RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 811021-09 (P)
Datum uitspraak : 15 september 2009
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Naam verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam], [postcode] [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 01 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. O. Karam, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 11 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A. met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 400 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
B. met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk onder ad A. en/of ad B. genoemd geweld en/of welke daar genoemde bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
* die [slachtoffer] bij zijn kraag heeft/hebben vastgepakt en/of
* die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Ik hoor dat je een beetje geld hebt. Geef het.' en/of 'Je geeft het, anders pak ik alles en dan sla ik je.', althans (telkens) woorden van dergelijke (dreigende) strekking;
hij op of omstreeks 23 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard
A. met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting en/of een geldbedrag van totaal ongeveer 40 euro en/of een Ipod, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
B. met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ketting en/of een geldbedrag van totaal ongeveer 40 euro en/of een Ipod, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk onder ad A. en/of ad B. genoemd geweld en/of welke daar genoemde bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
* die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Geef mij nog honderd euro.' en/of 'Dan pak ik je ketting totdat je mij het geld geeft.' en/of
* aan die [slachtoffer] heeft gevraagd: 'Wat heb je nog meer?', althans (telkens) woorden van dergelijke (dreigende) strekking en/of
* bij die [slachtoffer] in zijn zakken heeft gevoeld (en de Ipod van genoemde [slachtoffer] uit zijn binnenzak heeft gepakt);
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met geweld van geld.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een ketting en van geld. Van de tenlastegelegde afpersing danwel diefstal van een iPod dient de verdachte te worden vrijgesproken.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Verdachte ontkent het onder 1. tenlastegelegde feit. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij op 11 februari 2009 weliswaar twee keer € 50,- van aangever heeft ontvangen, maar dat dit zonder bedreiging van zijn kant en spontaan is gebeurd.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Volgens de raadsman lopen de verschillende verklaringen van verdachte en de getuigen bij de politie en de rechter-commissaris te veel uit elkaar en is sprake van dusdanig veel discrepantie tussen de verklaringen dat deze als niet betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Verdachte heeft ter zitting het onder 2. tenlastegelegde bekend, maar alleen ten aanzien van het geld en de ketting, niet ten aanzien van de iPod. De raadsman heeft zich op dat punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
C. Beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1:
Op 12 maart 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van afpersing op 11 februari 2009 te Heerhugowaard. Aangever heeft verklaard dat hij die dag op school zat en veel geld bij zich had om een telefoon te kopen. In de klas viel het geld uit zijn tas. Hij werd door [getuige 1] in de klas aangesproken met de vraag waarom hij zoveel geld bij zich had. [getuige 1] heeft dit bevestigd in haar verklaring bij de rechter-commissaris op 23 juni 2009. Ook verdachte heeft in zijn tweede verklaring (d.d. 24 maart 2009) bij de politie verklaard dat [slachtoffer ] geld had laten vallen in de klas. [verdachte 2] had dit gezien en aan iedereen doorverteld.
Aangever heeft voorts verklaard dat hij na schooltijd samen met [verdachte] (verdachte), [verdachte 2] en [verdachte 3] naar het station te Heerhugowaard liep. Verdachte liep rechts naast aangever. Onderweg voelde en zag aangever dat hij door verdachte bij zijn werd kraag gepakt en hoorde hij verdachte zeggen: “Ik hoorde dat je een beetje geld hebt”. “Geef het”. Toen aangever te kennen gaf dat hij niet had voegde verdachte hem de woorden toe: “Je geeft het anders pak ik alles en dan sla ik je”. Vervolgens pakte aangever
€ 600,- uit zijn schoudertas waarna verdachte het geld aanpakte. Verdachte pakte van deze € 600,- een bedrag van € 100,-, [verdachte 2] € 50,- en [verdachte 3] € 100,-.
[verdachte 3] heeft op 23 maart 2009 tegenover de politie verklaard dat hij op 11 februari 2009 samen met een Chinese jongen (de rechtbank begrijpt aangever), [verdachte] (verdachte) en [verdachte 2] naar het station liep. [verdachte] liep naast aangever. [verdachte 3] zag dat de Chinese jongen met een angstige blik geld overhandigde aan [verdachte]. [verdachte 3] zag dat [verdachte] twee keer € 50,- in zijn zak stopte. [verdachte 2] en [verdachte 3] ontvingen van [verdachte] ieder € 50,-. Op het station hoorde [verdachte 3] [verdachte] zeggen dat hij niet zonder buit naar huis wilde en hoorde [verdachte] vervolgens tegen de Chinese jongen zeggen dat: “geef me geld, want anders neem ik alles van je af”. De Chinese jongen gaf [verdachte] daarop nog een briefje van € 50,-.
Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij van aangever twee keer € 50,- heeft gekregen en dat hij heeft gezien dat ook [verdachte 2] en [verdachte 3] geld van hem hebben gekregen.
Op grond van deze bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte met het uiten van de tenlastegelegde bewoordingen [slachtoffer] heeft afgeperst. De rechtbank acht bovendien bewezen dat verdachte deze afpersing in vereniging heeft gepleegd. Hoewel zijn medeplegers aangever niet met woorden bedreigd hebben, hebben zij met hun aanwezigheid de groep getalsmatig versterkt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle jongens op de hoogte waren van het feit dat aangever veel geld bij zich had. Op het moment dat verdachte de confrontatie met aangever zocht hebben de anderen zich op geen enkel moment gedistantieerd en daarna het geld dat verdachte van aangever onder bedreiging had verkregen, geïncasseerd.
Tenslotte wordt het verweer van de raadsman dat de verschillende verklaringen van verdachte en anderen teveel discrepantie opleveren waardoor deze als niet betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, verworpen. De rechtbank is bij de vaststelling van de bewijsmiddelen uitgegaan van de aangifte en de verklaringen van getuigen en medeverdachten die relatief vlak na die aangifte zijn afgelegd. Deze verklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd, schetsen een eenduidig beeld van de gebeurtenissen zoals hierboven vermeld. Het feit dat de inhoud van de verschillende verklaringen, bij nader verhoor door de rechter-commissaris, op onderdelen zijn gewijzigd, hetgeen door de raadsman als discrepantie wordt aangemerkt, doet daar niet aan af. De rechtbank houdt vast aan de in eerste instantie bij de politie afgelegde verklaringen aangezien zij het aannemelijk acht dat de desbetreffende personen op dat moment nog een ‘verse’ herinnering hadden aan het incident.
Ten aanzien van feit 2:
Op 12 maart 2009 heeft [slachtoffer] – zoals hierboven met betrekking tot feit 1 vermeld - aangifte gedaan van afpersing op 11 februari 2009 te Heerhugowaard. In diezelfde aangifte heeft aangever ook aangifte gedaan van een incident dat zich twaalf dagen later, op 23 februari 2009 eveneens in Heerhugowaard heeft voorgedaan. Aangever bevond zich op school en werd in de klas aangesproken door [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte). Op verzoek van [verdachte] liep aangever mee naar buiten. Eenmaal buiten de school gekomen zei [verdachte] tegen aangever: ”Geef mij nog honderd euro”. Toen aangever te kennen gaf dat hij dat niet had zei [verdachte]: ”Dan pak ik je ketting tot dat je mij geld geeft”. De volgende dag heeft aangever in ruil voor zijn ketting € 40,- aan [verdachte] gegeven, waarna [verdachte] hem vroeg “Wat heb je nog meer”.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangever op 23 februari 2009, na de vakantie weer tegen kwam op school te Heerhugowaard. Hij vroeg aan aangever of deze nog geld had, waarop aangever zei dat dit niet het geval was. Verdachte verklaarde voorts: “Toen zei ik hem: “Geef mij je ketting”. Ik zei hem dat hij morgen geld moest geven, dan zou hij de ketting terugkrijgen”.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van het vorenstaande, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 23 februari 2009 [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van zijn ketting en een dag later, op 24 februari 2009 deze [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 40,-. Beide incidenten vonden naar het oordeel van de rechtbank plaats onder bedreiging van geweld, onder toevoeging van de woorden zoals weergegeven in de tenlastelegging. De rechtbank overweegt hiertoe dat zij genoemde bewijsmiddelen in onderling verband met de onder 1 bewezenverklaarde afpersing beschouwd. Onderhavig feit vond plaats twaalf dagen na de onder 1 bewezenverklaarde afpersing. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat aangever zich bedreigd voelde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan de afpersing danwel diefstal van een iPod. Verdachte ontkent iets te maken te hebben met deze iPod en aangever heeft hier niet eenduidig over verklaard.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
A. met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan genoemde [slachtoffer],
welk onder ad A. daar genoemde bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
* die [slachtoffer] bij zijn kraag heeft vastgepakt en
* die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Ik hoor dat je een beetje geld hebt. Geef het.' en 'Je geeft het, anders pak ik alles en dan sla ik je.'.
hij op 23 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard
A. met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting, toebehorende aan genoemde [slachtoffer],
hij omstreeks 23 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard
B. met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heef t gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal ongeveer 40 euro, toebehorende aan genoemde [slachtoffer],
welk onder ad A. en/of ad B. genoemde bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
* die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Geef mij nog honderd euro.' en 'Dan pak ik je ketting totdat je mij het geld geeft.' en/of
* aan die [slachtoffer] heeft gevraagd: 'Wat heb je nog meer?'.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Afpersing, meermalen gepleegd
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar omdat nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder
1 en 2 tenlastegelegde gelegde tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zodat het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts, in het kader van de voorwaardelijke jeugddetentie, gevorderd als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de William Schrikker Groep alsmede dat verdachte aan het project “De Uitdaging” te Amsterdam zal deelnemen met ingang van maandag 7 september 2009 en dat hij gedurende maximaal drie maanden aldaar gedurende de weekdagen zal verblijven.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair heeft de raadsman te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie.
C. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van na te noemen straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen een school- en leeftijdsgenoot geld afgeperst door hem bij zijn kraag te grijpen en hem te bedreigen met geweld. Korte tijd daarna heeft verdachte deze jongen wederom afgeperst. De verdachte en zijn mededaders hebben zich kennelijk enkel laten leiden door hun eigen financieel gewin zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Blijkens de verklaring van het slachtoffer heeft hij de overvallen als zeer beangstigend en bedreigend ervaren en durfde hij in eerste instantie geen aangifte te doen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 9 juni 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte rapport basisonderzoek en strafadvies, gedateerd 25 maart 2009, opgemaakt door mevrouw M. Dik, raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 26 augustus 2009, opgemaakt door mevrouw Rayda Aghbal, als reclasseringswerkster verbonden aan Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
- het over de verdachte uitgebrachte Rapport raadsonderzoek strafzaken, gedateerd 28 augustus 2009, opgemaakt door mevrouw C. Bookelman, als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 26 augustus 2009 in haar rapport de rechtbank geadviseerd om verdachte – indien hij veroordeeld wordt voor hetgeen hem is tenlastegelegd - een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke (gelijke aan het ondergane voorarrest) jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de William Schrikker Groep, afdeling jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan project “De Uitdaging” en begeleid kamerwonen bij Amstelduin te Driehuizen.
Uit het adviesrapport van de reclassering van 26 augustus 2009 en de toelichting daarop ter terechtzitting door de getuige-deskundige mevrouw Rayda Aghbal, komt naar voren dat verdachte maandag 7 september 2009 terecht kan bij het project “De Uitdaging” te Amsterdam. Dit is een traject van het Ministerie van Defensie, waarbij jongeren gedurende maandag tot en met vrijdag op de kazerne verblijven en een interne opleiding volgen. Dit is een project voor jongeren die in aanraking zijn geweest met politie/justitie of dat dreigen te komen. Het doel van het project is te voorkomen dat deze jongeren (verder) afglijden in de criminaliteit. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de William Schrikker Groep alsmede dat verdachte aan het project “De Uitdaging” te Amsterdam zal deelnemen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij erg gemotiveerd is om aan dit project deel te nemen.
In het adviesrapport staat voorts nog opgenomen dat verdachte - met het oog op de thuissituatie - is aangemeld voor een traject begeleid kamer wonen bij Amstelduin in Driehuizen. Ter zitting heeft verdachte echter aangegeven dat hij zijn medewerking aan deze kamertraining heeft geweigerd omdat hij niet in Driehuizen wil wonen. Verdachte heeft zich zelfstandig ingeschreven voor een kamertrainingsprogramma in Alkmaar. De getuige-deskundige heeft hierover ter zitting verklaard dat zij gelet op de houding van verdachte, geen aanleiding ziet iets in de bijzondere voorwaarden op te nemen omtrent het deelnemen aan een kamertrainingstraject.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur op haar plaats is, een en ander zoals hierna zal worden aangegeven, waarbij het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk is aan de dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en de gegeven adviezen, tevens aanleiding aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat de deelname aan het project “De uitdaging”, wegens het residentiele karakter als een aparte bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd, met vaststelling van een maximale termijn zoals hierna zal worden aangegeven.
De rechtbank merkt in dit verband op dat zij ter zitting van 1 september 2009 de voorlopige hechtenis waarin verdachte zich bevond heeft geschorst met ingang van diezelfde datum. Bij deze schorsing heeft de rechtbank (onder meer) als bijzondere voorwaarde opgenomen dat verdachte met ingang van 7 september 2009 zal deelnemen aan genoemd project.
