ECLI:NL:RBALK:2009:BJ7290

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810486-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging en belediging door een verstandelijk gehandicapte verdachte in Avenhorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 november 2008 in Avenhorn verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, die op dat moment 20 jaar oud was en functioneerde op het niveau van een zesjarig kind, werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een volle fles tegen het been en hoofd van een slachtoffer heeft gegooid, wat leidde tot pijn en letsel. Daarnaast heeft hij een andere vrouw bedreigd met zware mishandeling en beledigende woorden geuit tegen politieambtenaren tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen zou leiden tot zwaar letsel. De verdachte is wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen van mishandeling, bedreiging en belediging.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de verstandelijke handicap van de verdachte en de impact van zijn gedragingen op de slachtoffers. Gezien de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen en de verdachte te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen, met als doel behandeling en begeleiding te bieden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen voor het feit dat aan de vordering ten grondslag lag.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810486-08 (P)
Datum uitspraak : 16 juni 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], thans uit andere hoofde gedetineerd.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 juni 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.L. van Berkel, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 23 november 2008 te Avenhorn,
gemeente Koggenland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om (telkens) aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1], (telkens)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet
een (volle) fles heeft gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, die fles
(met kracht) op/tegen de /het be(e)n(en) van die [naam slachtoffer 1] gegooid en/of gesmeten
en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, (wederom) die fles gepakt en/of heeft
hij, verdachte, die fles op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gegooid en/of
gesmeten, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 23 november 2008 te Avenhorn,
gemeente Koggenland, (telkens) opzettelijk [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door
genoemde [naam slachtoffer 1] een (volle) fles op/tegen de/het be(e)n(en) te gooien en/of
te smijten en/of door genoemde [naam slachtoffer 1] een (volle) fles op/tegen het hoofd te
gooien en/of te smijten, waardoor deze [naam slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2008 te Avenhorn, gemeente Koggenland,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Wat moet je nou stinkhoer, ik zoek
je nog wel op, ik grijp je", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2008 te Avenhorn, gemeente Koggenland,
opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 3] en/of
[naam slachtoffer 4] (beide werkzaam bij politie Noord-Holland Noord), gedurende en/of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met de
handhaving der openbare orde in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft
toegevoegd de woorden "Jullie zijn kankerlijers. Jullie zijn motherfuckers",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Hoorn, op of aan de
openbare weg te weten het Stationsplein en/of in de voor de nachtrust bestemde
tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
tas (inhoudende o.a. een mobiele telefoon en/of een sleutelbos en/of een
ID-kaart en/of een brommerijbewijs en/of een of meer pasje(s) en/of een
geldbedrag van (ongeveer) 8 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, naar die [naam slachtoffer 4]
is toegegaan en/of (daarna) heeft hij, verdachte, de banden van de tas van [naam slachtoffer 4] beetgepakt (welke tas die [naam slachtoffer 4] om zijn nek had hangen) en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte die tas van de nek van die [naam slachtoffer 4]
afgetrokken en/of heeft hij, verdachte, die [naam slachtoffer 4] een of meerma(a)l(en)
op/tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of (daarbij) heeft hij,
verdachte, die [naam slachtoffer 4] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, de tas van die
[naam slachtoffer 4] wilde hebben want hij, verdachte, had geld nodig voor de trein en hij,
verdachte, wilde bellen en/of de woorden:"Geef het tasje, geef het tasje, want
anders steek ik je neer en krijg je problemen", althans woorden van dergelijke
aard of strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende o.a. een
mobiele telefoon en/of een sleutelbos en/of een ID-kaart en/of een
brommerijbewijs en/of een of meer pasje(s) en/of een geldbedrag van (ongeveer)
8 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
B.
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Hoorn opzettelijk [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door genoemde [naam slachtoffer 4] een of meerma(a)l(en) op/tegen het
lichaam te slaan en/of te stompen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
en/of
C.
