RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810030-09 (P)
Datum uitspraak : 7 juli 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
thans gedetineerd in: PI Noord-Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie die ertoe strekt dat de rechtbank:
- het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren;
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1. primair
hij op of omstreeks 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder opzettelijk een persoon, genaamd [naam slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam betrokkene 1] en/of [naam betrokkene 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte die [naam slachtoffer 1] (op de openbare weg en/of onder bedreiging van een mes) bij de keel en/of de kleding gegrepen en/of (vervolgens) in zijn, verdachte's, woning getrokken/meegenomen en/of de deur van die woning op slot gedaan en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] (met elektriciteitsdraad) aan zijn handen en/of voeten vastgebonden en/of die [naam slachtoffer 1] gezegd, dat hij zijn vrienden moest bellen en/of die vrienden moest zeggen, dat zij naar het [adres] moesten komen en/of heeft hij, verdachte, (een van) die vriend(en)
(telefonisch) medegedeeld dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had en/of dat hij, verdachte, een mes op de keel van die [naam slachtoffer 1] had en/of dat zij (die vrienden) nu naar het [adres] moesten komen en/of dat hij, verdachte, (anders) die [naam slachtoffer 1] zou neersteken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
1 subsidiair
hij op of omstreeks 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [naam slachtoffer 1] (op de openbare weg en/of onder bedreiging van een mes) bij de keel en/of de kleding gegrepen en/of (vervolgens) in zijn, verdachte's, woning getrokken/meegenomen en/of de deur van die woning op slot gedaan en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] (met elektriciteitsdraad) aan zijn handen en/of voeten vastgebonden en/of vastgebonden gehouden;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 1]), bij de keel heeft gegrepen en/of een of meerdere malen tegen/op het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van de hoofdagent van politie [naam opsporingsambtenaar] (van de regio Noord-Holland Noord, afd. Den Helder en Texel) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van inbraak in zijn, verdachte's, woning (gelegen aan [adres], aldaar);
4.
hij op of omstreeks 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek jullie zelf neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdediging is van mening dat het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 bewezen kan worden verklaard. Voorts acht de raadsman het doen van valse aangifte, ten laste gelegd onder 3, niet bewezen. In de visie van de raadsman kan ook de bedreiging van [naam slachtoffer 2], zoals ten laste gelegd onder 4 niet worden bewezen, nu hiervoor alleen de verklaring van aangever als bewijs kan dienen. Voor deze feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
5. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, welke blijken uit de hierna te vermelden bewijsmiddelen.
In de vroege ochtend van 25 januari 2009 was [naam slachtoffer 1] met zijn vrienden [naam slachtoffer 2], [naam betrokkene 1] en [naam betrokkene 2] op weg naar huis. Toen [naam slachtoffer 1] zijn fiets wilde pakken en even van zijn vrienden verwijderd was, werd hij benaderd door de verdachte. [naam slachtoffer 1] werd bij zijn keel vastgegrepen en met een mes bedreigd . De verdachte deelde [naam slachtoffer 1] mee dat [naam slachtoffer 1] bij hem had ingebroken en dat hij met hem, verdachte, mee moest. Daarbij uitte de verdachte meerdere malen de bedreiging dat hij [naam slachtoffer 1] de strot zou doorsnijden. Vervolgens pakte de verdachte [naam slachtoffer 1] bij zijn kraag vast en sleepte hij [naam slachtoffer 1] mee naar zijn woning. [naam