Voorts ziet de rechtbank, anders dan de getuige-deskundige, wel aanleiding om de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde kamertraining als onderdeel van de begeleiding door de reclassering op te nemen. Verdachte heeft zichzelf afgemeld bij het kamertrainingsprogramma van Amstelduin en zich aangemeld bij een soortgelijk programma in Alkmaar. Gelet op de thuissituatie, zoals in genoemd raadsrapport beschreven, acht de rechtbank het van belang dat verdachte leert om op zichzelf te wonen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte hierbij door de jeugdreclassering wordt begeleid.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft door tussenkomst van [gemachtigde] als diens gemachtigde vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 866,70 ter zake materiële schade en € 300,--, zijnde een voorschot, wegens immateriële schade (in totaal € 1166,70) die de verdachte met zijn mededader(s) aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De gevorderde materiële schade bestaat uit:
iPod € 197,45 (terzake feit 2)
Halsketting € 216,50 (terzake feit 2)
Geld € 440,- (€ 400,- terzake feit 1 en € 40,- terzake feit 2)
Reiskosten € 12,75
In totaal: € 866,70
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de gestelde materiële schade terzake geld, reiskosten en de immateriële schade toe te kennen zoals verzocht. De kosten betreffende de iPod kunnen naar het oordeel van de officier niet worden toegewezen nu zij zich op het standpunt stelt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de iPod heeft gestolen dan wel heeft afgeperst. De kosten ten aanzien van de ketting kunnen evenmin op verdachte worden verhaald aangezien hij de ketting aan aangever heeft teruggegeven in ruil voor geld.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Verdachte heeft alleen betrokkenheid erkend bij de afpersing van ketting in ruil voor €40,- Verdachte heeft de ketting aan aangever terug gegeven in ruil voor € 40,-, zodat de vordering volgens de raadsman alleen kan worden toegewezen, voor zover deze ziet op het geldbedrag van € 40,-.
C. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Het ten aanzien van feit 1 gevorderde geldbedrag (€ 400,-) zal worden toegekend tot een bedrag van € 250,-. De rechtbank overweegt hiertoe dat zij bewezen acht dat verdachte samen met zijn mededaders aangever heeft afgeperst voor een totaalbedrag van € 250,- en verwijst daartoe naar bovengenoemde bewijsmiddelen. Voor deze kosten is verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
Voor wat betreft de ten aanzien van feit 2 gevorderde schade is de rechtbank van oordeel dat de schade van het afgeperste geldbedrag van € 40,- kan worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij is niet ontvankelijk voor zover deze ziet op de (onder 2) tenlastegelegde iPod, omdat verdachte van dit onderdeel is vrijgesproken. Ook het gevorderde deel ten aanzien van de ketting is naar het oordeel van de rechtbank niet ontvankelijk. Verdachte heeft deze ketting weliswaar afgeperst, maar vervolgens - in ruil voor genoemde € 40,- - teruggegeven. Het feit dat aangever volgens zijn verklaring vervolgens zijn ketting heeft moeten afstaan aan een ander, doet daar niet aan af, aangezien verdachte hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. De benadeelde partij kan de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De gevorderde reiskosten die verdachte heeft gemaakt in verband met de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten worden toegewezen. Verdachte is hiervoor hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank acht een vergoeding tot in ieder geval een bedrag van € 150,-- aan immateriële schade billijk zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering betreffende de immateriële schade van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Ook hier is verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor.
Gelet op vorenstaande zal de vordering worden toegewezen tot een totaal bedrag van
(€ 250,- + € 40,- + € 12,75 + € 150,- = ) € 452,75 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-onvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorzover de schade waarvoor verdachte hoofdelijk aansprakelijk is door of namens een ander of anderen is vergoed, hoeft verdachte alleen het restant te betalen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil.
10. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek bewezenverklaring onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van jeugddetentie, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het bewezenverklaarde vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 240 dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 87 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de William Schrikker Groep, afdeling jeugdreclassering, werkzaam onder mandaat van het bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan het Bureau Jeugdzorg voornoemd ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht, ook als dit inhoudt deelname aan een vorm van begeleid kamertrainingstraject.
- dat veroordeelde zijn deelname aan het project “De Uitdaging” te Amsterdam sinds 7 september 2009 zal voortzetten en aldaar gedurende de weekdagen zal verblijven gedurende maximaal drie maanden.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [straatnaam], [postcode] [plaatsnaam] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 452,75 (€ 302,75 aan materiële schade en € 150,- als voorschot immateriële schade) (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijfenzeventig eurocent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 452,75 vanaf 24 februari 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte (ten aanzien van € 412,75 van het toegewezen bedrag) niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader(s) zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], wonende aan de [straatnaam], [postcode] [plaatsnaam] te betalen een som geld ten bedrage van € 452,75 (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijfenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 3 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. L. Jansen en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2009.
De jongste rechter is wegens afwezigheid niet in staat deze beslissing mee te ondertekenen.