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Hoorn [naam slachtoffer 4] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 4] dreigend de
woorden toegevoegd: "Geef het tasje, geef het tasje, want anders steek ik je
neer en krijg je problemen", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden om wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren dat de opzet van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer 1]. De verdachte heeft weliswaar tweemaal een met vloeistof gevuld plastic flesje in de richting van de aangeefster gegooid, waarbij het been even boven de knie alsmede het hoofd van laatstgenoemde zijn geraakt, maar uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, dat de verdachte doelbewust op - met name - het hoofd van de aangeefster heeft gericht. Reeds hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte wist dat hij door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel kon toebrengen en dat hij dit ook heeft gewild. Evenmin kan worden gezegd dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door het gooien van het flesje zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan, nu zowel ten aanzien van dat bewustzijn als ten aanzien van de kans op het ontstaan van zwaar letsel geen bewijsmiddelen voorhanden zijn. Van voorwaardelijk opzet is derhalve ook geen sprake.
De verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de processtukken blijkt dat [naam slachtoffer 4] op 14 oktober 2008 aangifte heeft gedaan van diefstal met geweld gepleegd op 27 september 2008 in Hoorn. In zijn verklaring geeft [naam slachtoffer 4] aan dat hij, nadat hij op 27 september 2008 van jongens op straat had vernomen dat de dader van de diefstal met geweld “[naam verdachte] uit Alkmaar” was en dat deze jongen op Youtube zou staan, op internet een filmpje heeft bekeken. Op dit filmpje zag hij - daags na het feit - een jongen, die hij op grond van zijn uiterlijk en zijn stem als de dader meende te herkennen. Vervolgens heeft de aangever tot 14 oktober 2008 gewacht met het doen van de aangifte, naar zijn zeggen omdat hij bang was dat de dader hem iets zou aandoen. Naast de aangifte van [naam slachtoffer 4] bevat het dossier een verklaring van de getuige [naam getuige], afgelegd bij de politie op 24 november 2008, die de aangifte gedeeltelijk ondersteunt. Opvallend is dat noch de aangever, noch de getuige [naam getuige] verklaren te hebben gezien dat de dader het tasje van de aangever heeft meegenomen, dat volgens hun beider verklaringen op de grond viel tijdens een worsteling tussen de aangever en de dader. De aangifte en de getuigenverklaring van [naam getuige] worden voorts niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld verklaringen van de jongens die de dader hebben gezien en hem bij naam zouden kennen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet uitgesloten worden dat de inhoud van de aangifte en de verklaring van de getuige[naam getuige] omtrent het uiterlijk van de dader van de op 27 september 2008 gepleegde diefstal met geweld zijn beïnvloed door het filmpje dat zowel de aangever als [naam getuige] op Youtube hebben bekeken. Nu andere bewijsmiddelen met betrekking tot de persoon van de dader ontbreken en bovendien niet is komen vast te staan dat de dader het tasje van de aangever heeft meegenomen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, dat het verlies van de tas van aangever op 27 september 2008 in Hoorn onderdeel uitmaakt van een diefstal met geweld, en evenmin dat de verdachte dat feit heeft gepleegd.
Verdachte dient daarom ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4. De bewijsmotivering
Met betrekking tot feit 1 subsidiair:
A. Het standpunt van de officier:
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
B. Het standpunt van de verdediging:
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit voor het onder 1 primair en subsidiair. De aangifte van.[naam slachtoffer 1] staat op zich en wordt slechts deels ondersteund door de verklaring van[naam slachtoffer 2]. Verdachte voldoet niet aan het door [naam slachtoffer 2] opgegeven signalement. Verder ontbreekt een medische verklaring in het dossier.
C. Beoordeling van de tenlastelegging :
Op 23 november 2008 doet[naam slachtoffer 1] aangifte van mishandeling en verklaart zij
dat ze op 23 november 2008 in partycentrum Poespas was in Avenhorn. Ze loopt samen met haar vriendin [naam slachtoffer 2] de uitgang van het partycentrum uit en ziet een jongen op hen af komen lopen. Zij ziet dat hij een volle plastic fles - kleiner dan een één literfles - in zijn rechterhand houdt. Zij ziet dat hij de fles met kracht vooruit gooit en voelt dat de fles vlak boven haar rechterknie terecht komt. Vervolgens voelt zij pijn aan het bot in haar been. Zij ziet dat de jongen de fles van de grond oppakt en weer bovenhands met kracht in haar richting gooit. Zij voelt dat de fles op haar voorhoofd terecht komt en ondervindt hiervan pijn. Zij heeft een bult net boven de haargrens, waar de fles terecht is gekomen. Het bonst constant in haar hele hoofd. Tot slot ziet ze dat de jongen door de politie wordt meegenomen.
