ECLI:NL:RBALK:2009:BJ8162

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810076-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot overval met geweld en wapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van een overval op een tabakswinkel. De verdachte was samen met medeverdachten op 24 februari 2009 aangehouden in de nabijheid van de winkel, waar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd aangetroffen. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een poging tot overval, gebaseerd op afgeluisterde gesprekken en verklaringen van medeverdachten. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte en stelde dat er geen bewijs was voor een begin van uitvoering van het misdrijf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van haar medeverdachten om de overval te plegen, maar dat er geen bewijs was dat er daadwerkelijk een begin van uitvoering was geweest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij zich schuldig had gemaakt aan de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, maar verklaarde wel dat het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk naar de tabakswinkel rijden, bewezen was. Echter, dit feit werd niet als strafbaar beschouwd, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen.

De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs voor strafrechtelijke vervolging en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810076-09 + 14/700749-07 (tul) (P)
Datum uitspraak : 17 september 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [straatnaam], [postcode en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1. primair
zij op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een (tabaks)winkel gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met één of meer van haar mededader(s), althans
alleen, als bestuurster van een personenauto met haar mededader(s) naar, althans in de
(onmiddellijke) nabijheid van, die (tabaks)winkel is gereden en/of heeft/hebben zij (op de weg daar naar toe) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, opgehaald en/of bij zich gestoken en/of heeft een (van haar) mededader(s) (in die personenauto) een panty over zijn hoofd getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een (tabaks)winkel gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of haar, verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met elkaar, althans alleen, naar, althans in de (onmiddellijke) nabijheid van, die winkel is/zijn gegaan en/of (op de weg daar naar toe) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben opgehaald en/of bij zich heeft/hebben gestoken en/of heeft een van hen een panty over zijn hoofd getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welke poging tot misdrijf verdachte op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente(n) [gemeente] en/of [gemeente] opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] met een personenauto naar, althans in de nabijheid van de plaats delict te vervoeren;
1. meer subsidiair
zij op of omstreeks 24 februari 2009 in de gemeente(n) [gemeente] en/of [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van (een) met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of een afpersing in vereniging, te plegen tegen de eigenaar, [slachtoffer] genaamd, van een (tabaks)winkel aan de [straat] te [vestigingsplaats], als volgt heeft gehandeld:
- verdachte en/of (een van) haar mededader(s) is/zijn opzettelijk naar die winkel toegereden, althans naar de nabijheid van die winkel en/of
- verdachte en/of (een van) haar mededader(s) heeft/hebben (onderweg naar die winkel) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, opgehaald en/of bij zich gestoken en aldus voorhanden gehad.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Er is in de auto gesproken over het wegnemen van geld, over het ophalen van een wapen, allemaal elementen die duiden op een voornemen. In de visie van de officier van justitie is er sprake geweest van een begin van uitvoering. Indien de rechtbank haar hier niet in volgt, acht de officier van justitie in ieder geval de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen bewezen.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat uit de tapgesprekken niet is gebleken van enige betrokkenheid van zijn cliënte bij het tenlastegelegde. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachten onderling zeer van elkaar verschillen hetgeen iets zegt over de betrouwbaarheid daarvan. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde nu er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat nergens uit blijkt dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van een wapen in de auto. Slechts het naar de tabakszaak toe rijden zou haar kunnen worden verweten.
C. De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 24 februari 2009 om 18.06 uur worden [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] in een auto op de [straat] te [vestigingsplaats] aangehouden door een arrestatieteam van de politie. In de auto wordt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen . De beslissing tot ingrijpen van de politie was gebaseerd op een aantal afgeluisterde telefoongesprekken, die werden gevoerd via de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] .
In een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt gesproken over vervoer . In een volgend telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van 24 februari 2009 om 17.15 uur wordt gesproken over een “ding” en dat [medeverdachte 3] bij [medeverdachte 1] is en dat [medeverdachte 3] alleen binnen zal gaan en er eerst nog een “ding” opgehaald moet worden . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] op 24 februari 2009 is tegengekomen en dat [medeverdachte 1] tegen hem heeft gezegd dat hij geld wilde maken . Vervolgens zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de auto gestapt bij [medeverdachte 2] en [verdachte]. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] onderweg vroeg of hij dat “ding” nog had en dat ze toen onderweg zijn gestopt en dat [medeverdachte 3] toen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft opgehaald en bij zich gestoken. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij en [verdachte] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto hebben opgehaald en dat [medeverdachte 1] hem van te voren had verteld dat hij een overval wilde plegen op een tabakszaak bij de stoplichten in [gemeente] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij, voordat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren ingestapt, tegen verdachte heeft gezegd dat de jongens van plan waren een overval te plegen . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] van te voren tegen verdachte heeft gezegd dat er een overval gepleegd zou gaan worden .
D. Overwegingen van de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de medeverdachten van verdachte van plan waren een overval te plegen en dat zij daarvoor een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de auto voorhanden hebben gehad. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de neef van verdachte, [medeverdachte 2], gebeld om vervoer voor hen te regelen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens verdachte gevraagd of zij naar [vestigingsplaats] wilde rijden. Op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] die wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], inhoudende dat verdachte op de hoogte was van hun plan een overval te plegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de hoogte was van het voornemen van haar medeverdachten om een overval te plegen en dat zij haar medeverdachten met die wetenschap naar [vestigingsplaats] heeft gereden.
Niet is komen vast te staan dat één of meer van de inzittenden van de auto een panty over het hoofd had getrokken, noch is sprake van andere uitvoeringshandelingen vóór het moment van ingrijpen door de politie.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een begin van uitvoering in de zin van een strafbare poging en derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder primair en subsidiair tenlastegelegde poging.
Het onder meer subsidiair ten laste gelegde kan deels bewezen worden verklaard. De rechtbank acht bewezen dat verdachte en haar medeverdachten opzettelijk naar de tabakswinkel zijn gereden.
Ten aanzien van het overig tenlastegelegde, het voorhanden hebben van een wapen, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ontkend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de auto te hebben gezien. Het wapen is bij de aanhouding van verdachte en de medeverdachten in de auto aangetroffen, enigszins verborgen onder een stoel. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist dat er in de auto een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden was en zal verdachte vrijspreken van het onder meer subsidiair overig tenlastegelegde.
E. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 februari 2009 in de gemeenten [gemeente] en [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van een met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing in vereniging, te plegen tegen de eigenaar, [slachtoffer], van een tabakswinkel aan de [straat] te [vestigingsplaats], als volgt heeft gehandeld:
- verdachte en haar mededaders zijn opzettelijk naar de nabijheid van die winkel gereden.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Met betrekking tot de strafbaarheid van het tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende. Het bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op en kan, meer specifiek, niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit in de zin van artikel 46 Sr, nu artikel 46 Sr als bestanddeel heeft verwerven, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of voorhanden hebben, terwijl geen van deze gedragingen in de bewezenverklaring is opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en zal de verdachte voor het bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging ontslaan.
6. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 5 juli 2007 in de zaak met parketnummer 14/700749-07 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 31 juli 2007 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 20 juli 2007 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen grond voor de vordering, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Derhalve zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
7. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van 5 juli 2007 in de zaak met parketnummer 14/700749-07.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Merkus, voorzitter,
mr. M. Lolkema en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2009.