slachtoffer 1] is door de verdachte op een bank in de woonkamer gegooid, door de verdachte meerdere malen geslagen op zijn hoofd en meerdere malen met de dood bedreigd, ook in aanwezigheid van twee later gearriveerde kennissen van de verdachte . De verdachte wilde dat [naam slachtoffer 1] zijn vrienden zou bellen om te zeggen dat zij moesten komen en dat verdachte anders [naam slachtoffer 1] zou afmaken. De vrienden van [naam slachtoffer 1] vroegen zich inmiddels af waar [naam slachtoffer 1] was gebleven en [naam slachtoffer 2] belde naar het nummer van de mobiele telefoon van [naam slachtoffer 1] . De verdachte nam de telefoon op en zei tegen hem: “Ik heb jullie vriend, en jullie komen nu hierheen naar het [adres] terug, ik heb een mes op zijn keel en steek hem neer!” Enige tijd later werd [naam slachtoffer 2] gebeld. [naam slachtoffer 2] herkende in het scherm het nummer van [naam slachtoffer 1] en hoorde de man die hij eerder aan de telefoon had gehad zeggen: “Jullie moeten terugkomen naar het [adres]. Ik steek jullie zelf neer”. [naam slachtoffer 2] voelde zich erg bedreigd door de verdachte en was bang dat de verdachte zijn vriend en hen zou neersteken. Vervolgens heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] bevolen op de bank te gaan liggen, waarna hij [naam slachtoffer 1] met een elektriciteitsdraad aan handen en voeten heeft vastgebonden. [naam slachtoffer 1] kon zich als gevolg hiervan niet meer bewegen. Terwijl [naam slachtoffer 1] zich in deze positie bevond heeft verdachte [naam slachtoffer 1] wederom meermalen op het hoofd geslagen. Verdachte verliet toen de woning om de vrienden van [naam slachtoffer 1] te zoeken, maar keerde kort daarop terug, op de voet gevolgd door de inmiddels gearriveerde politieagenten.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd,. De rechtbank sluit niet uit dat daadwerkelijk een inbraak in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden en voorts heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte het opzet heeft gehad om in strijd met de waarheid aangifte te doen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft verdachte [naam slachtoffer 1] op de openbare weg en onder bedreiging van een mes, bij de keel en de kleding gegrepen en vervolgens in zijn, verdachte’s, woning getrokken
en
opzettelijk [naam slachtoffer 1] van de vrijheid beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam betrokkene 1] en/of [naam betrokkene 2], te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte vervolgens [naam slachtoffer 1] met elektriciteitsdraad aan zijn handen en voeten vastgebonden en [naam slachtoffer 1] gezegd, dat hij zijn vrienden moest bellen en die vrienden moest zeggen, dat zij naar het [adres] moesten komen en heeft hij, verdachte, een van die vrienden telefonisch medegedeeld dat hij, verdachte, [naam slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had en dat hij, verdachte, een mes op de keel van [naam slachtoffer 1] had en dat zij, die vrienden, nu naar het [adres] moesten komen en dat hij, verdachte, anders [naam slachtoffer 1] zou neersteken;
2.
hij op 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [naam slachtoffer 1], meerdere malen tegen/op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 25 januari 2009 in de gemeente Den Helder [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik steek jullie zelf neer”.
5. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
De voorgezette handeling van:
de voorgezette handeling van:
wederrechtelijke vrijheidsberoving
en
gijzeling
4.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Samenloop
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 is de officier van justitie van mening dat er sprake is van meerdaadse samenloop.
De raadsman heeft aangevoerd dat het door verdachte aangewende geweld, zoals ten laste gelegd onder 2, is gebruikt om het slachtoffer binnen de woning te houden, zodat sprake is van eendaadse samenloop.