De getuige [naam slachtoffer 2] bevestigt de aangifte van [naam slachtoffer 1]. Zij ziet een negroïde persoon, met een litteken bij het rechteroog, een spleet tussen zijn voortanden en een gouden tand een half liter flesje met doorzichtige vloeistof tegen de benen van [naam slachtoffer 1] gooien. Vervolgens ziet zij dat hij het flesje oppakt en vervolgens met veel kracht tegen het hoofd van [naam slachtoffer 1] gooit. Ook zij ziet even later dat de politie de jongen aanhoudt.
In diens proces-verbaal van bevindingen heeft de verbalisant [naam slachtoffer 3] aangegeven dat hij de man die aan hem en zijn collega werd overgedragen herkende als [naam verdachte] .
Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij op 23 november 2008 aanwezig is geweest in partycentrum Poespas te Avenhorn en dat hij is aangehouden door een hem bekende portier.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in samenhang met het hierna te noemen bewijsmiddel, acht de rechtbank het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe het volgende.
De hoofdportier van het partycentrum Poespas [naam hoofdportier] ziet de hem bekende “[naam verdachte]”, nadat hij buiten was gezet, terug lopen met een fles in zijn hand waarna hij een woordenwisseling heeft met twee meisjes. Één van die meisjes is naar hem, [naam hoofdportier], toegelopen en vertelt hem dat “[naam verdachte]” een fles tegen haar heeft gegooid. Hierop heeft hij samen met een collega “[naam verdachte]” aangehouden en hebben zij de komst van de politie afgewacht. Vervolgens is de politie gekomen en hebben zij de verdachte van de portiers overgenomen.
Zowel [naam slachtoffer 1] als [naam slachtoffer 2] zien dat de dader wordt aangehouden en afgevoerd door de politie.
Weliswaar voldoet verdachte niet geheel aan het door de getuige [naam slachtoffer 2] opgegeven signalement van de jongen die de fles gooide, aangezien ter terechtzitting is gebleken dat het litteken is te zien bij het andere oog, terwijl de gouden tand ontbreekt, maar op grond van het vorenstaande staat voor de rechtbank genoegzaam vast, dat het de verdachte is geweest, die zich schuldig heeft gemaakt aan de onderhavige mishandeling.
Hoewel [naam slachtoffer 1] niet op het spreekuur van haar huisarts is geweest, heeft zij wel telefonisch contact gehad met R. Berghuis van de huisartsenpost Alkmaar e.o. De huisarts heeft verklaard dat deze heeft genoteerd dat [naam slachtoffer 1] hoofdpijnklachten had. Mede op grond hiervan en met name op grond van hetgeen [naam slachtoffer 1] zelf heeft verklaard, stelt de rechtbank vast dat [naam slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden van het gooien van het flesje tegen haar benen en haar hoofd.
Met betrekking tot feit 2:
A. Het standpunt van de officier:
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit.
B. Het standpunt van de verdediging:
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit voor het onder 2 tenlastegelegde feit en voert daartoe aan dat de aangifte van [naam slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
C. Beoordeling van de tenlastelegging :
Op 25 november 2009 doet [naam slachtoffer 2] aangifte van belediging en verklaart dat zij op 23 november 2008 met haar vriendin [naam slachtoffer 1] bij Partycentrum Avenhorn te Avenhorn was. Omstreeks 03.00 uur zijn ze naar buiten gegaan en komen zij een negroïde persoon tegen, die zij beschrijft als een negroïde man, met een litteken bij het rechteroog, een spleet tussen zijn voortanden en een gouden tand. Zij ziet dat de negroïde persoon een flesje naar haar vriendin gooit en spreekt hem erop aan en zegt dat hij normaal moet doen. Vervolgens kijkt de persoon hem aan en zegt: “Wat moet je nou kankerhoer, bemoei je er niet mee”. Vervolgens kijkt hij haar nog een keer aan en zegt: “Wat moet je nou stinkhoer, ik zoek je nog wel op, ik grijp je”. Door deze woorden voelt zij zich bedreigd en is bang dat de jongen zijn bedreigingen zal waarmaken. De portiers hebben hem toen weggehaald. De politie heeft hem vervolgens aangehouden.
