 bewezenverklaarde feit.
8. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De rechtbank komt gelet op de ernst van het gebeurde tot toewijzing van een hogere immateriële schadevergoeding dan door de officier van justitie gevorderd, te weten een bedrag van € 1.015,00. Derhalve zal de rechtbank het op te leggen totale bedrag bepalen op € 2.000,00.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 26 augustus 2008 in de zaak met parketnummer 14.810120-08 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 september 2008 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 september 2008 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, en de proeftijd te verlengen, om zo verdachte te sterken in zijn voornemen niet te recidiveren. In combinatie met een eventuele geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaardelijke invrijheidsstelling, levert dit straks een “dubbele proeftijd” op.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden af te zien van toewijzing van de vordering.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 46, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.485,68, (eenduizend vierhonderdvijfentachtig euro en 68 cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk in de vordering.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.000,00, (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 26 augustus 2008 in de zaak met parketnummer 14.810120-08 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr A.E. Merkus en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2009.