Naar de oordeel van de rechtbank vallen de feiten 1 en 2 niet aan te merken als eendaadse samenloop. De mishandeling dient als een afzonderlijk strafbaar feit te worden gezien, maar wel in het kader van een voortgezette handeling.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte terzake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde zal verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Brijder Verslavingszorg, ook indien deze inhouden het volgen van een agressieregulatietraining en het volgen van een behandeling bij Brijder Verslavingszorg en zich daarvoor actief zal inzetten.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest van verdachte, nu van een langere gevangenisstraf in de visie van de raadsman geen meerwaarde valt te verwachten. Behandeling van de verdachte acht de raadsman zinvol en de verdachte heeft zich hiertoe bereid verklaard.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder het is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft een voor hem onbekende jongeman onder bedreiging met een mes en tegen zijn wil van de straat meenomen naar zijn woning, omdat de verdachte in de veronderstelling verkeerde met één van de daders te maken te hebben van een inbraak die eerder in de nacht in de woning van de verdachte zou hebben plaatsgevonden. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer enige tijd in zijn woning gegijzeld gehouden, waarbij het slachtoffer is bedreigd met de dood, is mishandeld en is gekneveld. Het slachtoffer heeft telefonisch contact moeten leggen met zijn vrienden en vervolgens heeft de verdachte, onder dreiging [naam slachtoffer 1] wat aan te doen, getracht deze vrienden te dwingen hem op een bepaalde plek te ontmoeten. De verdachte heeft hierbij ook één van de vrienden van [naam slachtoffer 1] met de dood bedreigd. Het slachtoffer heeft al deze tijd in doodsangst verkeerd. Naar de ervaring leert zal het slachtoffer nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hem is overkomen. Uit de bijlage bij de vordering van de benadeelde partij blijkt hoezeer het gebeuren het leven van het slachtoffer nog steeds beheerst. De rechtbank rekent verdachte het persoonlijk leed dat het bewezen verklaarde teweeg heeft gebracht in ernstige mate aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 januari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake geweldsdelicten is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden in herhaling te vallen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de psychologische rapportage met betrekking tot de verdachte, gedateerd 31 maart 2009 en opgesteld door drs. D. Lettinga, waaruit blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis in de agressieregulatie. Als gevolg hiervan wordt de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Brijder Verslavingszorg gedateerd 7 mei 2009 en opgesteld door mevrouw L. Rademaker, als reclasseringswerker aldaar werkzaam In beide rapportages wordt geadviseerd de verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: dat verdachte zich actief zal inzetten bij een agressie regulatiebehandeling binnen de FPA te Heiloo of een soortgelijke instelling en dat verdachte zich actief zal inzetten bij een door Brijder verslavingszorg geïndiceerde behandeling.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf passend en geboden is, zij het dat de rechtbank een lagere gevangenisstraf passend acht dan door de officier van justitie is gevorderd. Om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw te recidiveren, zal een deel van de straf worden opgelegd in voorwaardelijke vorm. Aan dat voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een bijzondere voorwaarde verbinden om verdachte te steunen in zijn voornemen een behandeling te volgen.
8. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1.547,30 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Bij faxbericht van 22 juni 2009 heeft de benadeelde partij, door tussenkomst van zijn raadsman mr. K. Dirlik, de vordering aangevuld tot een bedrag van € 3.315,30. Mr. Dirlik heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht.
De vordering van de benadeelde partij is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
1. immateriële schade (voorlopig): € 2.500,00,
2. treinkaartje naar Slachtofferhulp: € 9,60;
3. kosten medische verklaring: € 37,70.
Voorts heeft de benadeelde partij vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand gevraagd tot een bedrag van € 768,00.
De benadeelde partij heeft tevens verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, en daarnaast verzocht om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geconcludeerd dat deze in haar geheel kan worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft geen bezwaar met betrekking tot de gevorderde kosten van het treinkaartje en van de medische verklaring. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de raadsman betoogd zich te kunnen vinden in het aanvankelijk gevorderde bedrag van € 1.500,00.Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand is de raadsman van mening dat, nu nog niet duidelijk is of aan de benadeelde partij een toevoeging door de Raad voor de Rechtsbijstand zal worden verstrekt, de kosten nog niet eenvoudig zijn vast te stellen. Derhalve dient de benadeelde partij in de vordering op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 2.547,30 kan de vordering worden toegewezen. Dit bedrag is uit de volgende onderdelen opgebouwd:
1. immateriële schadevergoeding: € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 25 januari 2009;
2. treinkaartje naar Slachtofferhulp: € 9,60;
3. kosten medische verklaring: € 37,70.
De vordering tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand zal worden afgewezen, nu thans nog niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 57, 282a en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Brijder Verslavingszorg, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien deze inhouden het volgen van een behandeling bij Brijder Verslavingszorg en het volgen van een behandeling bij de FPA te Heiloo.
Verstrekt aan de eerstgenoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], p/a Knuwer & Creutzberg Advocaten, t.a.v. mr. K. Dirlik, Postbus 75, 1800 AB Alkmaar, tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.547,30, (tweeduizend vijfhonderd zevenenveertig euro en 30 cent) als schadevergoeding. Bepaalt dat de immateriële schadevergoeding ad € 2.500,00 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2009.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.547,30 (tweeduizend vijfhonderd zevenenveertig euro en 30 cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.