De getuige [naam slachtoffer 1] bevestigt dat de jongen haar vriendin “kankerhoer” heeft genoemd. De hoofdportier [naam hoofdportier] ziet dat “[naam verdachte]” een woordenwisseling heeft met twee meisjes. Samen met een collega heeft hij “[naam verdachte]” aangehouden en vervolgens overgedragen aan de politie. In diens proces-verbaal van bevindingen heeft de verbalisant [naam slachtoffer 3] aangegeven dat hij de man die aan hem en zijn collega werd overgedragen herkende als [naam verdachte] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat hij op 23 november 2008 aanwezig is geweest in partycentrum Poespas te Avenhorn en dat hij is aangehouden door een hem bekende portier.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij neemt daarbij nog het volgende in aanmerking.
Volgens eigen zeggen was de verdachte die avond behoorlijk dronken. Blijkens de
verklaring van de hoofdportier [naam hoofdportier] heeft hij die avond “[naam verdachte]” - zijnde de verdachte - diverse malen aangesproken op zijn gedrag en heeft hem uiteindelijk de toegang tot het feest ontzegd. Bij het naar buiten brengen van de verdachte, heeft de verdachte zich verzet. Naderhand toen de verdachte werd aangehouden door [naam hoofdportier] en zijn collega, heeft de verdachte tegen hen geroepen:”Ik weet je te vinden, ik schiet jullie neer, ik sla je in elkaar, binnen vier en twintig uur sta ik buiten en dan zoek ik jullie op”. Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte in een zodanige gemoedstoestand verkeerde, dat deze hem bracht tot het uiten van ernstige bedreigingen.
Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte [naam slachtoffer 2] zeer kort voordien eveneens heeft bedreigd met bewoordingen als in haar aangifte is opgenomen.
Met betrekking tot feit 3:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2009, het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 3], in de wettelijke vorm opgemaakt door de verbalisant [naam opsporingsambtenaar 1] op 23 november 2008 (ongenummerd) en het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 4], in de wettelijke vorm opgemaakt door de verbalisant [naam opsporingsambtenaar 2] (ongenummerd) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals opgenomen onder D.
D. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 23 november 2008 te Avenhorn, gemeente Koggenland, opzettelijk [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [naam slachtoffer 1] een volle fles tegen het been te gooien en door genoemde [naam slachtoffer 1] een volle fles tegen het hoofd te gooien, waardoor deze [naam slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 23 november 2008 te Avenhorn, gemeente Koggenland, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Wat moet je nou stinkhoer, ik zoek je nog wel op, ik grijp je";
3.
hij op 23 november 2008 te Avenhorn, gemeente Koggenland, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4], beide werkzaam bij politie Noord-Holland Noord, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met de handhaving der openbare orde in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn kankerlijers. Jullie zijn motherfuckers";
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
met betrekking tot feit 1 subsidiair:
mishandeling
met betrekking tot feit 2:
bedreiging met zware mishandeling
met betrekking tot feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmachtige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De inhoud van de in dit vonnis onder 8. genoemde rapporten, opgemaakt door E.A. Beld, psychiater en drs. H. Kruikemeier, psycholoog, geeft de rechtbank geen aanleiding tot niet-strafbaarheid van de verdachte te concluderen.
Overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar, met dien verstande dat de rechtbank, gelet op voormelde rapportages, de verdachte met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar zal achten.
7. De oplegging van straf of maatregel
De eis van de officier:
Op grond van de uitgebrachte rapportages, opgemaakt door voornoemde deskundigen, verzoekt de officier van justitie op de verdachte bij de bestraffing het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, te weten oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van 8 maanden, met aftrek van de periode dat de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft verbleven, en voorts oplegging aan de verdachte van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank eveneens bij bestraffing van de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
Zij verzoekt de rechtbank bij de bestraffing rekening te houden met het feit dat de verdachte door de deskundigen met betrekking tot het feit onder 1 en 2 sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en met de door haar bepleite vrijspraken. Zij is van mening dat de verdachte lang genoeg in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De gevorderde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen acht zij een te zware maatregel en zij geeft de rechtbank in overweging in plaats daarvan een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van zes maanden tot een jaar aan de verdachte op te leggen.
De verdachte heeft aangegeven dat hij graag behandeld wil worden voor zijn bovenmatig alcoholgebruik.
Motivering van straf of maatregel:
De deskundigen hebben in hun respectievelijke rapportages vastgesteld dat de verdachte functioneert op het niveau van een zesjarig kind. Op grond van de persoonlijkheid en het ontwikkelingsniveau van de verdachte adviseren zij de rechtbank bij de afdoening van de zaak tegen de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
Mede gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij de afdoening van de zaak tegen de verdachte het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, nu de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet had bereikt en de persoonlijkheid van de verdachte hiertoe aanleiding geeft.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Tijdens een avondje stappen in Avenhorn is de verdachte wegens wangedrag het partycentrum Poespas uitgezet. Eenmaal buiten gekomen heeft hij, zonder enige aanleiding, een meisje, dat eveneens uit was geweest, mishandeld door een met vloeistof gevuld flesje tegen haar been en tegen haar hoofd te gooien. Toen hij door haar vriendin op zijn gedrag werd aangesproken, heeft hij de vriendin van het meisje bedreigd met zware mishandeling.
Op het moment dat de verdachte later door de politie werd afgevoerd, heeft hij de dienstdoende agenten beledigd.
Dit soort gedragingen behoort tot de categorie van strafbare feiten die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, terwijl daarnaast in concreto bij de beide meisjes sprake is geweest van hevige pijn respectievelijk angst.
Gelet op de impact van na te melden op te leggen maatregel is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen straf dient te worden opgelegd.
8. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL.
Het psychiatrisch rapport van E.A. Beld, gedateerd 9 maart 2009, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene gebruikt al meerdere jaren op een problematische manier alcohol. Door zijn gebruik komt hij regelmatig met de politie in aanraking. In diagnostische zin is er sprake van alcoholafhankelijkheid of misbruik van alcohol.
Betrokkene komt uit de test naar voren als een man die intellectueel op een matig tot licht zwakzinnig niveau functioneert met een IQ van rond de 50. Daarmee is zijn niveau van functioneren op sociaal-emotioneel gebied en ook wat betreft gewetensontwikkeling als dat van een zesjarig kind.
Risicotaxatie:
De risicofactoren die voor recidivegevaar van belang zijn kunnen bij betrokkene als problematisch worden beschouwd. Betrokkene heeft een verleden van meerdere criminele antecedenten. De schoolopleiding is afgebroken. Er is nauwelijks sprake van geregeld werk. Betrokkene is zwakzinnig. Er is sprake van problematisch middelengebruik. Betrokkene kwam zijn afspraken nauwelijks na tijdens de periode van reclasseringstoezicht. Betrokkene heeft geen probleeminzicht. Betrokkene is impulsief en lijkt nauwelijks empathie op te kunnen brengen. De sociale en relationele vaardigheden zijn zwak en betrokkene is niet zelfredzaam. Betrokkene is niet in staat met grote stress om te gaan en de kans op middelengebruik is dan weer groot.
Betrokkene kan oorzaak en gevolg van zijn gedragingen niet goed beoordelen. Ondanks hulpverlening en bemoeienis van de reclassering blijven resultaten uit. De onderzoeker is van mening dat de oorzaak hiervan bij de verstandelijke handicap van betrokkene gevonden dient te worden. Aangezien het hier om een gebrekkige ontwikkeling gaat, is verbetering van de handicap niet te verwachten.
Wel is door intensieve begeleiding en het behandelen van de alcoholproblematiek een reële kans op recidivevermindering.
Voor de eerste twee ten laste gelegde feiten is betrokkene door de combinatie van gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens en zijn inadequate copingsmechanismen (erg veel alcohol drinken) sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De verstandelijke handicap heeft betrokkene steeds ernstig belemmerd: hij is slecht in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien en zijn gedragskeuzes daarop af te stemmen.
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van zwakzinnigheid. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van alcoholmisbruik en cannabisafhankelijkheid, dat de functie heeft van spanningsreductie.
De kans op recidive bij betrokkene is in het licht van zijn voorgeschiedenis zeer groot. De combinatie van zwakzinnigheid, cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik en weerstand tegen hulpverlening is onveranderd gebleven de afgelopen jaren.
Inmiddels is wel duidelijk dat het niet gelukt is betrokkene ambulant te begeleiden en te behandelen. Betrokkene blijft onveranderd delictgevaarlijk.
Gezien het hoge recidiverisico en de kans op escalatie van de delicten is het noodzakelijk dat betrokkene wordt behandeld in een klinische setting, waarbij rekening gehouden moet worden met de verstandelijke handicap van betrokkene. Een vrijwillige behandeling, of behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden wordt in verband met betrokkene’s beperkingen niet geadviseerd en moet als onhaalbaar worden beschouwd.
Gezien de persoonlijkheid en het ontwikkelingsniveau van betrokkene op het moment dat hij de ten laste gelegde feiten pleegde, in combinatie met de verstandelijke handicap geef ik de rechtbank in overweging betrokkene volgens het jeugdstrafrecht te berechten.
De rapporteur adviseert de rechtbank om betrokkene een PIJ-maatregel op te leggen. De rapporteur is van mening dat het recidivegevaar niet anderszins is af te wenden dan betrokkene met deze maatregel te doen laten opnemen in een SGLVG-instelling: (sterk gedragsgestoord en licht verstandelijk gehandicapt-instelling) bijv. Hoeve Boschoord.
Het psychologisch rapport van drs. H. Kruikemeier, gedateerd 20 maart 2009, houdt onder meer het volgende in:
Risicotaxatie
De score op dit risicotaxatie/instrument geeft aanleiding om het risico op gewelddadig gedrag in zijn algemeenheid als hoog te taxeren.
Onderzochte is een 20-jarige, verstandelijk gehandicapte jongeman van Marokkaanse afkomst, die op een ontwikkelingsniveau van ongeveer 6 jaar functioneert. Zowel qua intelligentie als qua sociale redzaamheid is het ontwikkelingsprofiel disharmonisch.
Er zijn problemen met het reguleren van zijn agressie, waarbij hij door opmerkingen over zijn beperkingen snel gekrenkt is. Hij is sterk beïnvloedbaar door leeftijdsgenoten.
Door zijn niet-afwijkende en gave uiterlijk, zijn disharmonisch ontwikkelingsprofiel, zijn manier van presenteren en de ervaringen die hij in de afgelopen jaren heeft opgedaan, waardoor hij streetwise is geworden, is zijn handicap door zijn omgeving niet onderkend geweest en is hij lange tijd op veel gebieden van het leven fors overvraagd geweest.
Onderzochte heeft een gebrekkige ontwikkeling van geestesvermogens in de vorm van een verstandelijke handicap, waarbij zijn verstandelijke vermogens zijn te vergelijken met die van een ongeveer 6/jarig kind. Er is eveneens sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van misbruik van alcohol en cannabisafhankelijkheid.
Door de combinatie van diverse factoren, waaronder de zeer beperkte verstandelijke vermogens, een bij dit niveau behorende beperkte gewetensfuncties, impulscontroleproblemen en ernstige alcoholproblematiek, zijn de mogelijkheden om zijn gedrag te sturen nog maar nauwelijks aanwezig geweest.
Uitgaande van de bevindingen van dit onderzoek acht ik onderzochte daarom ten aanzien van deze hem tenlastegelegde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Het recidiverisico is hoog. Onderzochte vormt met zijn gedrag een ernstig gevaar voor zijn omgeving bijv. in de vorm van een ander ernstig lichamelijk letsel of psychisch leed toebrengen. Tevens lijkt er sprake van een gevaar voor escalatie: doordat in onbegeleide situaties de stress, en dus het alcoholgebruik en de daarmee gepaard gaande ontremming van zijn gedrag, verder zullen toenemen, zal de kans op het plegen van strafbare feiten toenemen. Onderzochte zal ook in toenemende mate door anderen ge- en misbruikt kunnen worden.
Om de hoge kans op recidive en het gevaar van escalatie te minimaliseren en voor zijn algehele welzijn, is een op zijn niveau afgestemde begeleiding en behandeling noodzakelijk. Om dit op een voor alle betrokkenen veilige manier te doen, lijkt het mij aangewezen dat hem in een gesloten setting daartoe de kaders worden aangereikt en bewaakt. Onderzochte heeft immers bewezen niet in staat te zijn tot het naleven van voorwaarden, hetgeen redelijkerwijs met zijn zeer beperkte verstandelijke vermogens en het verstoken zijn geweest van structurerende begeleiding ook niet van hem verwacht had kunnen worden. Gegeven de zeer gebrekkige ontwikkeling, waarbij onderzochte verstandelijk te vergelijken is met een kind van zes jaar, geef ik de rechtbank in overweging om jeugdstrafrecht toe te passen en een PIJ-maatregel op te leggen om onderzochte zodanig te behandelen en te begeleiden dat recidive wordt voorkomen en onderzochte voldoende wordt beschermd.
Ik acht het van groot belang dat onderzochte die opvoeding, verzorging, ondersteuning en regulering krijgt die hij nodig heeft en die hij de afgelopen jaren heeft moeten ontberen. In dat kader adviseer ik de rechtbank om onderzochte een behandeling in een SGLVG/behandelcentrum op te leggen, waar onderzocht kan worden hoe zijn alcoholverslaving hanteerbaar kan worden, welke begeleiding onderzochte nodig heeft om, passend bij zijn mogelijkheden, adequaat te kunnen functioneren en wat een haalbaar toekomstperspectief ten aanzien van wonen en werken is.
Er is overleg geweest met de intakecoördinator van het SGLVG-behandelcentrum Hoeve Boschoord, die aangaf dat betrokkene met de geschetste problematiek voor behandeling in aanmerking zou kunnen komen.
Met de conclusie van voormelde rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Voorts slaat de rechtbank acht op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatie-
register, gedateerd 25 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte meermalen
voor geweldsdelicten is veroordeeld.
- het voorlichtingsrapport van mevrouw M. Helderman, werkzaam bij Brijder verslavingszorg te Alkmaar, van 10 maart 2009.
- de verklaring ter terechtzitting van de getuige-deskundige mevrouw M.M. de Geus, werkzaam bij Brijder verslavingszorg te Alkmaar, waarin zij het rapport van mevrouw Helderman nader heeft toegelicht en zich geconformeerd heeft aan het door de gedragsdeskundigen gegeven advies om aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De rechtbank is, gelet op het onderzoek op de terechtzitting, van oordeel dat aan het door de wet vereiste gevaarscriterium, te weten in dit geval dat de algemene veiligheid van personen of goederen opleggen van de maatregel eist, is voldaan. Bovendien blijkt uit de met betrekking tot de verdachte uitgebrachte rapportages dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Voor de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten is voorlopige hechtenis toegelaten.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan.
Het voorstel van de raadsvrouw om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen zal de rechtbank niet volgen, nu een dergelijke maatregel niet door de deskundigen wordt geadviseerd en nu gelet op de hierboven beschreven problematiek evenmin resultaat van een zodanige maatregel valt te verwachten.
De rechtbank zal daarom plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen bevelen.
Gelet op de in de rapporten omschreven problematiek van de verdachte en gelet op de op de terechtzitting verkregen informatie, adviseert de rechtbank de verdachte in het kader van de te bevelen maatregel te plaatsen in Hoeve Boschoord te Boschoord, deel uitmakend van de Stichting Trajectum, dan wel in een soortgelijke inrichting.
9. Vordering van de benadeelde partij:
De benadeelde partij [naam slachtoffer 4], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 364,70 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
10. Bevel gevangenneming:
Op 16 maart 2009 heeft de rechtbank, gelet op het bepaalde in het derde lid van artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), de voorlopige hechtenis met ingang van 17 maart 2009 te 10.00 uur opgeheven.
Inmiddels is echter gebleken dat in de onderhavige strafzaak de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geboden is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen. Derhalve moet thans worden geoordeeld dat artikel 67a lid 3 Sv niet aan de orde is, zodat de rechtbank de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77c, 77s, 77gg, 266, 267, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 65, 66 en 67 van het Wetboek van
Strafvordering zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
Adviseert als plaats van de tenuitvoerlegging van de maatregel Hoeve Boschoord te Boschoord dan wel een soortgelijke inrichting.
• Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet ontvankelijk in diens vordering.
• Beveelt de gevangenneming van verdachte en bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het Huis van Bewaring te Alkmaar c.q. enig ander Huis van Bewaring in Nederland.
Deze beslissing wordt om praktische redenen heden ook in een afzonderlijke beslissing vervat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.O.P. Roché, voorzitter
mr. P.H.B. Littooy, en mr. T.H. Bosma, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2009.